Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
hierna: [naam 3]- die op dat moment 8 maanden oud was - in zijn hoofd gebeten door de Duitse herdershond van verdachte (
hierna: [naam 2]). [naam 3] heeft daardoor ernstig hoofd- en hersenletsel opgelopen, als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Het is evident dat deze gebeurtenis op de ouders van [naam 3] , zijn grootouders en alle andere betrokkenen enorme indruk heeft gemaakt en bij hen nog lange tijd gevoelens van machteloosheid en verdriet, maar ook van boosheid teweeg zal brengen.
hierna: [medeverdachte]) aan het oppassen op [naam 3] . Verdachte heeft over het bijtincident verklaard dat [naam 3] aan de tafel stond en dat [naam 2] ergens in de kamer lag. Er zaten twee of drie seconden tussen het moment dat [medeverdachte] [naam 3] aan tafel zette en [naam 2] hem beet. [naam 2] kwam schuin achter verdachte vandaan, van rechts, vanuit een smallere doorgang. Verdachte vermoedt dat [naam 2] vanaf zijn kussen kwam, dat lag op een afstand van 2 meter van waar [naam 3] stond. Verdachte zat ongeveer 1 meter van [naam 3] af op het moment dat [naam 2] hem greep. Volgens de door verdachte getekende plattegrond stond [naam 3] rechts voor hem aan tafel en heeft verdachte [naam 2] voor het eerst gezien rechts achter [naam 3] . Toen verdachte zag dat [naam 2] [naam 3] greep, heeft verdachte “los” geroepen naar [naam 2] . [naam 2] heeft vervolgens [naam 3] losgelaten. Verdachte heeft verklaard dat [naam 2] geen muilkorfplicht had en dat er geen afspraken zijn gemaakt over de aanwezigheid van [naam 2] in het bijzijn van [naam 3] . Over dergelijke afspraken zou worden nagedacht als [naam 3] op de grond zou gaan spelen. Het enkel aan de tafel staan, zoals [naam 3] op de bewuste dag voor het eerst deed, gaf daar volgens verdachte nog geen aanleiding toe. Volgens verdachte was er geen aanleiding voor [naam 2] om [naam 3] te bijten.
(hierna: Sr)is vereist dat het intreden van de dood te wijten is aan de schuld van verdachte.