ECLI:NL:RBAMS:2023:8440

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
C/13/730114 / HA ZA 23-178
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst woning door digitale handtekening en schadevergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens ontbinding van een koopovereenkomst voor een woning. De koopovereenkomst werd digitaal ondertekend via de applicatie Docusign. Eisers stellen dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat hen heeft gedwongen de overeenkomst te ontbinden. Gedaagden betwisten de geldigheid van de koopovereenkomst en stellen dat [gedaagde 1] niet aanwezig was bij de bezichtiging en de overeenkomst niet heeft ondertekend. De rechtbank oordeelt dat de digitale handtekening rechtsgeldig is en dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die eisers hebben geleden door de ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 65.000,00, alsook beslagkosten van € 1.878,48. De vordering in reconventie van gedaagden wordt afgewezen. De rechtbank verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/730114 / HA ZA 23-178
Vonnis van 27 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat: mr. Z.H. baron van Dorth tot Medler te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat: mr. P. Salim te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser 1] en [eiser 2] , respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 februari 2023 met bewijsstukken,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met bewijsstukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met bewijsstukken,
- het vonnis van 5 juli 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de op 23 augustus 2023 gehouden mondelinge behandeling,
- de akte vermeerdering eis en aanvulling grondslag in conventie,
- de akte uitlaten, met bewijsstukken,
- de antwoordakte met bewijsstukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben hun woning aan de [adres 1] in juli 2022 te koop aangeboden via makelaar Floberg.nl, van wie [naam 1] als verkoopmakelaar optrad.
2.2.
Deze verkoopmakelaar maakt gebruik van ‘Move.nl’, waarop potentiële kopers een account kunnen aanmaken. Via dat account kunnen zij persoonlijke documenten zoals een rijbewijs uploaden en andere documenten zoals een (concept)koopovereenkomst downloaden. Voor het ondertekenen van stukken gebruikt de verkoopmakelaar de applicatie Docusign, waarmee een digitale handtekening kan worden geplaatst. Dit digitale ondertekeningsproces kan zowel worden doorlopen vanaf een eigen Docusign-account als vanaf een link die wordt verstuurd naar een e-mailadres.
2.3.
De verkoopmakelaar ontving op 23 augustus 2022 via Funda een bericht van ‘ [naam 2] ’ met het verzoek om de woning te mogen bezichtigen. In het bericht stonden het telefoonnummer van [gedaagde 1] en haar e-mailadres: ‘ [e-mailadres] ’.
De verkoopmakelaar heeft via dit e-mailadres een afspraak gemaakt voor een bezichtiging op 31 augustus 2022.
2.4.
Op 31 augustus 2022 heeft de verkoopmakelaar volgens zijn schriftelijke verklaring in de woning twee vrouwen in nette mantelpakjes ontvangen, die aankwamen in een Mercedes C-klasse. Eén van deze vrouwen zei dat ze een woning zocht voor haar en haar partner. Op 7 september 2022 ontving de verkoopmakelaar een eerste bod van € 1 miljoen, dat hij veel te laag vond. Later volgde een bod van € 1,25 miljoen. De verkoopmakelaar deed een tegenbod van € 1,35 miljoen, waarmee de koopster akkoord is gegaan.
2.5.
Op 10 september 2022 werd namens [gedaagde 1] een account aangemaakt op ‘Move.nl’ met het e-mailadres [e-mailadres] . Vervolgens is met dit account het rijbewijs van [gedaagde 1] geüpload. Daarop was de grote foto doorgekrast, de kleine niet. De verkoopmakelaar heeft daarop de persoonlijke gegevens van [gedaagde 1] in een koopovereenkomst van 20 september 2022 verwerkt, waarna deze ter controle aan [e-mailadres] en de verkopers is toegestuurd.
2.6.
In de koopovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde 1] de woning voor € 1,35 miljoen koopt van [eiser 1] en [eiser 2] , waarbij de levering is bepaald op 16 januari 2023. Verder staat daarin onder meer het volgende:

artikel 11 Ingebrekestelling/Ontbinding
11.1
Indien één van partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden (…)
11.2
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
(…)’
2.7.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben de koopovereenkomst op 21 september 2022 digitaal met Docusign ondertekend. Namens [gedaagde 1] is op 26 september 2022 met Docusign een digitale handtekening geplaatst. Het digitale ondertekeningsproces werd ingeleid met een unieke link die was verstuurd aan [e-mailadres] .
2.8.
De koopovereenkomst bevat geen financieringsvoorbehoud en er staat in dat [gedaagde 1] ongehuwd is. In werkelijkheid is [gedaagde 1] in gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde 2] , maar leven zij gescheiden. [gedaagde 2] woont met hun kind in een eigen woning in Amsterdam en [gedaagde 1] huurt in [woonplaats 2] .
2.9.
Verder bepaalt de koopovereenkomst dat [gedaagde 1] op 11 oktober 2022 een bankgarantie moest stellen of waarborgsom moest storten van € 135.000. Nadat deze termijn ongebruikt was verstreken, zijn namens [eiser 1] en [eiser 2] diverse aanmaningen en een ingebrekestelling naar [gedaagde 1] verstuurd. Daarna ontvingen [eiser 1] en [eiser 2] op 27 oktober 2022 de volgende e-mail van [e-mailadres] :
‘Helaas was ik niet in staat om te reageren. Mijn leven is nu zo ondersteboven
Het verlies van mijn moeder die alles voor mij was heeft mij nu in een depressieve situatie gebracht.
Ik heb dagen dat ik het leven niet meer zie zitten hiervoor zit ik in therapie bij psychiater.
Het kopen van het huis had iets moois moeten zijn maar heeft totaal geen toegevoegde waarde in mijn leven meer.
Ik vindt het heel erg dat ik de verkopers door mijn situatie in zo’n situatie heb gebracht
Mijn oprechte excuses hiervoor’
2.10.
Na nog een eenmalig uitstel, hebben [eiser 1] en [eiser 2] de koopovereenkomst op 10 november 2022 buitengerechtelijk ontbonden.
2.11.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben conservatoir beslag doen leggen op het recht van erfpacht op de gemeenschappelijke woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de [adres 2] , waar [gedaagde 2] verblijft.
2.12.
Inmiddels hebben [eiser 1] en [eiser 2] hun woning verkocht voor € 1,2 miljoen.
De woning is geleverd op 10 juli 2023. In de tussenliggende periode hadden zij dubbele maandlasten. Zij hadden een overbruggingskrediet afgesloten met een totale rentelast van € 22.734,58.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen, na eiswijziging, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van:
I € 172.734,58 als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 november 2022, althans vanaf dagtekening van dit vonnis,
II € 2.575,48 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dagvaarding, althans vanaf dagtekening van dit vonnis,
III de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen daartoe dat zij een koopovereenkomst hebben gesloten met [gedaagde 1] , waaraan [gedaagde 2] als met haar in gemeenschap van goederen getrouwde echtgenoot is gebonden. Deze koopovereenkomst is na tekortschieten van [gedaagde 1] ontbonden. Primair vorderen [eiser 1] en [eiser 2] daarom een schadevergoeding van € 172.734,58. Dat bedrag bestaat uit € 150.000 voor het verschil tussen de koopprijs van € 1,35 miljoen en de lagere verkoopopbrengst van € 1,2 miljoen en € 22.734,58 aan overbruggingskosten over de tijd van dubbele maandlasten. Subsidiair doen [eiser 1] en [eiser 2] een beroep op de boeteclausule van artikel 11 koopovereenkomst, op basis waarvan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een boete van € 135.000 zijn verschuldigd, aan te vullen tot de daadwerkelijk geleden schade van € 172.734,58.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dat een koopovereenkomst is gesloten. [gedaagde 1] is niet bij de bezichtiging op 31 augustus 2022 aanwezig geweest en heeft geen koopovereenkomst ondertekend. Het gevolgde digitale ondertekeningproces is onvoldoende betrouwbaar. De e-mailcorrespondentie is [gedaagde 1] onbekend en het onder 2.9 geciteerde bericht klopt niet, want haar moeder is al langere tijd geleden overleden. Het is niet geloofwaardig dat [gedaagde 1] een woning van € 1,35 miljoen zonder financieringsvoorbehoud zou kopen, aangezien zij leeft van een ziektewetuitkering van € 2.000 per maand en niet beschikt over vermogen of spaargeld. De overeenkomst klopt inhoudelijk ook niet, want er staat in dat [gedaagde 1] ongehuwd is en tegelijkertijd dat haar echtgenoot of partner toestemming zou hebben gegeven voor het aanvragen van een hypotheek. [gedaagde 1] is van plan aangifte te doen van identiteitsfraude.
Subsidiair doen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een beroep op matiging van de boete.
Een dergelijk hoge boete betekent dat de echtelijke woning moet worden verkocht en dat [gedaagde 2] met hun gehandicapte kind op straat komt te staan. Daarnaast is het verschil tussen de werkelijke schade en de boete buitensporig hoog, aangezien een verkoopprijs van € 1,35 miljoen nooit reëel is geweest. De gestelde daling van de waarde van de woning wordt door hen betwist. De schade kan volgens hen niet meer dan € 65.000.00 bedragen.
in reconventie
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser 1] en [eiser 2] veroordeelt:
I om het beslag op het woonhuis [adres 2] in Amsterdam op te heffen en in het kadaster te laten doorhalen, op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag of deel van een dag dat zij hiermee in gebreke blijven tot een maximum van € 150.000 is bereikt, althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
II in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen daartoe dat er geen gegronde vrees bestaat voor verduistering, zodat er geen aanleiding is voor een conservatoire maatregel. Bovendien treft het beslag geen doel, omdat de gehele opbrengst van een executoriale verkoop ten goede zal komen aan de hypotheekhouder. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben inkomsten, zodat een beslag op de woning niet noodzakelijk is.
3.6.
[eiser 1] en [eiser 2] betwisten dat er grond bestaat voor opheffing van het beslag en voeren aan dat na voldoening van de hypothecaire schuld een overwaarde van € 557.433 zal resteren. De WOZ-waarde bedroeg op 1 januari 2022 namelijk € 1.137.000. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] staan met hun hele vermogen in voor verhaal en er is bij een executie geen plaats voor een belangenafweging op basis van persoonlijke omstandigheden, aldus [eiser 1] en [eiser 2] .

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Koopovereenkomst
4.1.
De koop van een woning door een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, moet volgens artikel 7:2 lid 1 BW schriftelijk worden aangegaan. Nu [gedaagde 1] betwist dat zij het was die na bezichtiging van de woning akkoord is gegaan met een koopprijs van € 1.35 miljoen en daartoe de koopovereenkomst heeft ondertekend, zullen [eiser 1] en [eiser 2] dat moeten bewijzen. Daarbij speelt dat deze koopovereenkomst zowel in elektronische vorm is opgemaakt als elektronisch is ondertekend.
4.2.
Wil een onderhandse akte op andere wijze dan bij geschrift kunnen worden opgemaakt, dan moet degene ten behoeve van wie de akte bewijs oplevert in staat worden gesteld de inhoud daarvan op te slaan op een duurzame drager (artikel 156a lid 1 Rv).
Aan die eis is hier voldaan. De akte was te raadplegen via Move.nl, tot welke digitale omgeving de partijen bij die akte toegang hadden en tot aan de levering ook hielden. Zij konden de koopovereenkomst downloaden als PDF-bestand, opslaan op hun computer en printen.
4.3.
Ook een overeenkomst die, zoals hier, schriftelijk moet worden aangegaan om geldig te zijn, kan langs elektronische weg tot stand komen, mits aan vier nadere eisen is voldaan (artikel 6:227a BW):
  • De overeenkomst moet raadpleegbaar zijn. Daaraan is in dit geval voldaan, zie hiervoor onder 4.2.
  • De authenticiteit moet in voldoende mate gewaarborgd zijn. Ook dat is hier het geval. Alleen partijen hadden toegang tot hun Move.nl account, waarin de koopovereenkomst kon worden ingezien. Bij elke wijziging ontving de ander bericht. In Docusign wordt ten behoeve van de ondertekening een ‘envelop’ aangemaakt, waarna partijen wordt verzocht de overeenkomst te ondertekenen door op iedere pagina een handtekening te plaatsen. Is dat gebeurd, dan volgt een ‘Certificaat betreffende volooiing’ met een unieke code die ook bovenaan elke pagina van de overeenkomst staat. Het certificaat vermeldt verder wanneer is ondertekend en om hoeveel pagina’s, handtekeningen en parafen het gaat.
Daarmee is ook voldaan aan de volgende eis:
  • Het moment van totstandkoming van de overeenkomst moet met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld.
  • De identiteit van partijen moet met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld. Ook dat is het geval. De makelaar heeft uitgebreid contact gehad via het telefoonnummer en het e-mailadres van [gedaagde 1] . Na een uitnodiging via dat e-mailadres is een Move.nl account aangemaakt en is het rijbewijs van [gedaagde 1] geüpload. Voor ondertekening via Docusign moest een unieke link in de uitnodigings-e-mail worden aangeklikt. Ten slotte is daar het certificaat van voltooiing, waaruit blijkt dat partijen na raadpleging van hun e-mailadressen op hun mobiele telefoon de overeenkomst hebben ondertekend.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben voldoende duidelijk gemaakt dat de vermelding in dat certificaat “beveiligingsniveau: E-mailadres, Accountverificatie (geen)” niet meer betekent dan dat in dit geval is ondertekend na een uitnodiging per e-mail (met unieke link) en niet via een eigen account bij Docusign.
4.4.
Ten slotte is de koopovereenkomst op elektronische wijze ondertekend. In de Europese eIDAS-verordening [1] worden drie verschillende categorieën van elektronische handtekeningen onderscheiden. In volgorde van betrouwbaarheid van laag naar hoog zijn dat:
  • de gewone elektronische handtekening,
  • de geavanceerde elektronische handtekening en
  • de gekwalificeerde elektronische handtekening.
4.5.
Artikel 3:15a BW bepaalt dat deze elektronische handtekeningen dezelfde rechtsgevolgen hebben als een handgeschreven handtekening, indien de methode voor ondertekening die gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.
4.6.
Het gaat hier om een gewone elektronische handtekening. Dat is bijvoorbeeld een gescande ‘natte’ handtekening of een digitaal gemaakte handtekening, zoals dat kan in Adobe of Word. Dit type handtekeningen is doorgaans makkelijk na te maken of te kopiëren, met een groter risico op identiteitsfraude.
4.7.
Voor de betrouwbaarheid van de hier gebruikte methode wordt allereerst verwezen naar overweging 4.3. hiervoor. Met name werd de identificatie van de koper gewaarborgd door het uploaden van een rijbewijs via Move.nl en een unieke link naar diens persoonlijke e-mailadres. [gedaagde 1] heeft op zitting desgevraagd verklaard dat [e-mailadres] inderdaad haar (enige) e-mailadres is. Ook het via die e-mail doorgegeven telefoonnummer is van haar. Via dat e-mailadres en met haar rijbewijs is het digitale ondertekeningproces in gang gezet. Ten slotte heeft de makelaar schriftelijk verklaard haar van de kleine foto op het rijbewijs te hebben herkend als één van de twee vrouwen die de woning op 31 augustus 2022 hebben bezichtigd. Ter zitting heeft [gedaagde 1] nog verklaard dat zij in een Mercedes rijdt. Onder deze omstandigheden is de gebruikte methode voldoende betrouwbaar.
4.8.
Voor de overtuiging dat het [gedaagde 1] moet zijn geweest die de koopovereenkomst heeft gesloten en ondertekend, speelt ook mee dat niet valt in te zien wie er belang bij zou kunnen hebben om zich voor haar uit te geven en een woning te gaan bezichtigen en te kopen voor een bedrag dat zij onmogelijk kan opbrengen. Het was aan [gedaagde 1] geweest om ten minste aanknopingspunten te verschaffen voor het antwoord op de vraag wie haar deze loer zou hebben willen draaien. Ook had zij moeten ophelderen hoe het zou kunnen dat zij alsmaar niet in de gaten heeft gehad dat haar e-mail en telefoon werden gebruikt om in het contact met een makelaar tot een koopovereenkomst te komen. Niets van dat alles is gebeurd. Zij heeft zelfs niet aangevoerd, laat staan aangetoond, dat zij de controle over haar mailbox en/of telefoon enige tijd zou zijn kwijtgeraakt. Dat is verder ook nergens uit gebleken. [gedaagde 1] heeft evenmin een plausibele verklaring gegeven voor het anders dan door haarzelf uploaden van haar rijbewijs op het Move.nl account. Aangifte van identiteitsfraude had zij ten tijde van de mondelinge behandeling nog steeds niet gedaan.
Al met al staat voldoende vast dat het [gedaagde 1] is geweest die het digitale ondertekeningproces heeft doorlopen en daarmee haar digitale handtekening onder de koopovereenkomst heeft gezet. Vervolgens heeft zij de ondertekende koopovereenkomst per e-mail ontvangen en de wettelijke bedenktijd laten verstrijken.
4.9.
Van enig ander gebrek bij de totstandkoming van de koopovereenkomst is evenmin gebleken. Dit betekent dat [gedaagde 1] zich heeft gebonden aan de koopovereenkomst en dat deze rechtsgeldig tot stand is gekomen. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, kan ook [gedaagde 2] voor de nakoming van deze overeenkomst worden aangesproken (artikel 1:94 lid 7 BW).
Schadevergoeding
4.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, wat heeft geleid tot ontbinding. Dat geeft [eiser 1] en [eiser 2] recht op vergoeding van de schade die zij hebben geleden doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding plaatsvond (artikel 6:277 BW).
4.11.
Bij het vaststellen van de schade moet in beginsel een vergelijking worden gemaakt met de hypothetische situatie waarin [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wèl waren nagekomen en dus € 1,35 miljoen hadden betaald. Het heeft er echter alles van weg dat [gedaagde 1] onbedachtzaam handelde en onrealistisch hoog heeft geboden. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij een dergelijk bedrag in ieder geval zelf nooit had kunnen opbrengen. Het is dan ook maar zeer de vraag of de woning destijds voor dat bedrag had kunnen worden verkocht. Van andere gegadigden, laat staan van vergelijkbare biedingen, destijds is niet gebleken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dan ook terecht de door [eiser 1] en [eiser 2] gestelde waardedaling van € 1,35 miljoen naar € 1,2 miljoen. Het door hen becijferde verkoopverlies van € 65.000,00 komt reëler voor. De post van € 22.734,58 wegens dubbele woonlasten is aan de hand van bewijsstukken cijfermatig voldoende aangetoond. Er was kennelijk sprake van een flexibel rentebedrag. Dat brengt de totale schade voorlopig op
€ 87.734,58.
4.12.
Die schade kan echter voor een deel aan [eiser 1] en [eiser 2] worden toegerekend. Zij hadden amper informatie over [gedaagde 1] en wisten niet van het bestaan van [gedaagde 2] af. Pas toen de deurwaarder in beeld kwam, zijn [eiser 1] en [eiser 2] erachter gekomen dat [gedaagde 1] met hem in gemeenschap van goederen was gehuwd. Zonder enig nader onderzoek mochten zij er dan ook niet van uitgaan dat [gedaagde 1] kapitaalkrachtig genoeg was om alleen (zoals de koopovereenkomst vermeldt) zonder financieringsvoorbehoud een miljoenenwoning aan te schaffen. Verder zijn de dubbele woonlasten mede het gevolg van de keuze van [eiser 1] en [eiser 2] om al een nieuwe woning te kopen voordat zij hun oude woning in de verkoop hadden gezet. Daarmee namen zij al voordat er zicht was op een verkoop het risico op dubbele maandlasten.
Al met al kan iets meer dan 25% worden toegerekend aan de handelwijze van [eiser 1] en [eiser 2] , zodat een door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te vergoeden bedrag van € 65.000,00 overblijft.
Boete
4.13.
[eiser 1] en [eiser 2] baseren zich voor dezelfde vordering van € 172.734,58 subsidiair mede op de tot dat bedrag aan te vullen boete van € 135.000 uit artikel 11 koopovereenkomst. Uit het voorgaande volgt dat de daadwerkelijke schade zeker niet meer is dan die boete, zodat voor aanvulling tot € 172.734,58, zoals gevorderd, in ieder geval geen plaats is. Resteert de vraag of uit hoofde van de boete meer toewijsbaar is dan het hiervoor op grond van de primaire vordering reeds toegekende schadebedrag van
€ 65.000,00. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beroepen zich op matiging van de boete.
4.14.
Artikel 6:94 BW staat matiging toe indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Het komt erop neer dat slechts plaats is voor matiging als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Volgens de Hoge Raad is daarbij onder meer van belang: i) de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, ii) de aard van de overeenkomst, iii) de inhoud en de strekking van het beding en iv) de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. [2] Er kan niet minder worden toegekend dan de schadevergoeding op grond van de wet.
4.15.
De bedongen boete is gebaseerd op de, zoals gezegd, onrealistisch hoge koopsom waarmee [gedaagde 1] akkoord is gegaan en staat in geen verhouding tot de schade van € 65.000,00. De boeteclausule was niet gekoppeld aan een financieringsvoorbehoud, zoals doorgaans het geval is. In zo’n geval dient de boete als prikkel tot nakoming van de plicht om financieringsmogelijkheden te onderzoeken en om te voorkomen dat lichtvaardig een ontbindende voorwaarde wordt ingeroepen. In deze zaak waren aard en strekking van het boetebeding eerder schade fixerend. Daar komt bij dat [gedaagde 1] achteraf gezien kennelijk de draad kwijt was, toen zij zich aan de koopovereenkomst verbond, terwijl [eiser 1] en [eiser 2] er ten onrechte voetstoots van zijn uitgegaan dat deze hun onbekende koopster kapitaalkrachtig genoeg was om zonder financieringsvorbehoud een miljoenenwoning te kopen. Al met al leidt handhaving van het volledige boetebedrag van € 135.000 tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat en zal dat worden gematigd tot het bedrag van de daadwerkelijk geleden schade van € 65.000,00. De subsidiaire vordering levert daarmee niet meer op dan de primaire en is dus niet toewijsbaar.
4.16.
De gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2022, de dag van ontbinding, is eveneens toewijsbaar en zal als niet weersproken worden toegewezen.
Beslag
4.17.
Bij deze stand van zaken is terecht beslag op de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gelegd. Uitgangspunt is immers dat zij met al hun goederen instaan voor verhaal (artikel 3:276 BW). Van andere activa waarop [eiser 1] en [eiser 2] zich kunnen verhalen is niet gebleken. De vordering tot opheffing van het beslag wordt afgewezen.
4.18.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen ook een vergoeding van € 2.575,48 aan beslagkosten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten de hoogte van de beslagkosten, in het bijzonder de daarbij opgevoerde advocaatkosten.
4.19.
Op grond van artikel 706 Rv komen de beslagkosten voor vergoeding in aanmerking, nu vaststaat dat de beslagen terecht zijn gelegd. De beslagkosten komen uit op:
- explootkosten € 381,48
- griffierecht € 314
- salaris advocaat € 1.183 (1 punt x tarief €1.183)
Totaal € 1.878,48
4.20.
De daarover gevorderde wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.21.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Vanwege de samenhang met de conventie zullen die in reconventie op nihil worden begroot. De proceskosten aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] worden in conventie tot op heden begroot op:
- explootkosten € 130,75
- griffierecht € 1.963
- salaris advocaat € 3.549 (3 punten x tarief € 1.183)
Totaal € 5.642,75
4.22.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.23.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten zal worden toegewezen:
- voor de proceskosten vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en,
- voor de nakosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.24.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] verzoeken een toewijzend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in verband met het restitutierisico, dan wel onder de voorwaarde dat [eiser 1] en [eiser 2] zekerheid stellen voor een gelijk bedrag zo lang dit vonnis geen kracht van gewijsde heeft gekregen.
4.25.
Uitgangspunt is dat [eiser 1] en [eiser 2] belang hebben bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het daartegenover gestelde restitutierisico is niet nader toegelicht en kan daar dan ook niet tegenop wegen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 65.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 10 november 2022 tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 1.878,48 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op € 5.642,75, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten van:
- € 173 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.6.
wijst het gevorderde af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 910/2014 van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.
2.HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, r.o. 5.3.