ECLI:NL:RBAMS:2023:838

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
13/193018-22 (EAB III) (einduitspraak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, die op 7 oktober 2022 door de officier van justitie bij de rechtbank werd ingediend. De behandeling van de vordering vond plaats op verschillende openbare zittingen, waarbij de opgeëiste persoon steeds werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd en de gevangenneming onder schorsing bevolen. Tijdens de zittingen zijn de identiteit van de opgeëiste persoon en de inhoud van het EAB onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen, zoals artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 van de OLW, zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/193018-22 (EAB III)
RK nummer: 22/4470
Datum uitspraak: 16 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 december 2021 door
the District Court in Koszalin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Tevens heeft de rechtbank de gevangenneming onder gelijktijdige schorsing bevolen.
Op 29 november 2022 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde deze zaak gezamenlijk te behandelen en erop te beslissen met de zaak met parketnummer 13/192994-22 (EAB I).
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 21 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst in afwachting van de vertaling van de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit in EAB I.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 2 februari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, inmiddels is verstreken. [1] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor het voortduren van de geschorste overleveringsdetentie. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 29 november 2022

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 29 november 2022. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten, het onschuldverweer en de verweren met betrekking tot de genoegzaamheid en artikel 11 OLW al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 326 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 22 OLW.
2.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.