ECLI:NL:RBAMS:2023:8450

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/13/733696 / HA ZA 23-470
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagbesluiten bestuursleden Stichting Sea Shepherd niet rechtsgeldig; vernietiging van ontslagbesluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2023 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van ontslagbesluiten van twee bestuursleden van de Stichting Sea Shepherd Global. De eisende partijen, bestaande uit [eiser 1], [eiser 2] en SEA SHEPHERD FRANCE, stelden dat hun ontslag niet rechtsgeldig was, omdat de besluiten in strijd waren met de statutaire bepalingen van de Stichting. De rechtbank oordeelde dat de ontslagbesluiten van [eiser 2] en [eiser 1] vernietigbaar waren, omdat zij niet op de juiste wijze waren genomen. De rechtbank stelde vast dat de bestuursleden niet waren uitgenodigd voor de vergaderingen waarin de ontslagbesluiten werden genomen, wat in strijd was met de statuten van de Stichting. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan de ontslagbesluiten vernietigen. De vorderingen van de eisers tot afgifte van bepaalde stukken door de Stichting werden echter afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er gewichtige redenen waren die in de weg stonden aan het voortduren van het bestuurslidmaatschap van de eisers. De rechtbank compenseerde de proceskosten, waardoor iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is van belang voor de rechtsgeldigheid van bestuursbesluiten binnen stichtingen en de bescherming van de rechten van bestuursleden.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/733696 / HA ZA 23-470
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats 1] (Frankrijk),
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2] (de Verenigde Staten van Amerika),
3.
SEA SHEPHERD FRANCE,
te Parijs (Frankrijk),
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] , in enkelvoudige mannelijke vorm
(afzonderlijk: [eiser 1] , [eiser 2] en SSF),
advocaat: mr. F.D. Stibbe te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING SEA SHEPHERD GLOBAL,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. M.J. Drop te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 mei 2023 met daarbij incidentele vorderingen,
- de akte overlegging producties van [eisers] ,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en het incident met producties,
- de rolbeslissing van 12 juli 2023, waarin de rechtbank heeft beslist dat zij gelijk met de hoofdzaak op de incidentele vorderingen zal beslissen,
- het tussenvonnis van 2 augustus 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 november 2023, en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Deze zaak is op de mondelinge behandeling van 8 november 2023 gelijktijdig behandeld met de procedure met zaaknummer C/13/736296 / HA RK 23-224 (hierna: de verzoekschriftprocedure), omdat de twee procedures met elkaar samenhangen. Daarom wordt hetgeen op 8 november 2023 in de verzoekschriftprocedure is verhandeld ook betrokken in deze procedure, en andersom. Voor een overzicht van de proceshandelingen in de verzoekschriftprocedure en hetgeen daarin op 8 november 2023 is verhandeld, verwijst de rechtbank naar de beschikking daarvan.
1.3.
Daarna is dit vonnis uitgesproken, op dezelfde dag als de beschikking in de verzoekschriftprocedure.

2.De feiten

2.1.
In 1977 is de Sea Shepherd-beweging ontstaan. De beweging stelt zich ten doel de onderwater ecosystemen te beschermen. Sindsdien zijn in verschillende landen nationale Sea Shepherd-stichtingen opgericht die voor dat doel samenwerken. Deze stichtingen werven fondsen en voeren campagnes met onder andere Sea Shepherd-schepen.
2.2.
De Stichting is verantwoordelijk voor de acties en campagnes buiten de Verenigde Staten van Amerika. Ook beheert de Stichting een groot deel van de Sea Shepherd-schepen.
2.3.
[eiser 2] is de grondlegger van de Sea Shepherd-beweging. Hij en [eiser 1] waren statutair bestuurder van de Stichting, totdat zij werden ontslagen door de andere bestuursleden (zie hierna). [eiser 1] is daarnaast statutair bestuurder van SSF, de Franse stichting van de Sea Shepherd-beweging.
2.4.
[eiser 2] was ook verbonden aan de Amerikaanse Sea Shepherd-stichting: Sea Shepherd Conservation Society (hierna: SSCS). Op een gegeven moment is een conflict tussen [eiser 2] en SSCS ontstaan. [eiser 2] heeft eind juli 2022 de banden met SSCS verbroken.
2.5.
Op 5 augustus 2022 heeft [eiser 2] de overige bestuursleden van de Stichting gevraagd om een schenking of een lening van € 150.000,- in verband met zijn conflict met SSCS (“
for legal fees to fight SSCS”). Die andere bestuursleden waren toen [eiser 1] en de heren [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ), [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (hierna: [naam 4] ). [naam 2] heeft [eiser 2] diezelfde dag geantwoord dat de Stichting als
“Dutch registered charity”niet aan zijn verzoek kon voldoen.
2.6.
Op 9 augustus 2022 heeft een vergadering van het bestuur van de Stichting plaatsgevonden. Daarbij waren [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] als bestuursleden van de Stichting aanwezig. Deze bestuursleden hebben het besluit genomen [eiser 2] per direct als bestuurslid te ontslaan, omdat de Stichting niet wilde worden betrokken in het conflict tussen [eiser 2] en SSCS. [eiser 1] en [eiser 2] waren niet voor de bestuursvergadering uitgenodigd en waren niet bij die vergadering aanwezig.
2.7.
Op 24 augustus 2022 hebben de Stichting en SSCS een
Memorandum of Understanding(hierna: MoU) gesloten. Daarin hebben zij afspraken vastgelegd over de intellectuele eigendomsrechten van Sea Shepherd-logo’s.
2.8.
Op 2 september 2022 heeft de Stichting [eiser 2] per e-mail geïnformeerd dat de meerderheid van het bestuur heeft besloten hem als bestuurder te ontslaan.
2.9.
In de daaropvolgende periode heeft [eiser 2] zich via berichten vanuit zijn eigen nieuw opgerichte organisatie – “ [naam foundation] ” (hierna: [naam foundation] ) – en door middel van meerdere openbare Facebook-berichten negatief uitgelaten over de Stichting, haar keuzes en campagnestrategie. [eiser 2] heeft daarin op een uitgesproken manier duidelijk gemaakt dat hij het niet eens is met de koers die door de Stichting en SSCS namens de Sea Shepherd-beweging werd uitgezet. Ook heeft [eiser 2] vermeld dat hij de Stichting heeft verlaten en dat hij niet meer terug wil. [eiser 1] heeft met openbare Facebook-berichten laten blijken dat zij zich heeft geschaard aan de zijde van [eiser 2] en dat ook zij zich keert tegen (de voorzitter van) SSCS.
2.10.
De Stichting heeft campagnes gevoerd in Afrika met geld dat SSF aan haar heeft gedoneerd. De Stichting heeft daarna naar buiten gebracht dat zij grote successen heeft behaald met deze campagnes. In december 2022 heeft [eiser 1] (als bestuurder van de Stichting en SSF) per e-mail de Stichting meerdere keren gevraagd om de uitlatingen over de effectiviteit van die campagnes te onderbouwen met stukken. [eiser 1] heeft ook gevraagd om de MoU en de jaarstukken van de Stichting. De Stichting heeft deze stukken niet aan [eiser 1] gestuurd.
2.11.
Op 13 januari 2023 heeft [naam 1] per e-mail een bestuursvergadering bijeengeroepen, met als enig agendapunt het ontslag van [eiser 1] als bestuurslid. [naam 1] heeft aangegeven dat [eiser 1] zich vijandig heeft opgesteld tegenover de Stichting en dat dit handelen van [eiser 1] niet in het belang van de Stichting is, en ook dat [eiser 1] de gelegenheid krijgt om haar zienswijze op het voorgenomen ontslag te geven. [naam 1] heeft deze e-mail gestuurd naar [eiser 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
2.12.
Op 14 januari 2023 heeft [eiser 2] per e-mail aan de bestuursleden van de Stichting bericht dat ook hij uitgenodigd moet worden voor de aankomende bestuursvergadering en daar zijn stem mag uitbrengen, omdat zijn ontslag als bestuurslid
“illegal”was en hij nog steeds bestuurslid van de Stichting is. De Stichting heeft hier niet op gereageerd.
2.13.
Op 22 januari 2023 heeft [eiser 1] per e-mail gereageerd op de uitnodiging voor de bestuursvergadering. In dat bericht heeft [eiser 1] de Stichting verzocht om de reden van het voorgenomen ontslagbesluit met haar te delen, zodat zij zich kan voorbereiden op de bestuursvergadering. [eiser 1] heeft daarop geen antwoord gekregen. Zij heeft een dag later per e-mail laten weten niet bij de bestuursvergadering aanwezig te zullen zijn, omdat zij geen antwoord op haar verzoek heeft gekregen en ervan uitgaat dat de op de vergadering te nemen besluiten niet geldig zullen zijn.
2.14.
Op 23 januari 2023 hebben [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] tijdens de bestuursvergadering het besluit genomen om [eiser 1] per direct als bestuurslid van de Stichting te ontslaan. [eiser 1] en [eiser 2] waren hierbij dus niet aanwezig.
2.15.
[eiser 2] en [eiser 1] zijn in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) uitgeschreven als statutair bestuurders van de Stichting.
2.16.
In de verzoekschriftprocedure heeft (onder andere) de Stichting de rechtbank verzocht om – als in deze procedure wordt vastgesteld dat [eiser 2] en [eiser 1] niet op een rechtsgeldige manier zijn ontslagen – [eiser 2] en [eiser 1] alsnog te ontslaan. De Stichting heeft dat verzoek ingediend omdat zij vindt dat [eiser 2] en [eiser 1] hebben gehandeld in strijd met het belang en het doel van de Stichting en niet als bestuursleden van de Stichting gehandhaafd kunnen blijven. [eiser 2] en [eiser 1] hebben zich daartegen verweerd.

3.Het geschil

in het incident en in de hoofdzaak
3.1.
[eisers] vordert na vermeerdering van eis, samengevat, dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat [eiser 2] en [eiser 1] nog steeds bestuurders van de Stichting zijn, omdat hun ontslagbesluiten nietig zijn en [eiser 2] niet zelf ontslag heeft genomen (primair) of deze ontslagbesluiten vernietigt (subsidiair),
II. (in een voorlopige voorziening) de Stichting verplicht om [eiser 2] en [eiser 1] weer aan te merken als bestuursleden van de Stichting en hen als zodanig in te (laten) schrijven in het Handelsregister van de KvK,
III. (in een voorlopige voorziening) de Stichting verplicht om alle gevraagde stukken die de Stichting heeft aan [eiser 2] en [eiser 1] te geven,
IV. de Stichting verplicht om:
- zolang [eiser 2] en [eiser 1] bestuurders van de Stichting zijn: gevraagde stukken die de Stichting heeft aan [eiser 2] en [eiser 1] te geven,
- als de ontslagbesluiten in stand blijven: gevraagde stukken die de Stichting tot aan de datum van de ontslagbesluiten van [eiser 2] en [eiser 1] had aan [eiser 2] en [eiser 1] te geven,
- of (meer subsidiair): de MoU, de jaarstukken over 2022 en de daarbij behorende stukken aan [eiser 1] te geven,
V. de Stichting verplicht om aan SSF alle stukken over de effectiviteit van de Afrikaanse campagnes te geven,
VI. de Stichting veroordeelt in de proceskosten.
Daarnaast vordert [eisers] dat de Stichting een dwangsom moet betalen als zij niet voldoet aan de vorderingen genoemd onder II tot en met V, en dat de rechtbank bepaalt dat de Stichting ook aan het vonnis moet voldoen als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2.
[eisers] baseert zijn vorderingen op de stelling dat de Stichting [eiser 2] en [eiser 1] niet rechtsgeldig heeft ontslagen. Daarnaast stelt [eisers] dat [eiser 2] en [eiser 1] als (oud-)bestuursleden recht hebben op afgifte van bepaalde stukken van de Stichting. SSF stelt dat zij recht heeft op afgifte van stukken over de Afrikaanse campagnes, omdat de Stichting bepaalde uitlatingen heeft gedaan over de effectiviteit daarvan en SSF als donateur van die campagnes moet kunnen nagaan of die beweringen van de Stichting juist zijn.
3.3.
De Stichting voert verweer. Zij vindt dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen.

4.De beoordeling

in het incident en in de hoofdzaak
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Aangezien de eisende partijen in het buitenland wonen of zijn gevestigd, moet de rechtbank (ambtshalve) toetsen of haar rechtsmacht toekomt en, zo ja, welk recht zij moet toepassen.
4.2.
De Stichting is gevestigd in Amsterdam, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en deze rechtbank relatief bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen op de Stichting. [1] Daarnaast is Nederlands recht van toepassing. [2]
in de hoofdzaak
Kern van de zaak
4.3.
Het gaat in deze procedure op de eerste plaats om de vraag of [eiser 2] en [eiser 1] op een rechtsgeldige manier als bestuurslid van de Stichting zijn ontslagen. Daarnaast gaat het om de vraag of [eiser 2] , [eiser 1] en/of SSF recht hebben op bepaalde stukken van de Stichting.
Vorderingen [eisers] zijn voor een deel toewijsbaar.
4.4.
De rechtbank oordeelt dat de ontslagbesluiten zijn genomen in strijd met de statutaire bepalingen van de Stichting die de totstandkoming van besluiten regelen. Daarom zijn die ontslagbesluiten vernietigbaar. De vordering van [eiser 2] en [eiser 1] die gericht is op de vernietiging van die ontslagbesluiten is dan ook toewijsbaar. Tegelijkertijd bestaan er gewichtige redenen die in de weg staan aan (het voortduren van) het bestuurslidmaatschap van [eiser 2] en [eiser 1] (zie de verzoekschriftprocedure). Dat laatste maakt dat hun vorderingen tot afgifte van stukken door de Stichting niet toewijsbaar zijn. De vordering van SSF tot afgifte aan haar van stukken door de Stichting is evenmin toewijsbaar. De rechtbank licht haar oordeel hierna uitgebreider toe.
Ontslagbesluit [eiser 2] niet rechtsgeldig en vernietigbaar
4.5.
Uit artikel 5 van de statuten blijkt dat aan een bestuursvergadering een oproeping vooraf behoort te gaan. Dat statutaire voorschrift is ten aanzien van [eiser 2] en [eiser 1] met het oog op de vergadering van 9 augustus 2022 niet door het bestuur in acht genomen. [eiser 2] en [eiser 1] zijn namelijk niet opgeroepen/uitgenodigd voor de bestuursvergadering van 9 augustus 2022. De bestuursleden die wel weet hadden van de vergadering en daarbij aanwezig waren, hebben desondanks het besluit genomen [eiser 2] te ontslaan. Dat is niet alleen in strijd met artikel 5 lid 8 van de statuten, waarin is bepaald dat alle in functie zijnde bestuursleden, waaronder dus [eiser 2] en [eiser 1] , toegang tot de vergadering van het bestuur hebben, maar ook – gelet op de aard van het besluit dat ten aanzien van [eiser 2] werd genomen – in strijd met het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor dat het bestuur ten aanzien van [eiser 2] in acht had behoren te nemen. Gevolg was dat [eiser 2] en [eiser 1] niet aanwezig waren bij die bestuursvergadering, waardoor het bestuur toen geen geldig besluit kon nemen, ook niet op grond van artikel 6 lid 2 van de statuten. Die bepaling houdt immers in dat weliswaar geldige besluiten genomen kunnen worden als de voorschriften voor het oproepen niet in acht zijn genomen, maar onder de voorwaarde dat alle bestuurders aanwezig zijn. Ook kon het bestuur [eiser 2] alleen ontslaan als de gezamenlijke overige bestuursleden dat besluit hadden genomen (artikel 9 lid 4 van de statuten). Dat is niet gebeurd, want [eiser 1] heeft niet over het ontslag van [eiser 2] gestemd. Het bestuursbesluit van 9 augustus 2022 om [eiser 2] te ontslaan is niet genomen in overeenstemming met de statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen.
4.6.
De Stichting voert aan dat het bestuurslidmaatschap van [eiser 2] desondanks is geëindigd omdat hij zelf ontslag heeft genomen. Dat blijkt volgens de Stichting uit een [naam foundation] -nieuwsbrief van september 2022 en meerdere openbare Facebook-berichten van [eiser 2] . Daaruit is volgens de Stichting af te leiden dat [eiser 2] zelf geen onderdeel meer van het bestuur wil uitmaken. Dat standpunt is tevergeefs. Volgens artikel 9 lid 3 van de statuten eindigt het bestuurslidmaatschap door “schriftelijke ontslagneming (bedanken)”. Die bepaling heeft het oog op de situatie dat een bestuurslid zijn lidmaatschap als bestuurder opzegt in een schriftelijk bericht aan het bestuur. De uitingen van [eiser 2] waarop de Stichting zich beroept, kunnen niet als een tot het bestuur gerichte rechtshandeling van [eiser 2] worden aangemerkt die op grond van artikel 9 lid 3 van de statuten ontslagneming tot (rechts)gevolg heeft.
4.7.
Het besluit om [eiser 2] te ontslaan als bestuurslid raakt hem rechtstreeks in zijn belang omdat hij als gevolg daarvan zijn bevoegdheden als bestuurslid niet meer kan uitoefenen. Niet valt in te zien dat [eiser 2] onvoldoende belang heeft bij zijn vordering om het ontslagbesluit nietig te laten verklaren of te laten vernietigen. Dat betoog van de Stichting faalt dan ook. Dat [eiser 2] publiekelijk heeft laten weten dat hij niet terug wil in het bestuur van de Stichting leidt ook niet tot de conclusie dat [eiser 2] zijn recht om het ontslagbesluit aan te tasten, heeft verwerkt.
4.8.
Het bestuursbesluit van 9 augustus 2022 om [eiser 2] als bestuurder van de Stichting te ontslaan is in strijd met de statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen. Dat besluit is daarom vernietigbaar (artikel 2:15 lid 1 sub a BW). De daartoe strekkende vordering van [eiser 2] is toewijsbaar.
Ontslagbesluit [eiser 1] niet rechtsgeldig en vernietigbaar
4.9.
Op grond van artikel 3:53 lid 1 BW werkt de vernietiging van het ontslagbesluit van [eiser 2] terug tot het tijdstip waarop die rechtshandeling is verricht. Met andere woorden: achteraf bezien is de vernietigde rechtshandeling (het ontslagbesluit van [eiser 2] ) nietig geweest vanaf het moment waarop zij werd verricht (9 augustus 2023). Dat betekent dat [eiser 2] daarom in januari 2023 nog steeds bestuurder van de Stichting was. [eiser 2] had volgens de statuten dan ook moeten worden opgeroepen voor de bestuursvergadering van 23 januari 2023, waarop hij zijn stemrecht over het voorgenomen ontslag van [eiser 1] had mogen uitoefenen. [eiser 2] heeft dat de overige bestuursleden van de Stichting ook laten weten, maar de Stichting heeft daaraan geen gehoor gegeven (zie onder 2.12). Daarnaast geldt de regel van artikel 9 lid 4 van de statuten ook voor het ontslagbesluit van [eiser 1] : het bestuur kon [eiser 1] tijdens de bestuursvergadering alleen ontslaan als de overige bestuursleden dat besluit gezamenlijk zouden hebben genomen. [eiser 2] heeft zijn stem niet kunnen uitbrengen over het ontslag van [eiser 1] en dus is ook het bestuursbesluit van 23 januari 2023 om [eiser 1] te ontslaan niet in overeenstemming met de statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen..
4.10.
De Stichting heeft nog aangevoerd dat het niet uitmaakt dat [eiser 2] niet is betrokken bij het besluit om [eiser 1] te ontslaan. Volgens de Stichting had [eiser 2] daarover toch niet mocht overleggen en stemmen omdat hij daarbij een tegenstrijdig belang had als bedoeld in artikel 2:291 lid 6 BW. Dat verweer slaagt niet. [eiser 2] en [eiser 1] hadden een andere mening over de koers van de Stichting dan de andere bestuursleden. Zij trokken samen op. Dat [eiser 2] over het voorgenomen ontslag van [eiser 1] (mogelijk) ook niet het standpunt deelde van die andere bestuursleden, maar een daaraan tegengestelde mening, maakt niet dat [eiser 2] bij dat besluit een tegenstrijdig belang had met de belangen van de Stichting. Anders gezegd: een andere mening creëert geen tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel 2:291 lid 6 BW. [eiser 2] had daarom niet buitengesloten mogen worden van de bestuursvergadering waarin is besloten om [eiser 1] te ontslaan.
4.11.
Het bestuursbesluit van 23 januari 2023 om [eiser 1] als bestuurslid te ontslaan is dus eveneens vernietigbaar. Ook die vordering is toewijsbaar.
De vordering van [eiser 2] en [eiser 1] tot afgifte van stukken
4.12.
[eiser 2] en/of [eiser 1] vorderen ook dat de Stichting hen stukken verschaft. [eiser 2] en [eiser 1] stellen dat zij recht op die stukken hebben, omdat zij als (oud-)
bestuurders verantwoordelijk zijn voor handelingen van de Stichting.
4.13.
Deze vordering wordt afgewezen. In de met deze zaak samenhangende verzoekschriftprocedure wordt beslist dat [eiser 2] en [eiser 1] als bestuursleden van de Stichting worden ontslagen. [eiser 2] en [eiser 1] hebben niet duidelijk gemaakt op welke grond zij als voormalig bestuurders recht zouden hebben op stukken van de Stichting, zoals de MoU en de jaarstukken 2022 met de daarbij behorende stukken.
De vordering van SSF tot afgifte van stukken
4.14.
SSF vordert afgifte van stukken van de Stichting aan de hand waarvan de Stichting haar uitingen over de effectiviteit van de Afrikaanse campagnes onderbouwt. SSF verwijst hierbij naar een Facebook-bericht van de Stichting over de Afrikaanse campagnes, waarin staat:

• 6 years • 80 arrests • and countless lives saved!
Last month, we assisted with the > 80th arrest < since the start of our campaigns to combat IUU fishing around Africa (…). These 80 arrests prove that #directaction still gets the job done as hundreds and thousands of lives are saved every single day a super trawler is detained in port (…)”.
4.15.
SSF stelt dat zij miljoenen euro’s heeft gedoneerd aan de Stichting voor het voeren van die campagnes en dat SSF haar eigen donateurs moeten kunnen uitleggen waarop de Stichting de successen van die campagnes baseert. SSF wil daarom dat de Stichting stukken aan haar presenteert waaruit de geclaimde successen en effectiviteit van de Afrikaanse campagnes blijkt.
4.16.
SSF wil met name informatie over:
  • hoe lang vissersschepen zijn verhinderd om uit te varen;
  • hoeveel vergunningen zijn ingetrokken;
  • hoeveel boetes er zijn gegeven en hoe hoog deze zijn geweest; en
  • welke
4.17.
De rechtbank wijst ook deze vordering af. Tussen partijen is niet in geschil dat de Stichting het door SSF gedoneerde geld voor de Afrikaanse campagnes heeft gebruikt en aan dat doel heeft besteed. Het is dus niet zo dat SSF vreest dat het door haar gedoneerde geld oneigenlijk is gebruikt en dat zij daarom op haar beurt geen verantwoording kan afleggen aan haar eigen donateurs. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat in de rechtsverhouding tussen SSF (donateur) en de Stichting (begunstigde) besloten ligt dat de Stichting gehouden is om als het ware bewijs te leveren aan SSF voor de successen die zij claimt met de campagnes te hebben behaald, zijn niet door SSF naar voren gebracht en zijn de rechtbank ook niet gebleken. Daarop stuit de vordering van SSF af.
Proceskosten
4.18.
De vordering van SSF is niet toewijsbaar gebleken. De vorderingen van [eisers] zijn slechts deels toewijsbaar bevonden, namelijk voor zover vernietiging van de ontslagbesluiten is gevorderd. De rechtbank zal daarom de proceskosten tussen partijen compenseren, waardoor iedere partij de eigen kosten draagt.
in het incident
4.19.
In de hoofdzaak wordt eindvonnis gewezen. Daarom behoeft niet meer te worden beslist op de vordering om voor de duur van het geding (een) voorlopige voorziening(en) te treffen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
vernietigt het besluit van 9 augustus 2022 van het bestuur van de Stichting om [eiser 2] als bestuurslid van de Stichting te ontslaan,
5.2.
vernietigt het besluit van 23 januari 2023 van het bestuur van de Stichting om [eiser 1] als bestuurslid van de Stichting te ontslaan,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, rechter, bijgestaan door
mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. R.C.J. Hamming op 20 december 2023.

Voetnoten

1.Op grond van de artikelen 2 en 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Op grond van artikel 10:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).