ECLI:NL:RBAMS:2023:8451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/13/736296 HA RK 23-224
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bestuursleden van Stichting Sea Shepherd Global op basis van gewichtige redenen

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 20 december 2023, wordt het verzoek van Stichting Sea Shepherd Global behandeld om twee bestuursleden, [verweerder 1] en [verweerder 2], te ontslaan op grond van artikel 2:298 lid 1 BW. De rechtbank oordeelt dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de bestuursleden, die zich in het openbaar tegen de Stichting hebben gekeerd en geprobeerd hebben om de Sea Shepherd-beweging los te weken van de Stichting. De zaak is gelijktijdig behandeld met een dagvaardingsprocedure waarin de verwerende partijen de vernietiging van de ontslagbesluiten vorderden. De rechtbank concludeert dat de bestuursleden niet langer in hun functie kunnen blijven vanwege hun acties die onverenigbaar zijn met het functioneren van de Stichting. De rechtbank verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af. De beslissing is genomen door mr. R.H.C. van Harmelen, bijgestaan door griffier mr. R. Hafith, en openbaar uitgesproken door mr. R.C.J. Hamming.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/736296 / HA RK 23-224
Beschikking van 20 december 2023
in de zaak van

1.STICHTING SEA SHEPHERD GLOBAL,

te [woonplaats 1] ,
2.
[verzoeker 2],
te [woonplaats 2] ,
3.
[verzoeker 3],
te [woonplaats 3] ,
4.
[verzoeker 4],
te [woonplaats 4] (de Verenigde Staten van Amerika),
5.
[verzoeker 5],
te [woonplaats 5] (Australië),
verzoekende partijen,
hierna samen te noemen: de Stichting c.s., in enkelvoudige vrouwelijke vorm
(afzonderlijk de Stichting, [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] ),
advocaat: mr. M.J. Drop te Amsterdam,
tegen

1.[verweerder 1] ,

te [woonplaats 6] (de Verenigde Staten van Amerika),
2.
[verweerder 2],
te [woonplaats 7] (Frankrijk),
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: [verweerders] (afzonderlijk [verweerder 1] en [verweerder 2] ),
advocaat: mr. F.D. Stibbe te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift met producties, en
- de mondelinge behandeling van 8 november 2023.
1.2.
Deze zaak is op de mondelinge behandeling van 8 november 2023 gelijktijdig behandeld met de procedure met zaaknummer C/13/733696 / HA ZA 23-470 (hierna: de dagvaardingsprocedure), omdat de twee procedures met elkaar samenhangen. Daarom wordt hetgeen op 8 november in de dagvaardingsprocedure is verhandeld ook betrokken in deze procedure, en andersom. Voor een overzicht van de proceshandelingen in de dagvaardingsprocedure en hetgeen daarin op 8 november 2023 is verhandeld, verwijst de rechtbank naar het vonnis daarvan.
1.3.
Daarna is deze beschikking uitgesproken, op dezelfde dag als het vonnis in de dagvaardingsprocedure.

2.De feiten

2.1.
In 1977 is de Sea Shepherd-beweging ontstaan. De beweging stelt zich ten doel de onderwater ecosystemen beschermen. Sindsdien zijn in verschillende landen nationale Sea Shepherd-stichtingen opgericht die voor dat doel samenwerken. Deze stichtingen werven fondsen en voeren campagnes met onder andere Sea Shepherd-schepen.
2.2.
De Stichting is verantwoordelijk voor de acties en campagnes buiten de Verenigde Staten van Amerika. Ook beheert de Stichting een groot deel van de Sea Shepherd-schepen. De geregistreerde statutair bestuurders zijn op dit moment [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] .
2.3.
[verweerder 1] is de grondlegger van de Sea Shepherd-beweging. Hij en [verweerder 2] waren statutair bestuurder van de Stichting, totdat zij werden ontslagen door de andere bestuursleden. [verweerder 2] is daarnaast statutair bestuurder van SSF, de Franse stichting van de Sea Shepherd-beweging.
2.4.
[verweerder 1] was ook verbonden aan de Amerikaanse Sea Shepherd-stichting: Sea Shepherd Conservation Society (hierna: SSCS). Op een gegeven moment is een conflict tussen [verweerder 1] en SSCS ontstaan. [verweerder 1] heeft eind juli 2022 de banden met SSCS verbroken.
2.5.
Op 5 augustus 2022 heeft [verweerder 1] de overige bestuursleden van de Stichting gevraagd om een schenking of een lening van € 150.000,- in verband met zijn conflict met SSCS (“
for legal fees to fight SSCS”). Die andere bestuursleden waren toen [verweerder 2] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] . [verzoeker 3] heeft [verweerder 1] diezelfde dag geantwoord dat de Stichting als
“Dutch registered charity”niet aan zijn verzoek kon voldoen.
2.6.
Op 9 augustus 2022 hebben [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] tijdens een bestuursvergadering besloten om [verweerder 1] per direct als bestuurder te ontslaan, met als reden dat zij niet wilden dat de Stichting zou worden betrokken in het conflict tussen [verweerder 1] en SSCS. [verweerder 2] en [verweerder 1] waren niet bij deze bestuursvergadering aanwezig en waren ook niet uitgenodigd de vergadering bij te wonen. De Stichting heeft [verweerder 1] over dit ontslagbesluit geïnformeerd in een e-mail van 2 september 2022.
2.7.
In de daaropvolgende periode heeft [verweerder 1] meerdere openbare berichten gepubliceerd waarin hij aangeeft dat de Stichting en SSCS een kant opgaan die hij niet steunt en dat hij vanuit zijn eigen, nieuw opgerichte organisatie – “ [naam foundation] ” (hierna: [naam foundation] ) “
(…) will move forward in establishing my own organization to carry on the controversial and confrontational strategy of aggressive non-violence”.
2.8.
Op 30 oktober 2022 hebben [verweerder 1] en [verweerder 2] een eigen Franse entiteit opgericht: Sea Shepherd Origins (hierna: SSO). In artikel 1 van de statuten is vermeld dat de
“slogan”van de entiteit is: “
We are the Sea Shepherd”. SSO heeft ook gebruik gemaakt van een Sea Shepherd-logo.
2.9.
In november 2022 heeft [verweerder 1] in twee Facebook-berichten gevraagd om donaties voor [naam foundation] , zodat hij een schip kan kopen om leven in de oceanen te beschermen. In één van die berichten staat dat hij [naam foundation] op Facebook heeft aangemerkt als kerk, omdat sinds hij Sea Shepherd heeft verlaten, de liefdadigheidsstatus van [naam foundation] op Facebook in behandeling is. Ook heeft [verweerder 1] geschreven: “
(…) Last year I raised $40,000 for Sea Shepherd (…) fund-raiser. It would be nice to equal that amount again.”.
2.10.
Begin december 2022 heeft [verweerder 1] op Facebook geschreven dat hij zich sinds zijn vertrek bij Sea Shepherd heeft ingespannen om een schip te verwerven om verder te kunnen met de missie van zijn eigen stichting.
2.11.
Op 13 december 2022 heeft [verweerder 1] in een Facebook-bericht geschreven dat SSO een reactie is op een interne vijand, en dat hij samen met de Franse, Engelse en Braziliaanse Sea Shepherd-stichtingen afscheid heeft genomen van de Stichting. [verweerder 1] heeft andere Sea Shepherd-stichtingen opgeroepen om zich bij SSO aan te sluiten. [verweerder 1] heeft het bericht afgesloten met: “
(…) Sea Shepherd Origins does not replace Sea Shepherd.Sea Shepherd Origins IS Sea Shepherd (…)”.
2.12.
Een aantal dagen later heeft [verweerder 2] op Facebook twee berichten geplaatst, waarin zij duidelijk maakt dat zij partij heeft gekozen voor [verweerder 1] en zich keert tegen de voorzitter van SSCS.
2.13.
Op 23 januari 2023 hebben [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] tijdens een bestuursvergadering het besluit genomen om [verweerder 2] per direct als bestuurder van de Stichting te ontslaan, omdat [verweerder 2] zich vijandig heeft opgesteld tegenover de Stichting en dit handelen niet in het belang van de Stichting is. [verweerder 1] en [verweerder 2] waren niet bij deze vergadering aanwezig.
2.14.
In de dagvaardingsprocedure heeft [verweerders] onder andere gevorderd om de bestuursbesluiten waarin [verweerder 1] en [verweerder 2] als bestuurders van de Stichting zijn ontslagen, te vernietigen.

3.Het geschil

3.1.
Voor het geval in de dagvaardingsprocedure blijkt dat de besluiten tot ontslag van [verweerder 1] en [verweerder 2] als bestuurders van de Stichting geen effect sorteren, verzoekt de Stichting c.s. de rechtbank om [verweerder 1] en [verweerder 2] als bestuurders van de Stichting te ontslaan op grond van artikel 2:298 lid 1 BW. Daarnaast verzoekt de Stichting c.s. dat [verweerders] in de proceskosten worden veroordeeld en ook aan deze beschikking moeten voldoen bij hoger beroep (uitvoerbaar bij voorraad).
Voor het geval de rechtbank in de dagvaardingsprocedure de door [verweerders] gevorderde voorlopige voorziening toewijst, verzoekt de Stichting c.s. als voorlopige voorziening dat [verweerder 1] en [verweerder 2] tijdens deze procedure worden geschorst als bestuursleden (artikel 2:298 lid 2 BW).
3.2.
De Stichting c.s. stelt dat [verweerders] niet kunnen aanblijven als bestuurders van de Stichting. Volgens de Stichting c.s. hebben [verweerders] in strijd gehandeld met het belang en het doel van de Stichting. Verder is sprake van een structurele belangenverstrengeling, een structurele vertrouwensbreuk en een fundamenteel verschil van inzicht over het te voeren beleid.
3.3.
[verweerders] verzetten zich tegen het verzoek om hen als bestuurders van de Stichting te ontslaan. Zij voeren aan dat de Stichting c.s. geen belang heeft bij haar verzoek en misbruik van recht maakt door deze procedure te voeren in plaats van via een discussie in het bestuur te beslissen of [verweerders] wel niet moeten worden ontslagen. Volgens [verweerders] is de Stichting c.s. daarom niet-ontvankelijk in haar (voorwaardelijke) verzoek.
3.4.
Daarnaast voeren [verweerders] aan dat er geen grond voor ontslag bestaat. [verweerders] erkennen dat er een vertrouwensbreuk is met de overige bestuursleden, maar dit komt volgens [verweerders] voor rekening van [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] . [verweerders] voeren aan dat de vertrouwensbreuk is ontstaan omdat de andere bestuursleden [verweerders] op onrechtmatige wijze in augustus 2022 en januari 2023 uit de Stichting wilden werken.

4.De beoordeling

in het (voorwaardelijke) incident en in de (voorwaardelijke) hoofdzaak
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
[verweerder 1] woont in de Verenigde Staten van Amerika en [verweerder 2] in Frankrijk. De rechtbank zal daarom allereerst (ambtshalve) beoordelen of de Nederlandse rechter internationale rechtsmacht heeft om over de vorderingen in het incident en in de hoofdzaak te oordelen en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen. [1] Ook is deze rechtbank bevoegd, omdat de Stichting is gevestigd in Amsterdam. [2] Daarnaast wordt Nederlands recht toegepast. [3]
Kern van de zaak
4.3.
De voorwaarde waaronder de Stichting c.s. een incidenteel verzoek heeft gedaan, is gelet op het vonnis dat in de dagvaardingsprocedure is uitgesproken, niet vervuld. Het voorwaardelijke incidentele verzoek behoeft daarom geen bespreking.
4.4.
In het vonnis in de dagvaardingsprocedure zijn de besluiten waarmee [verweerder 1] en [verweerder 2] zijn ontslagen, vernietigd. Die besluiten sorteren dus geen effect. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder de Stichting c.s. heeft verzocht hen (alsnog) op grond van artikel 2:298 lid 1 BW te ontslaan, wel is vervuld. De rechtbank moet in deze procedure dus beoordelen of [verweerders] hun taak als bestuurders van de Stichting hebben verwaarloosd, sprake is (geweest) van andere gewichtige redenen of dat er ingrijpende omstandigheden zijn (geweest) waardoor het niet redelijk is dat [verweerders] als bestuurders aanblijven. Als dat het geval is, zullen [verweerders] worden ontslagen als bestuurders van de Stichting. [4]
[verweerders] worden ontslagen als bestuurders
4.5.
De rechtbank komt tot de slotsom dat [verweerders] als bestuurders van de Stichting per datum van deze beschikking moeten worden ontslagen, omdat zij wegens gewichtige redenen niet kunnen aanblijven als bestuurders. De rechtbank licht dit oordeel hierna verder toe.
Belang bij verzoek en geen misbruik van recht
4.6.
[verweerders] voeren aan dat de Stichting niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek, omdat de Stichting [verweerders] ook met een bestuursbesluit op grond van artikel 9 lid 4 had kunnen ontslaan. Volgens [verweerders] heeft de Stichting c.s. hierdoor geen belang bij haar verzoek en maakt zij ook misbruik van recht.
4.7.
Deze verweren slagen niet. Op grond van artikel 9 lid 4 van de statuten van de Stichting eindigt het bestuurslidmaatschap alleen als de overige bestuursleden dat besluit gezamenlijk nemen. Uit zowel deze procedure als de dagvaardingsprocedure blijkt dat grote verschillen van mening zijn ontstaan tussen [verweerders] en de andere bestuursleden. Als gevolg daarvan is het alleen hypothetisch dat de bestuursleden van de Stichting tot een gezamenlijk besluit zullen kunnen komen tot ontslag van één van haar bestuurders. [verweerder 1] zal een besluit tot ontslag van [verweerder 2] blokkeren en andersom. De Stichting c.s. heeft dan ook belang bij haar verzoek en maakt geen misbruik van recht door dat verzoek aan de rechtbank te doen.
Gewichtige redenen voor ontslag
4.8.
De Sea Shepherd-beweging heeft gestalte gekregen in de Stichting en de andere Sea Shepherd-stichtingen in verschillende landen. Zij werken samen om het ideaal van de Sea Shepherd-beweging te verwezenlijken. Nadat [verweerder 1] en [verweerder 2] op een niet-rechtsgeldige manier uit het bestuur van de Stichting zijn gemanoeuvreerd (zie het vonnis in de dagvaardingsprocedure), hebben zij zich niet alleen in het openbaar in felle bewoordingen gekant tegen (de bestuursleden van) de Stichting. Zij hebben ook pogingen in het werk gesteld om de Sea Shepherd-beweging los te weken van de Stichting en de andere Sea Shepherd-stichtingen om zeggenschap over de beweging te houden en deze over te hevelen naar nieuw opgerichte entiteiten ( [naam foundation] en SSO), zodat zij daarmee een richting konden inslaan die zij wensten. Zij hebben publiekelijk gemaakt dat SSO naar hun mening de Sea Shepherd-beweging is. Zij hebben gebruik gemaakt van de naam en de logo’s van Sea Shepherd. Verder heeft [verweerder 1] in meerdere berichten (via [naam foundation] ) publiek gemaakt dat hij de Stichting heeft verlaten en dat hij de Sea Shepherd-beweging via [naam foundation] voortzet. [verweerder 1] heeft via [naam foundation] donaties gevraagd voor zijn missie. Met die acties hebben [verweerders] (via SSO) de Sea Shepherd-entiteiten uit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Brazilië aan hun zijde gekregen en los geweekt van de bestaande structuur van de Sea Shepherd-beweging. [verweerder 1] heeft ook andere nationale Sea Shepherd-stichtingen opgeroepen om zich aan te sluiten bij SSO. Daarmee hebben [verweerders] financiële bronnen naar zich toe getrokken die daarvoor nog ten goede kwamen aan de Stichting en de overige Sea Shepherd-stichtingen. SSO is weliswaar inmiddels weer ontbonden, maar daarmee zijn de hiervoor genoemde acties niet ongedaan gemaakt. Voor zover alleen [verweerder 1] (een deel van) de hiervoor genoemde acties heeft uitgevoerd, worden deze ook [verweerder 2] verweten, omdat [verweerder 2] zich met SSO en meerdere publiekelijk gepubliceerde berichten onvoorwaardelijk aan de zijde van [verweerder 1] heeft geschaard. [verweerder 2] en [verweerder 1] – de laatste beschouwt zich als de grondlegger van de Sea Shepherd-beweging – hebben op de hiervoor beschreven manier geprobeerd de controle en zeggenschap over die beweging te houden nadat zij in conflict raakten met onder andere de Stichting. Of zij daarmee de grenzen van het toelaatbare jegens de Stichting hebben overtreden, staat in deze procedure niet ter beoordeling. Die activiteiten zijn naar het oordeel van de rechtbank evenwel onverenigbaar met het aanblijven van [verweerder 1] en [verweerder 2] als bestuursleden van de Stichting en vormen een gewichtige reden voor hun ontslag. [verweerder 1] en [verweerder 2] behoren niet in een positie te zijn waarin zij vanuit (een) nieuwe entiteit(en) enerzijds het functioneren van de Stichting en de door haar uitgezette koers belemmeren en bestrijden, en anderzijds – tegelijkertijd – ook onderdeel uitmaken van het bestuur van die Stichting.
(Proces)kosten
4.9.
De rechtbank ziet in deze procedure geen aanleiding voor een proceskosten-veroordeling. Het (voorwaardelijke) verzoek van de Stichting c.s. in deze procedure hangt zodanig samen met de dagvaardingsprocedure, en partijen zijn in die procedure – mede door het oordeel in deze procedure – over en weer in het (on)gelijk gesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontslaat [verweerder 1] en [verweerder 2] ieder als bestuurder van de Stichting op grond van artikel 2:298 lid 1 BW vanaf de datum van deze beschikking,
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.C. van Harmelen, rechter, bijgestaan door
mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. R.C.J. Hamming op 20 december 2023.

Voetnoten

1.Voor [verweerder 2] op grond van artikel 5 lid 1 en artikel 26 lid 1 Brussel I
2.Op grond van artikel 262 onder a Rv.
3.Op grond van artikel 10:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Artikel 2:298 lid 1 BW.