ECLI:NL:RBAMS:2023:8414

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
23/3954
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor verhuiskosten op basis van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van eerste huur, waarborgsom, huisraad, inrichtingskosten en verhuiskosten. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam afgewezen met drie besluiten op 18 oktober 2022, en het bestreden besluit van 31 mei 2023 handhaafde deze afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eiseres voerde aan dat haar situatie bijzonder was, omdat zij door medische redenen niet in haar oude woning kon verblijven en een zwervend bestaan had geleid. Ze stelde dat haar situatie vergelijkbaar was met die van mensen die uit een crisisopvang komen of na een langdurig verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis weer zelfstandig moeten wonen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar verhuizing niet voorzienbaar was. Eiseres had al geruime tijd medische klachten en had eerder een urgentieverklaring aangevraagd, wat erop wees dat zij had kunnen anticiperen op de verhuizing.

De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevraagde kosten incidentele algemene kosten van het bestaan zijn, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Bijstand kan alleen worden verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand, omdat zij niet had aangetoond dat zij niet had kunnen reserveren voor de kosten of dat een lening bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam niet passend was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3954

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R.A.M. Koolen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten eerste huur en waarborgsom, huisraad of inrichtingskosten en verhuizing.
Het college heeft deze aanvraag met drie separate besluiten van 18 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. Op 16 september 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Pw. Zij heeft € 1.300,- gevraagd voor de betaling van de eerste huur en waarborgsom, € 2.700,- voor de verhuiskosten en € 500,- voor huisraad en inrichtingskosten. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres voor deze kosten kan sparen of een lening kan afsluiten bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA). Ten aanzien van de verhuiskosten en inrichtingskosten stelt verweerder aanvullend dat eiseres hiervoor gespreid kan betalen. Er is volgens verweerder geen sprake van bijzondere omstandigheden. In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.

Het standpunt van eiseres

2. Eiseres voert aan dat sprake is van een bijzondere situatie op basis waarvan de bijzondere bijstand wel had moeten worden toegekend. Eiseres huurde met ingang van
28 juli 2017 een (onzelfstandige) woonruimte in het pand [adres 1] te Amsterdam en heeft er tot 30 september 2022 ingeschreven gestaan. Vanwege medische redenen kon zij daar niet verblijven en heeft zij haar woonruimte in bewaring gegeven. Eiseres leidde vervolgens een zwervend bestaan. Volgens haar moet dit gelijk gesteld worden met de situatie van mensen die uit een crisisopvang komen en 'opnieuw moeten beginnen' en/of mensen die na een langdurig verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis weer zelfstandig gaan wonen en onvoldoende middelen hebben en/of mensen die om medische redenen moeten verhuizen en niet door eigen toedoen buiten de werking van de voorliggende voorzieningen vallen. Vanaf 30 september 2022 is eiseres woonachtig op het adres [adres 2] te Amsterdam. Verweerder heeft geen rekening gehouden met het feit dat het voor eiseres van groot medisch en sociaal belang is om een periode van ernstige levensontwrichtende beperkingen op diverse gebieden af te sluiten door een stabiel woonklimaat te creëren in de woning die ze nu heeft kunnen vinden. Verweerder heeft in haar besluiten de medische grondslag onvoldoende erkend. Verder stelt verweerder volgens eiseres ten onrechte dat zij heeft kunnen sparen voor de gevraagde voorzieningen. Zij had een Wajonguitkering, waarvan zij, naast de schulden, niet kon sparen. Eiseres betwist dat zij een lening kan aanvragen. GKA heeft haar afgeraden een tweede lening af te sluiten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De door eiseres aangevraagde kosten zijn incidentele algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat, kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Verder bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. [1]
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet. Allereerst heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat het in de situatie waarin zij verkeerde, niet voorzienbaar was dat zij zou moeten verhuizen. Voordat zij verhuisde, had eiseres al geruime tijd last van medische klachten en was het duidelijk dat haar oude woning niet langer geschikt was voor haar. Dit volgt onder meer uit de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring op 22 mei 2021 bij de Gemeente Amsterdam. Gelet hierop had eiseres de gelegenheid de financiering van de met de verhuizing en de daarmee samenhangende kosten te regelen. Dat eiseres niet heeft kunnen reserveren in verband met lopende schulden en extra kosten van een verblijf in het buitenland, maakt dit niet anders. Volgens vaste rechtspraak [2] is het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid in de zin van de Pw. [3] De kosten die daarmee verband houden, kunnen niet worden afgewenteld op de Pw.
6. Daarnaast is eiseres er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in haar geval een lening bij de GKA niet passend of toereikend is. De enkele stelling van eiseres dat haar is afgeraden een nieuwe lening af te sluiten, is hiervoor onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Boerhorst, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.G. Elfferich, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 december 2023.
De griffier is buiten staat om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 15, eerste lid, van de Pw.
2.Zie de uitspraak van 24 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318.
3.Artikel 35, eerste lid, van de Pw.