ECLI:NL:RBAMS:2023:8418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
13/288951-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling en veroordeling mishandeling met onvoldoende steunbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging zware mishandeling, bedreiging met een wapen en mishandeling. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 7 december 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. de Vries, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot zware mishandeling van [aangever] op 22 oktober 2022 in Amsterdam. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen en de beschikbare bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de zware mishandeling, maar stelde dat de mishandeling van [aangever] wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging daarentegen vorderde vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging zware mishandeling en de bedreiging met een wapen, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de mishandeling van [aangever] wel bewezen, op basis van de verklaringen van de betrokkenen en ondersteunend bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van €250,-, te vervangen door hechtenis indien niet betaald. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/288951-22
Datum uitspraak: 21 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.W. van Zanten en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. de Vries naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 22 oktober 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. Poging zware mishandeling, althans mishandeling van [aangever]
2. Bedreiging met een wapen van [aangever]
3. Mishandeling van [persoon]
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert vrijspraak van wat onder 1 primair, 2 en 3 ten laste is gelegd.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen, op grond van de aangifte van [aangever] en de verklaring van [persoon] zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vordert vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten, wegens gebrek aan bewijs. Het proces-verbaal van bevindingen waarin de verklaring van [persoon] is opgenomen, kan volgens de verdediging niet dienen als steunbewijs dat verdachte [aangever] zou hebben mishandeld.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat onder 1 primair, 2 en 3 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.4.2
Het oordeel over het onder 1, subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht dit feit, te weten mishandeling van [aangever], wettig en overtuigend bewezen. Dit wordt hieronder toegelicht.
Vaststaat dat [aangever] op 22 oktober 2022 met zijn auto tegen de geparkeerde auto van (de moeder van) verdachte is aangereden. Tussen verdachte en [aangever] is vervolgens een discussie ontstaan over het oplossen van de schade. De verklaringen van verdachte en van [aangever] lopen vanaf dat moment uiteen.
Verdachte heeft verklaard dat zowel hij als [aangever] boos waren, maar dat hij het graag wilde oplossen. [aangever] kwam op enig moment op hem af lopen en wilde hem slaan. Verdachte heeft [aangever] toen een duw gegeven, waarna [aangever] op de grond belandde, opstond en wegliep.
[aangever] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij degene was die het rustig wilde oplossen, terwijl verdachte boos was. Verdachte pakte een vuurwapen uit de kofferbak van de auto en heeft hem tegen de rechterslaap geslagen, waardoor hij buiten westen raakte. Toen hij bijkwam hield verdachte het wapen op hem gericht en laadde het wapen door. De twee medepassagiers van verdachte hebben volgens [aangever] voorkomen dat verdachte de trekker overhaalde.
Dat verdachte hem met een vuurwapen heeft geslagen, zoals [aangever] stelt, vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel dan de aangifte. Dat verdachte is geslagen wel. Dat heeft [persoon] verklaard tegen de verbalisanten. De rechtbank verwerpt het standpunt van de raadsman dat die verklaring niet als aanvullend bewijs kan dienen. Het betreft hier een proces-verbaal van bevindingen zijnde een wettig bewijsmiddel en de inhoud van betreffende verklaring van [persoon] wordt ook nog nader ondersteund. Verdachte heeft zelf immers ook verklaard dat er fysiek contact is geweest met [aangever]. De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van foto’s die aan het proces-verbaal van bevindingen zitten gehecht. Daarop is te zien dat [aangever] gewond is rondom zijn slaap/oog.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 22 oktober 2022 in Amsterdam [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] tegen de slaap te slaan.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het openbaar ministerie vordert 3 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast vordert het openbaar ministerie een taakstraf van 60 uur, en voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis van 30 dagen
.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om enkel een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft [aangever] verwond door hem een klap tegen zijn slaap geven. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [aangever]. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk, temeer nu de mishandeling op de openbare weg heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (Strafblad) van 16 oktober 2023 volgt onder meer dat hij op 20 september 2018 is veroordeeld voor mishandeling en vernieling en toen een taakstraf opgelegd heeft gekregen.
Hoewel volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in het geval van mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend wordt uitgegaan van een geldboete van € 750,- acht de rechtbank dit hier niet passend, gelet op de omstandigheid verdachte reeds drie dagen in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarom overeenkomstig het verzoek van de verdediging een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest opleggen.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om verdachte daarnaast een boete van € 250,- op te leggen, te vervangen door 5 dagen hechtenis indien verdachte dit bedrag niet voldoet, dan wel geen verhaal biedt.
Tot slot dient het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis te worden opgeheven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar
Verklaart verdachte,
[verdachte],daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte voorts tot betaling van een geldboete van
€ 250,-(tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
5 (vijf) dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen voorzitter,
mrs. C.A.R. Bleijendaal en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.E. Leyten griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[…]