ECLI:NL:RBAMS:2023:8432

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
13/234158-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drugshandel en witwassen door verdachte met aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen en contant geld

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel en witwassen. De verdachte werd op 13 september 2023 aangehouden tijdens een verkeerscontrole, waarbij hij probeerde te ontsnappen. Bij zijn aanhouding werden verschillende bolletjes met vermoedelijke harddrugs aangetroffen, evenals grote hoeveelheden cocaïne, heroïne en methadon in zijn woning. Daarnaast werd er een bedrag van € 17.472,70 aangetroffen, waarvan de rechtbank oordeelde dat het afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door verdovende middelen te verkopen en te vervoeren, en dat hij het geldbedrag heeft witgewassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om een verifieerbare verklaring te geven voor de herkomst van het geld, wat leidde tot het behoud van het witwasvermoeden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de impact van drugshandel op de samenleving en de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke delicten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/234158-23
Datum uitspraak: 21 december 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Eekhout, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is –kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting– ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:
het opzettelijk telen/bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/
vervoeren/aanwezig hebben van meerdere hoeveelheden cocaïne, heroïne en/of methadon op 13 september 2023 in Amsterdam;
Feit 2:
het witwassen van een geldbedrag van € 17.472,70 op 13 september 2023 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 13 september 2023 is verdachte in het kader van een verkeerscontrole staande gehouden op zijn fatbike. Tijdens deze controle rende verdachte weg, waarna hij (na een korte achtervolging) is aangehouden. Bij zijn fouillering zijn door de verbalisanten zakjes met verschillende soorten bolletjes gevonden die leken op harddrugs. Bij de insluitingsfouillering trof men 67 bolletjes in zijn ondergoed aan waarvan werd vermoed dat het harddrugs betrof. Naar aanleiding hiervan is dezelfde dag de woning van verdachte doorzocht. Hierbij zijn grote hoeveelheden (naar wat later bleek) cocaïne, heroïne en methadon en contante geldbedragen aangetroffen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de handel dan wel het aanwezig hebben van de verdovende middelen (feit 1) en witwassen (feit 2).
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweren aangevoerd met betrekking tot feit 1, nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de bij hem aangetroffen verdovende middelen van hem waren en dat hij deze had om er handel mee te drijven. Met betrekking tot de ten laste gelegde 136 tabletten methadon (goednummer 6394459) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de kennisgeving van inbeslagneming blijkt dat het om 134 tabletten gaat. Met betrekking tot de ten laste gelegde 83 bolletjes heroïne (goednummer 6394476) blijkt uit de kennisgeving van inbeslagneming dat er 82 bolletjes zijn aangetroffen. Ten aanzien van de zes zakjes cocaïne (goednummer 6394628) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt welke goederen zijn aangetroffen en uit welke soort stof die bestaan. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw een verklaring overgelegd van mw. mr. M.D. Kerssenberg, advocaat te Paramaribo, Suriname, waarin staat dat [persoon] , een neef van verdachte, aan mr. Kerssenberg wenste te verklaren dat hij verdachte op 4 mei 2023 een geldbedrag van € 14.000,- heeft gegeven als financiële ondersteuning ter dekking van medische kosten. Dit stuk dient als verklaring voor de aanwezigheid van het bij verdachte aangetroffen contante geldbedrag. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Het onder feit 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte een deel van de verdovende middelen heeft vervoerd en verkocht en het overige deel opzettelijk aanwezig heeft gehad. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat dit ook geldt voor de 136 tabletten methadon (goednummer 6394459), 83 bolletjes heroïne (goednummer: 6394476) en zes zakjes cocaïne (goednummer 6394628). Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023207544-40 van 2 oktober 2023 op pagina 96 van het procesdossier, blijkt dat bij het onderzoek van het drugslab van de Forensische Opsporing van de politie nauwkeurig wordt bijgehouden welke aantallen en hoeveelheden verdovende middelen door de recherche worden aangeleverd en dat in het definitieve laboratoriumrapport alleen het netto gewicht van de inhoud van de verpakkingen wordt vermeld. De in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden en gewichten komen alle overeen met de hoeveelheden en gewichten genoemd in de definitieve laboratoriumrapporten van 31 oktober 2023 (pagina’s 136 tot en met 139), 24 november 2023 (pagina 140) en van 12 december 2023 (niet-genummerd).
3.4.2
Het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte het geldbedrag van € 17.472,70 heeft witgewassen door dit te verwerven en voorhanden te hebben, terwijl hij wist dat het geld uit een misdrijf komt.
Gelet op de grote hoeveelheden verdovende middelen en contant geld die bij verdachte thuis zijn aangetroffen, de gegevens op zijn telefoons en zijn financiële gegevens waaruit blijkt dat hij al jaren een uitkering geniet, is er sprake van een witwasvermoeden. Van verdachte mag dan een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verwacht over de (legale) herkomst van het geld. Als de verklaring van verdachte daaraan voldoet, is het Openbaar Ministerie aan zet om aan de hand van die verklaring nader onderzoek te doen naar de herkomst van het geld.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte voldoet naar het oordeel van de rechtbank niet aan bovenstaande criteria. Ter terechtzitting heeft verdachte telkens inconsistent verklaard over de herkomst van de bij hem thuis aangetroffen € 17.472,70. Zo heeft hij verklaard dat hij geen € 14.000,- maar € 30.000,- van zijn neef heeft gekregen om zijn medische kosten te kunnen betalen. Verdachte kon niet verklaren waarom in de door zijn raadsvrouw overgelegde verklaring van mw. mr. M.D. Kerssenberg € 14.000,- stond.
Van het geldbedrag van € 30.000,-, zo verklaarde hij, heeft hij € 13.000,- uitgegeven aan de inkoop van de verdovende middelen. Ook zou hij een groot bedrag hebben uitgegeven aan een nieuwe huisraad, omdat zijn vriendin van Suriname naar Nederland zou emigreren om bij hem te komen wonen. Tot zijn aanhouding zou hij misschien € 2000,- tot € 3000,- hebben verdiend met de drugshandel. Nu verdachte telkens inconsistent heeft verklaard, is deze verklaring niet concreet, verifieerbaar en op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Dat betekent dat het witwasvermoeden blijft staan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne en methadon, te weten onder meer:
- 26 bolletjes (goednr 6394451) met een totaalgewicht van ongeveer 6,27 gram
heroïne, en
- 41 bolletjes goednr (6394451) met een totaalgewicht van ongeveer 10,2 gram
cocaïne, en
- 136 tabletten (goednr 6394459) methadon en,
- 2 zakjes (goednr 6394460) met een totaalgewicht van ongeveer 10 gram cocaïne,
en
- 25 bolletjes (goednr 6394472) met een totaalgewicht van ongeveer 11,8 gram
cocaïne, en
- 83 bolletjes (goednr 6394476) met een totaalgewicht van ongeveer 9,39 gram
heroïne, en
- 5 bolletjes (goednr 6394576) met een totaalgewicht van ongeveer 7,27 gram
heroïne, en
- een blok (goednr 6394624) met een totaalgewicht van ongeveer 498 gram heroïne
en
- een verpakking (6394626) met een totaalgewicht van ongeveer 95,2 gram heroïne,
en
- 5 zakjes (goednr 6394628) met een totaalgewicht van ongeveer 412 gram cocaïne,
en
- 6 zakjes (goednr 6394628) met een totaalgewicht van ongeveer 472 gram cocaïne,
en
- een bolletje (goednr 6394630) met een totaalgewicht van ongeveer 4,89 gram
cocaïne.
Feit 2:
op 13 september 2023 te Amsterdam een voorwerp (te weten een geldbedrag van € 17.472,70) heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij wist dat dit voorwerp onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht in de strafmaat rekening te houden met de volgende omstandigheden. De aanhouding van verdachte is gepaard gegaan met geweld, waarbij niet is voldaan aan artikel 12 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren. Op basis van deze bepaling had aan verdachte kenbaar moeten worden gemaakt dat er pepperspray gebruikt zou worden, wat niet zou zijn gebeurd. Ook is het gebruik van pepperspray slechts toegestaan als de verdachte zich probeert te onttrekken aan zijn aanhouding, waar ook geen sprake van was nu de verbalisant al bovenop verdachte zat. Verder moet er een afstand van minimaal één meter bestaan tussen de verbalisant die pepperspray gebruikt en de verdachte, waar ook geen sprake van was. De politie heeft daarom onrechtmatig gehandeld en dit moet in strafverminderende zin worden meegenomen in de strafmaat. Verder heeft verdachte een slechte gezondheid en is zijn vriendin twee weken geleden naar Nederland gekomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drugshandel. In zijn kleding en woning zijn grote hoeveelheden cocaïne, heroïne en methadon aangetroffen die bestemd waren om de samenleving in te brengen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd. Onschuldige burgers zijn hiervan getuige of soms zelf het slachtoffer. Ook heeft verdachte een bedrag van ruim € 17.000,- witgewassen. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt ertoe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waardoor plegers en andere betrokkenen bij de criminaliteit hun illegale verdiensten vrij kunnen besteden en de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte voor het laatst in 2011 is veroordeeld voor drugsdelicten.
Strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.Beslag

De officier van justitie heeft aangevoerd dat de telefoons en het geld moeten worden verbeurd verklaard. De verdediging heeft met betrekking tot drie van de telefoons (goednummers 6395203, 6395204 en 6395205) aangevoerd dat daarop geen voor de strafbare feiten relevante gegevens zijn aangetroffen en dat deze daarom moeten worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 telefoon (goednummer: 6395201);
  • 1 telefoon (goednummer: 6395203);
  • 1 telefoon (goednummer: 6395204);
  • 1 telefoon (goednummer: 6395205);
die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte feit is begaan. Uit de gegevens op de telefoons met goednummer 6395203, 6395204 en 6395205 blijkt dat er honderden hele korte telefoongesprekken van telkens enkele seconden of minuten mee zijn gevoerd, wat past bij de drugshandel waar verdachte zich mee bezig hield. Uit de gegevens op de telefoon met goednummer 6395201 blijkt dat er SMS-berichten zijn gevonden waarin gesproken wordt over witte en bruine ‘broden’ en waarin wordt onderhandeld over de prijs daarvan. De term ‘brood’ wordt in de drugshandel gebruikt om verdovende middelen aan te duiden, waarbij ‘wit’ staat voor cocaïne en ‘bruin’ voor heroïne. De rechtbank stelt dan ook vast de telefoons zijn gebruikt bij het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 375,90 euro (goednummer: 6394585);
  • 13.830 euro (goednummer: 6394589);
  • 465 euro (goednummer: 6394435);
  • 2.801,80 euro (goednummer: 6394632),
die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het onder 2 bewezen geachte feit is begaan.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een snorfiets (goednummer 6381863), dat aan verdachte toebehoort, aan hem moet worden teruggegeven nu de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten niet met behulp van de snorfiets zijn begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • 1 telefoon (goednummer: 6395201);
  • 1 telefoon (goednummer: 6395203);
  • 1 telefoon (goednummer: 6395204);
  • 1 telefoon (goednummer: 6395205);
  • 375,90 euro (goednummer: 6394585);
  • 13.830 euro (goednummer: 6394589);
  • 465 euro (goednummer: 6394435);
  • 2.801,80 euro (goednummer: 6394632).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1 snorfiets (goednummer: 6381863).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mr. M.A.E. Somsen en mr. P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2023.
[…]