ECLI:NL:RBAMS:2023:845
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.F. de Lemos Benvindo
- R.J.R. Broekhoven
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning met betrekking tot geuremissie en milieuhinder
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2023, zaaknummer AMS 22/3567, wordt het beroep van eiser tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] beoordeeld. De vergunning is verleend aan [belanghebbende] voor de inrichting gelegen aan de [adres] te [plaats], ten behoeve van de acceptatie van biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval. Eiser, wonende op een afstand van ongeveer 60 meter van de inrichting, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, stellende dat het college onvoldoende maatregelen heeft genomen om geurhinder en stofoverlast te voorkomen. Eiser betoogt dat het college niet volstond met maatwerkvoorschriften en dat er een specifiek onderzoek naar de milieuhinder had moeten plaatsvinden.
De rechtbank overweegt dat het college bij de vergunningverlening de gevolgen voor het milieu in acht heeft genomen en dat de opgelegde maatwerkvoorschriften voldoende zijn om de belangen van eiser te beschermen. De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor de stelling dat er een onaanvaardbare geuremissie zal ontstaan. Eiser's beroep op schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) wordt eveneens verworpen, omdat er geen sprake is van een niet-gerechtvaardigde of disproportionele inbreuk op de rechten van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.