ECLI:NL:RBAMS:2023:8382

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
21/5655
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering onttrekkingsvergunning voor Bed & Breakfast in Amsterdam na onzorgvuldige voorbereiding door verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een aanvrager van een onttrekkingsvergunning voor een Bed & Breakfast (B&B), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat de aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag onzorgvuldig was voorbereid. Eiseres had op 22 juni 2020 een vergunning aangevraagd, maar deze werd geweigerd omdat de plattegrond niet duidelijk was en niet voldaan zou zijn aan de eisen van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020. Eiseres stelde dat verweerder onvoldoende had gedaan om de aanvraag te beoordelen en had nagelaten om een betere plattegrond op te vragen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen en dat de afwijzing van de aanvraag niet goed gemotiveerd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. W.D.R. van Smeden).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een onttrekkingsvergunning voor een Bed & Breakfast (B&B) geweigerd. Bij besluit van 13 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft op
23 november 2021 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is ingetrokken nadat verweerder heeft toegezegd niet handhavend te zullen optreden gedurende de beroepsprocedure.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2022. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] ( [eigenaar] ), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst. Het onderzoek ter zitting is voortgezet op de zitting van 9 november 2023. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan het beroep
1. Eiseres heeft op 22 juni 2020 een onttrekkingsvergunning voor een B&B in het pand aan de [adres] [nummer] in Amsterdam aangevraagd. Sinds 1 januari 2020 geldt een vergunningplicht voor een B&B in Amsterdam.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, de aanvraag om een onttrekkingsvergunning voor een B&B afgewezen. Verweerder legt aan de weigering ten grondslag dat uit de bij de aanvraag overgelegde gegevens niet blijkt dat de B&B voldoet aan de in de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 gestelde eisen. Verweerder werpt tegen dat de B&B onderdeel is van een woning die toebehoort aan een woningcorporatie. Verweerder heeft ook onderzocht of de B&B onder het overgangsrecht valt, omdat de B&B al werd geëxploiteerd voordat de vergunningplicht van kracht werd en tijdig is gemeld. Onder het overgangsrecht is de voorwaarde dat de woonruimte waarbinnen wordt onttrokken niet in eigendom van een woningcorporatie namelijk niet van kracht. Verweerder werpt tegen dat niet is gebleken dat de B&B van eiseres voldoet aan de voorwaarden van het oude regime. Kort samengevat is niet gebleken dat de oppervlakte voor niet meer dan 40% wordt ingezet voor de B&B. Ook is niet gebleken dat er niet meer dan vier gasten komen en slechts twee kamers gelegen zijn in de B&B. Verweerder heeft er onder meer op gewezen dat op de plattegrond informatie onduidelijk was of ontbrak, waardoor het onder meer niet mogelijk was om de gebruikersoppervlakte van de B&B te bepalen en dat de entree van de B&B niet was ingetekend.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank moet beoordelen of verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat de afgifte van de onttrekkingsvergunning moet worden geweigerd. De rechtbank doet dat aan de hand van de door eiseres aangevoerde beroepsgronden.
Zorgvuldigheid
4.1.
Eiseres voert samengevat aan dat de voorbereiding van het bestreden besluit onzorgvuldig is geweest. Ook stelt eiseres dat het besluit onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Ten onrechte heeft verweerder eiseres niet in de gelegenheid gesteld om in de bezwaarfase stukken aan te vullen, waardoor niet kon worden vastgesteld of eiseres voldoet aan de voorwaarden onder het overgangsrecht. Verweerder heeft nagelaten een betere plattegrond op te vragen bij eiseres.
4.2.
De rechtbank overweegt dat tijdens de hoorzitting de plattegrond aan de orde is gesteld. Vraag is of verweerder in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van zijn besluit, de hoorzitting voldoende heeft benut om aan eiseres duidelijk te maken dat de reeds overgelegde plattegrond niet voldeed. Met de schorsingsbeslissing van 15 november 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld stukken aan te leveren die de inhoud van de hoorzitting weergeven. Zo is afgesproken dat verweerder een geluidsopname van de hoorzitting zou overleggen. Verweerder heeft geen geluidsopname terug kunnen vinden. Ook is er geen verslag van de hoorzitting gevonden. Aannemelijk is dat verweerder geen verslag heeft opgemaakt van de hoorzitting, in strijd met het bepaalde in artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft e-mails van de voormalig rechtsbijstandverlener overgelegd. Uit deze e-mails blijkt dat de plattegrond ter sprake is gekomen tijdens de hoorzitting en dat verweerder daarbij volgens de voormalig rechtsbijstandverlener niet heeft verzocht om een nieuwe (duidelijke) plattegrond in te dienen. Verweerder heeft de verklaring van de voormalig rechtsbijstandverlener niet met onderbouwing betwist. Mede gelet op het ontbreken van een verslag van de hoorzitting, dat voor verweerders rekening komt, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaring.
4.3.
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat verweerder met eiseres duidelijk had moeten bespreken waarom en op welke punten de overgelegde plattegrond niet voldeed, dat een betere plattegrond nodig was om de aanvraag te kunnen beoordelen en haar vervolgens in de gelegenheid had moeten stellen om een duidelijke plattegrond aan te leveren. Dat sprake is van een aanvraagsituatie neemt niet weg dat van verweerder verwacht mag worden dat, als hem duidelijk is dat een aanvraag stuk zal op lopen op een relatief eenvoudig te verhelpen tekortkoming in de aangeleverde informatie, hij dat helder communiceert en de kans geeft om die tekortkoming te verhelpen.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voorbereiding van het bestreden besluit onzorgvuldig is. Het besluit is dan ook strijdig met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.5.
Deze beroepsgrond slaagt. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren.

Conclusie

5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
Verweerder zal daarom een nieuw besluit op het bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 2.092,50,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.M. Nannan Panday, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 december 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.