Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , uit Amsterdam, eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
De heer [naam 2] verzocht, namens Funderingstechnieken [naam 3] , de toezichthouder om akkoord te gaan met het (dicht)storten van de (werk)vloer en funderingspalen. De funderingspalen zijn aangebracht op ongeveer dezelfde hoogte als de bestaande souterrainvloer. Het uitvoeren van deze handeling is niet in overeenstemming met de reeds verleende omgevingsvergunning met zaaknummer Z2021-Z002967 (OLO 5568133). Daarbij zijn de funderingspalen aangebracht op ongeveer dezelfde hoogte als de bestaande souterrainvloer. Dit is niet in overeenstemming met de omgevingsvergunning en resulteert in een overtreding.”
“Wij leggen u, de heer [eiser 1] , de last op om onmiddellijk de bouwwerkzaamheden aan het pand op het adres [adres 2] in Amsterdam te (laten) stoppen. Voor het stilleggen gebruiken wij onze bevoegdheid om in spoedeisende gevallen bestuursdwang toe te passen. Dit mogen wij dan doen zonder voorafgaande last en zonder voorafgaand besluit. Deze lastgeving is een tijdelijke maatregel. Wij nemen later een definitief besluit over uw (bouw)werkzaamheden. De werkzaamheden zijn op 2 november 2021 stilgelegd. Met dit besluit bevestigen wij de stillegging. [..]
inmiddels is een aanvraag geweest om in afwijking van de eerder verleende vergunning te bouwen en deze is op4 januari 2022 verleend (zaaknummer Z2021-Z007S98). Dit betekent dat geen sprake meer is van een overtreding en de bouwstop kan worden opgeheven. Middels deze brief bevestigen wij de opheffing van de bouwstop. Hiermee wordt tevens voldaan aan uw verzoek, d.d. 3 november 2021, om de bouwstop op te heffen.” Ook hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt, voor zover verweerder daarbij (ongemotiveerd) heeft beslist op het verzoek om onmiddellijke opheffing van de bouwstop.
Beoordeling door de rechtbank
2 november 2021 mondeling de bouwwerkzaamheden te staken zonder voorafgaande schriftelijke last en om daaraan een last onder dwangsom te verbinden om de bouwwerkzaamheden gestaakt te houden. Hiermee kon verdere strijd met wettelijke voorschriften worden voorkomen en kon worden voorkomen dat verweerder voor een voldongen feit kwam te staan. Verweerder was daarbij niet gehouden om bij het opleggen van de bouwstop te onderzoeken of de bouw gelegaliseerd kon worden. [7]
2 november 2021 om (in afwijking van de omgevingsvergunning) de vloer en funderingspalen dicht te storten. Uit de vóór de inspectie op 2 november 2021 aangekondigde en uitgevoerde grond- en graafwerkzaamheden bleek dit nog niet zozeer, omdat die voor beide bouwplannen noodzakelijk waren. Verweerder was weliswaar al langer op de hoogte van het gewijzigde bouwplan, maar hij hoefde er niet van uit te gaan dat eisers dit plan al zouden uitvoeren voordat verweerder de daartoe benodigde omgevingsvergunning had verleend. Het bouwen zonder omgevingsvergunning, los van de vraag of verweerder op een dergelijke vergunning had moeten beslissen, is en blijft een risico dat voor rekening komt van eisers.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 december 2023.