ECLI:NL:RBAMS:2023:8429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
13/262609-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Hongarije; toelaatbaarheid en voorwaarden

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Budapest-Capital Regional Court in Hongarije. De officier van justitie had op 20 oktober 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 20 maart 2023. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1975, was gedetineerd en werd bijgestaan door een raadsman en een tolk tijdens de zitting op 30 november 2023.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft en dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn. Het EAB vermeldt een vonnis van 19 november 2020 en een arrest van 10 november 2021, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van drie jaar en vier maanden is opgelegd. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en onderzocht of er weigeringsgronden waren voor de overlevering.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn naar Nederlands recht strafbaar, waaronder diefstal en mishandeling. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/262609-23
Datum uitspraak: 14 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 20 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 maart 2023 door
the Budapest-Capital Regional Court, Penitentiary Unitin Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1975,
laatst opgegeven verblijfadres: [adres opgeëiste persoon] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 november 2023, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. T. Geerdink, advocaat te Borne en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (hierna: OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de
Buda Central District Courtvan 19 november 2020 (met kenmerk No. 8.B.2148/2019/43) en een (daarop volgend) arrest van de
Budapest-Capital Regional Courtvan 10 november 2021 (met kenmerk No. 32.Bf.6235/2021/53).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog drie jaar, drie maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Uit aanvullende informatie van 7 november 2023 volgt dat de zaak in hoger beroep in feite en in rechte ten gronde is behandeld en definitief uitspraak is gedaan over schuld en straf. Daarom valt alleen de procedure in hoger beroep onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
In het dossier bevindt zich de volgende e-mailcorrespondentie, welke in reactie op aanvullende vragen van het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) met betrekking tot artikel 12 OLW aan het dossier is toegevoegd.
Op 30 september 2021 is door E.M. Farkas van de
Budapest-Capital Regional Courtde volgende e-mail gestuurd naar het e-mailadres
[e-mailadres opgeëiste persoon]:

To: [opgeëiste persoon]
In the criminal case instituted against [slachtoffer] and his accomplice for the felony of robbery, the Regional Court hereby encloses the summoning to the public session scheduled with the understanding that the public session can be held without your presence if you confirm receiving the summoning.
Op 4 oktober 2021 is door de gebruiker van het e-mailadres
[e-mailadres opgeëiste persoon], waarbij als ‘
sender’ is vermeld ‘ [opgeëiste persoon] ’, als volgt op deze e-mail gereageerd:

Good afternoon! I cannot appear. I live and work abroad; my workplace does not let me. Thank you for your understanding. I have received the summoning here.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een oproeping per e-mail geen formele oproeping betreft en dat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon de oproeping daadwerkelijk heeft ontvangen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een oproeping per e-mail weliswaar onconventioneel is, maar dat de Hongaarse autoriteiten de opgeëiste persoon niet op een andere manier konden bereiken. Volgens de officier van justitie is, gezien de hiervoor weergegeven e-mailcorrespondentie, sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW en is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW daarom niet op de hoger beroepsprocedure van toepassing.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon tijdens de behandeling van het EAB op de zitting heeft verklaard dat zij destijds gebruik maakte van het e-mailadres
[e-mailadres opgeëiste persoon]en dat zij de hiervoor weergegeven reactie van 4 oktober 2021 heeft verstuurd. De rechtbank stelt hiermee vast dat de opgeëiste persoon de oproep voor het proces in hoger beroep heeft ontvangen. De opgeëiste persoon is daarmee daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van de datum en de plaats van het proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat zij op de hoogte was van het voorgenomen proces. Daarnaast is zij er, blijkens de aan haar verzonden e-mail van 30 september 2021, ook van in kennis is gesteld dat een beslissing kon worden genomen wanneer zij niet op het proces zou verschijnen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dan ook niet van toepassing.

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
medeplegen van mishandeling.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 300 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Budapest-Capital Regional Court, Penitentiary Unitin Hongarije voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.