ECLI:NL:RBAMS:2023:8485

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
C/13/686493 / HA ZA 20-697
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake de ontvankelijkheid van claimstichtingen in collectieve actie tegen Mercedes en dealers

In deze zaak, die op 7 juni 2023 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben twee claimstichtingen, Stichting Diesel Emissions Justice (SDEJ) en Stichting Car Claim, rechtsvorderingen ingesteld tegen Mercedes-Benz Group AG en verschillende Mercedes-dealers. De rechtbank heeft in een tussenvonnis vragen gesteld over de ontvankelijkheid van de claimstichtingen, met name over de omvang van hun achterban en de financieringsovereenkomsten die zij hebben gesloten met procesfinanciers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de claimstichtingen niet hebben aangetoond dat zij opkomen voor een daadwerkelijk bestaande achterban en dat er onvoldoende verifieerbare stellingen zijn over het aantal bij hen aangesloten belanghebbenden. De rechtbank heeft SDEJ en Car Claim verzocht om aanvullende gegevens te verstrekken over hun achterban en de procesfinanciering, en heeft bepaald dat de financieringsovereenkomsten integraal moeten worden overgelegd. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank de ontvankelijkheid van de claimstichtingen en het toepasselijk recht zal beoordelen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Vonnis van 7 juni 2023
in de op de rol gevoegde zaken
C/13/686493 / HA ZA 20-697 van
de stichting
STICHTING DIESEL EMISSIONS JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s,
advocaat mr. L.C.M. Berger te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
MERCEDES-BENZ GROUP AG
(voorheen Daimler AG),
gevestigd te Stuttgart, Duitsland,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERCEDES-BENZ NEDERLAND B.V.
(voorheen Mercedes-Benz Vans Nederland B.V. en Mercedes-Benz Cars Nederland B.V.),
gevestigd te Nieuwegein,
advocaat mr. J.S. Kortmann te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASV AUTOMOBIELBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Veghel,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO KÖKCÜ B.V.,
gevestigd te Vijfhuizen,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO WÜST DORDRECHT B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO WÜST HELLEVOETSLUIS B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO WÜST B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DRIEL AUTOBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Liempde,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOUWMAN MB G B.V.
(voorheen Automotions MB B.V.),
gevestigd te ’s-Gravenhage,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOUWMAN MB R B.V.
(voorheen Automotions MB R B.V.),
gevestigd te ’s-Gravenhage,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOSERVICE VAN DEN AKKER B.V.,
gevestigd te Uden,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAAN TWENTE B.V.,
gevestigd te Zuna,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COR MILLENAAR B.V.,
gevestigd te Amstelveen, (zie rechtsoverweging 2.12),
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOMES NOORD HOLLAND B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOUWMAN MB B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERCEDES-BENZ DEALER BEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMEETS M.B. EINDHOVEN B.V.,
gevestigd te Heerlen,
20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMEETS M.B. VENLO B.V.,
gevestigd te Heerlen,
21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMEETS M.B. ZUID-LIMBURG B.V.,
gevestigd te Heerlen,
22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STERN 1M B.V.,
gevestigd te Utrecht,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN MOSSEL MB B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
24. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WENSINK AUTOMOTIVE B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse te Amsterdam,
g e d a a g d e n,
en
C/13/695611 / HA ZA 21-60 van
de stichting
STICHTING CAR CLAIM,
gevestigd te Rotterdam,
e i s e r e s,
advocaat mr. P. Haas te Rotterdam,
tegen
de hiervoor genoemde gedaagden.
Stichting Diesel Emissions Justice zal hierna weer SDEJ worden genoemd, Stichting Car Claim Car Claim, Mercedes-Benz Group AG en Mercedes-Benz Nederland B.V. samen Mercedes en gedaagden 4 tot en met 12 en 14 tot en met 24 samen de Partners.

1.Inleiding

1.1.
Op 24 mei 2023 is de bij tussenvonnis van 21 december 2022 bevolen mondelinge behandeling gehouden inzake i) de ontvankelijkheid van SDEJ respectievelijk Car Claim volgens artikel 3:305a (oud) Burgerlijk Wetboek (BW) en ii) het toepasselijk recht, in het bijzonder in de verhouding tussen de NL Kopers en Mercedes-Benz Group AG.
1.2.
Na sluiting van de mondelinge behandeling is aangekondigd dat de rechtbank allereerst nadere instructies zal geven met betrekking tot, kort gezegd, de achterbannen en de procesfinancieringsovereenkomsten. Daarnaast is aangekondigd dat de rechtbank zal beslissen over de toelaatbaarheid van de nagekomen producties van SDEJ en Car Claim. Dit vonnis betreft uitsluitend deze onderwerpen en bevat voorts een overweging over het faillissement van Cor Millenaar B.V. (gedaagde 15).
1.3.
Artikel 22 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt, voor zover hier van belang, dat de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen kan bevelen bepaalde op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen.

2.De beoordeling

Inleiding
2.1.
In het tussenvonnis van 22 juni 2022 is beslist dat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is op deze procedures en de door SDEJ respectievelijk Car Claim ingestelde vorderingen, anders gezegd: dat, anders dan SDEJ en Car Claim hebben betoogd, de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (de WAMCA) in deze zaken niet van toepassing is.
2.2.
Artikel 3:305a (oud) BW luidt, voor zover hier van belang:
1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voorzover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.
2. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is (…) niet ontvankelijk, indien met de rechtsvordering de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld onvoldoende gewaarborgd zijn.
De achterbannen
2.3.
SDEJ en Car Claim hebben in hun dagvaardingen de toepasselijkheid van de WAMCA als uitgangspunt genomen. Mercedes en de Partners voeren aan dat SDEJ en Car Claim niet hebben aangetoond dat zij opkomen voor een daadwerkelijk bestaande, voor deze zaken relevante achterban en dat zij geen verifieerbare stellingen hebben ingenomen over het aantal bij hen aangesloten belanghebbenden. Mercedes en de Partners voeren voorts aan dat zij niet of nauwelijks klachten hebben ontvangen over hun dieselvoertuigen. Mercedes en de Partners achten een en ander eens te meer van belang omdat SDEJ en Car Claim ad hoc zouden zijn opgericht door Amerikaanse advocatenkantoren met eigen commerciële doelstellingen.
2.4.
SDEJ stelt hier tegenover dat op 12 mei 2023 15.456 Mercedes-dieselvoertuigen bij haar waren geregistreerd en dat de aanmelders hun steun hebben uitgesproken voor haar werkzaamheden en de door haar aanhangig gemaakte procedure. Car Claim stelt tegenover het verweer van Mercedes en de Partners dat zich op 24 mei 2023 ongeveer 6.000 Autobezitters (zoals gedefinieerd in haar dagvaarding) bij haar hadden aangemeld.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het zogenoemde waarborgvereiste uit artikel 3:305a lid 2 (oud) BW heeft tot doel belangenorganisaties met onzuivere motieven te weren. Of de belangen waarop de collectieve actie ziet voldoende zijn gewaarborgd moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat bij de beoordeling of met de collectieve actie de belangen van de betrokken personen al dan niet voldoende zijn gewaarborgd, de rechter dient te onderzoeken i) in hoeverre de betrokkenen uiteindelijk baat hebben bij de collectieve actie indien het gevorderde wordt toegewezen en ii) in hoeverre erop vertrouwd mag worden dat de eisende organisatie over voldoende kennis en vaardigheden beschikt om de procedure te voeren. In de wetsgeschiedenis worden een aantal factoren genoemd die bij de beantwoording van deze vragen in algemene zin een rol kunnen spelen. De omvang van de groep benadeelden die zijn aangesloten bij de belangenorganisatie en in hoeverre zij de collectieve actie ondersteunen zijn zulke factoren. Artikel 3:305a (oud) BW stelt, anders dan het huidige artikel 3:305a lid 2 BW, voor ontvankelijkheid in een collectieve actie niet de eis dat de belangenorganisatie voldoende representatief is. Wel kunnen de factoren die een rol spelen bij de beoordeling van de representativiteit van een belangenorganisatie worden meegewogen bij de beoordeling of is voldaan aan het waarborgvereiste. De wetsgeschiedenis benadrukt dat het aantal benadeelden dat is aangesloten bij een belangenorganisatie geen formeel vereiste is. Het vormt wel een belangrijke aanwijzing dat is voldaan aan het waarborgvereiste, maar moet niet altijd doorslaggevend zijn.
2.6.
Tegen deze achtergrond heeft de rechtbank behoefte aan inzicht in de volgende, door SDEJ respectievelijk Car Claim bij akte te verstrekken gegevens:
a. het aantal individuele belanghebbenden dat per 1 juni 2023 specifiek voor de vorderingen jegens Mercedes en de Partners bij haar is aangesloten (hierna: belanghebbenden);
b. op welke wijze hebben belanghebbenden zich aangemeld;
c. welke contactgegevens hebben zij opgegeven (waarbij het niet om die contactgegevens zelf gaat);
d. zijn zij al dan niet in Nederland woonachtig;
e. welke gegevens hebben zij over het betrokken voertuig opgegeven (waarbij het niet om die gegevens zelf gaat);
f. zijn zij koper of lessee van het betrokken voertuig;
g. bevinden zich onder hen eigenaren of lessees van meer dan een voertuig en, zo ja, om hoeveel voertuigen gaat het;
h. welk bedrag heeft ieder van hen aan haar betaald of is ieder van hen aan haar verschuldigd;
i. heeft zij met ieder van hen een overeenkomst gesloten over het af te dragen percentage indien de belanghebbende een vergoeding ontvangt van Mercedes en/of de Partners en zo ja, hoe luidt deze overeenkomst;
j. op welke wijze heeft ieder van hen de inbreng van de belanghebbenden georganiseerd bij de te nemen vervolgstappen.
De rechtbank verzoekt SDEJ en Car Claim bij hun akte een verklaring van een accountant te voegen over de juistheid van de verstrekte gegevens.
2.7.
Los van het voorgaande verzoekt de rechtbank SDEJ en Car Claim in hun akte te vermelden of de belanghebbenden het/de voertuig(en) hebben gekocht van een Partners en, zo ja, van welke.
De procesfinancieringsovereenkomsten
2.8.
Niet in geschil is dat de zaak van SDEJ wordt gefinancierd door Consumer Justice Network B.V. en die van Car Claim door CF ND Car Ltd. Mercedes en de Partners betogen dat de desbetreffende overeenkomsten in het geding moeten worden gebracht. Zij voeren aan dat zeker moet zijn dat de procesfinanciers geen oneigenlijke invloed kunnen uitoefenen. SDEJ en Car Claim (als haar verweer dat zij niet gehouden is de overeenkomst in het geding te brengen wordt gepasseerd) zijn op zichzelf bereid om de financieringsovereenkomsten in het geding te brengen, maar wensen delen van de aan Mercedes en de Partners ter beschikking te stellen afschriften onleesbaar te maken. Dit betreft in het bijzonder het voor ieder van hen beschikbare budget.
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is het met het oog op de beoordeling van de ontvankelijkheid van SDEJ en Car Claim noodzakelijk dat zij hun financieringsovereenkomsten integraal, zonder onleesbaar gemaakte delen aan de rechtbank overleggen. Dit geldt ook voor de bijlagen, met uitzondering van de bijlage(n) betreffende de rechtsverhouding tussen SDEJ respectievelijk Car Claim en haar advocaat. Daarbij verlangt de rechtbank ook een bevestiging dat de aldus verstrekte stukken alle afspraken bevatten tussen SDEJ respectievelijk Car Claim en haar financiers. Op deze wijze kan de rechtbank zich ervan vergewissen dat SDEJ en Car Claim over voldoende middelen beschikken om de kosten van hun zaken te dragen en dat de zeggenschap in deze zaken in voldoende mate bij henzelf ligt. In de aan Mercedes en de Partners ter beschikking te stellen afschriften van de procesfinancieringsovereenkomsten mogen SDEJ en Car Claim desgewenst het voor ieder van hen beschikbare budget onleesbaar maken. Mercedes en de Partners hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt. Voor het onleesbaar maken van (andere) commercieel gevoelige informatie ziet de rechtbank geen aanleiding. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het overleggen van deze informatie afbreuk zou (kunnen) doen aan de positie in en buiten deze zaken van SDEJ en Car Claim en de personen voor wie zij opkomen.
De nagekomen producties
2.10.
SDEJ en Car Claim hebben Mercedes, de Partners en de rechtbank vóór de mondelinge behandeling nadere producties doen toekomen. Bij SDEJ gaat het om de producties 88 tot en met 126, bij Car Claim gaat het om de producties 19 tot en met 131. Mercedes en de Partners hebben hiertegen bezwaar gemaakt, althans aangevoerd dat zij ter zitting niet voldoende gelegenheid hebben gehad om op alle producties te reageren.
2.11.
De rechtbank laat de bedoelde producties toe. Deze zijn weliswaar laat ingediend en beslaan in totaal een aanzienlijk aantal pagina’s, maar overschrijden – mede gelet op het tot de mondelinge gevoerde debat – niet de grenzen van het aanvaardbare. Indien en voor zover een of meer van deze producties van belang (blijken te) zijn voor het oordeel over de ontvankelijkheid van SDEJ en Car Claim en/of het toepasselijk recht zal de rechtbank, alvorens te beslissen, Mercedes en de Partners in de gelegenheid stellen zich bij akte (nader) uit te laten over de desbetreffende producties.
Faillissement Cor Millenaar
2.12.
De rechtbank heeft kennis genomen van het faillissement van Cor Millenaar B.V. (gedaagde 15). Partijen kunnen zich in de te nemen akten desgewenst uit te laten over de gevolgen van dit faillissement voor deze procedures.
Slot
2.13.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor de hiervoor onder 2.5, 2.6, 2.8 en 2.12 bedoelde akte aan de zijde van SDEJ respectievelijk Car Claim. Nadat SDEJ en Car Claim hun akte hebben genomen, zullen Mercedes en de Partners in de gelegenheid worden gesteld op een termijn van vier weken daarna een antwoordakte te nemen. Nadat SDEJ en Car Claim hun antwoordakte hebben genomen, zal de datum worden bepaald waarop vonnis zal worden gewezen over (i) de ontvankelijkheid van SDEJ en Car Claim en (ii) het toepasselijk recht.
2.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verwijst de zaken naar de rol van
5 juli 2023voor de hiervoor onder 2.5, 2.6, 2.8 en 2.12 bedoelde akte aan de zijde van SDEJ respectievelijk Car Claim;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. M.C.H. Broesterhuizen en mr. M.L.S. Kalff, rechters, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.