ECLI:NL:RBAMS:2023:8481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
13/287018-23 (aanvullende toestemming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van vervolging en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke vrijheidsstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2023 een beslissing genomen op een verzoek van de Zweedse autoriteiten om toestemming te verlenen voor de uitbreiding van de vervolging en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf. Het verzoek werd ingediend door de officier van justitie op 1 november 2023 en betreft een overgeleverde persoon die in Zweden is geboren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de overgeleverde persoon in de gelegenheid is gesteld om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat de overgeleverde persoon recht heeft op effectieve rechterlijke bescherming en dat de voorhanden zijnde stukken toereikend zijn om een beslissing te nemen. De rechtbank verleent toestemming voor de uitbreiding van de tenuitvoerlegging en vervolging van de feiten zoals vermeld in het verzoek, op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW. Deze beslissing is genomen met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging van de overgeleverde persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/287018-23
Datum beslissing: 12 december 2023
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 1 november 2023, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging en voor de (eventuele) tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door
the Swedish Prosecution Authority(Zweden) op 30 oktober 2023 en betreft:
[overgeleverde persoon] ,
geboren op [geboortedag] in [geboorteplaats] (Zweden),
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Het Openbaar Ministerie van Zweden kan worden aangemerkt aan een uitvaardigende rechterlijke autoriteit in de zin van het Kaderbesluit. Ook is voldaan aan het vereiste van het recht op effectieve rechterlijke bescherming. [1]
De overgeleverde persoon is op 26 oktober 2023, in het bijzijn van zijn advocaat, over dit verzoek gehoord door de politie in Umeå (Zweden). De samengevatte vertaling van het proces-verbaal van verhoor houdt onder meer het volgende in:
“ [overgeleverde persoon] is informed that the Netherlands demand that [overgeleverde persoon] be heard in
accordance with a consent to surrender for other offences.
What is your position as to also being sentenced for the offences you were prosecuted
for previously, i.e. assault, attempted violence against a public official, threat against a
public official, minor narcotics offence and violent resistance?
Denies committing the offences. Does not want them to be included in the same trial
What is the reason for this position?
As mentioned, it’s a lot at the moment. The case is a major one involving gross offences
and a lot to focus on. I just want to focus on this big case.
What is your position in relation to a surrender for other offences, i.e. to the public
prosecutor requesting authorisation from Dutch authorities?
That wouldn't really be playing by the rules, I think. The Dutch authorities made it clear
to me that I would only be convicted of the offences I was sent back home for.
Do you think that those requirements have been met?
I think it’s strange, it’s a totally different case, so I don’t want to include it in the same
trial, because the Dutch authorities were clear about why they surrendered me.
The request for surrender for other offences will also include a request for consent from
the Netherlands to declare forfeited the conditional release from your previous prison
sentence, in the event of a conviction. What is your position in relation to that?
No, as I said, I could do it afterwards as well. I don’t want it to be declared forfeited just
now.”
Uit het betreffende proces-verbaal leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken [2] .
De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
Voor zover het verzoek niet ziet op toestemming voor vervolging voor andere feiten dan waarvoor de overlevering is toegestaan maar op toestemming voor een nog te nemen beslissing over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die voor andere feiten is opgelegd dan waarvoor de overlevering is toegestaan, komt het ook voor toewijzing in aanmerking. Zonder toestemming van de rechtbank mag die voorwaardelijke straf immers niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij zich een van de andere uitzondering op het specialiteitsbeginsel als bedoeld in artikel 27, derde lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ zich voordoet.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor uitbreiding van de tenuitvoerlegging en de vervolging van
[overgeleverde persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 12 december 2023 door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 12 december 2019, ECLI:EU:C:2019:1078 (XD)
2.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/2 1 PPU en C-429/2 1 PPU, ECLI:EU:C:202 1:876, punt 63.