ECLI:NL:RBAMS:2023:835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
13/751827-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a Overleveringswet en bevel tot tenuitvoerlegging van de straf in Nederland

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 31 augustus 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin werd verzocht om de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vijf jaar, waarvan nog vier jaar, negen maanden en acht dagen resteerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot de veroordeling had geleid, maar dat hij wel vertegenwoordigd was door een advocaat. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was.

Vervolgens heeft de rechtbank de weigeringsgrond van artikel 6a OLW beoordeeld, die stelt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen, met schorsing van de gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751827-21
RK nummer: 21/4853
Datum uitspraak: 16 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 februari 2012 door
the public prosecutor at Rennes court of appeal(Frankrijk) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats ] (Marokko) op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om de recent aangetreden raadsvrouw in de gelegenheid te stellen de zaak voor te bereiden.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 2 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
adversarial judgment by Rennes Court of Appeal, dated 15 December 2009, maintaining the effects of the arrest warrant issued on 15 May 2008 by the Criminal Court of Quimper, judgment 09/002047.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaren. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaren, negen maanden en acht dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich een omstandigheid als in artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon was op de hoogte van het voorgenomen proces en is verdedigd door zijn daartoe gemachtigde advocaat. De opgeëiste persoon heeft een fax gestuurd naar de hoger beroepsrechters waarin hij heeft geschreven dat hij niet naar de zitting komt, maar dat zijn verdediging door zijn advocaat wordt gevoerd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Frankrijk
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De raadsvrouw heeft verzocht om het te geven bevel gevangenhouding op grond van artikel 27, vierde lid, OLW te schorsen, zodat de opgeëiste persoon de kans heeft zijn thuissituatie te organiseren voor het moment dat hij zijn straf zal moeten ondergaan. Vanwege de slechte medische situatie van zijn vrouw, draagt de opgeëiste persoon volledig de verantwoordelijkheid voor het genereren van het gezinsinkomen, het huishouden en de zorg voor hun twee jonge kinderen. De tijd sinds zijn aanhouding is te kort geweest om hier iets voor te regelen.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen schorsing van het bevel ex artikel 27, vierde lid, OLW.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde medische stukken blijkt dat de echtgenote van de opgeëiste persoon veel en ernstige medische problemen heeft. Ze is onder andere blind aan één oog en met het andere oog ziet ze nu nog maar voor 30%, maar ook in dat oog wordt het zicht steeds minder. Er is sprake van een depressie, constante pijn en fibromyalgie. Gelet op de medische problematiek van zijn echtgenote heeft de opgeëiste persoon de volledige zorg voor hun twee kinderen en is hij de kostwinner van het gezin. In de complexiteit van de medische problematiek van zijn echtgenote en de zorg die daarmee gemoeid is en het regelen van opvang voor de kinderen ziet de rechtbank aanleiding om het bevel ex artikel 27, vierde lid, OLW te schorsen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, om zo de opgeëiste persoon tijd te bieden om zijn thuissituatie te regelen.
De rechtbank zal de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen en deze schorsen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en 2, 5, 6a en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the public prosecutor at Rennes court of appeal(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van [opgeëiste persoon] tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en schorst deze gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging, onder de voorwaarden genoemd in het bevel. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.