ECLI:NL:RBAMS:2023:8343

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
13/176331-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld door verdachte en mededaders

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 5 juli 2023 in Amsterdam, waar de verdachte samen met twee anderen het slachtoffer met een mes heeft gedwongen in een auto te stappen. Tijdens de rit en in een woning hebben zij het slachtoffer mishandeld en zijn persoonlijke bezittingen, waaronder een tas, AirPods en geld, gestolen. De rechtbank oordeelde dat het jeugdstrafrecht niet van toepassing was, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, en legde een gevangenisstraf op van 167 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/176331-23
Datum uitspraak: 29 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.L.J. Smit, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.G. Meijer, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland naar voren heeft gebracht.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de advocaat mr. E.P.H. van Esser namens de benadeelde partij [aangever] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 5 juli 2023 in Amsterdam in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:het opzettelijk [aangever] van zijn vrijheid beroven en beroofd houden;
Feit 2:het met geweld stelen van een tas en/of AirPods en/of € 300,- en/of schoenen van [aangever] ;
Feit 3:het mishandelen van [aangever] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.
3.Waardering van het bewijs
3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever, waarbij geweld tegen aangever is gebruikt. Niet kan worden bewezen dat aangever daarbij is gefilmd of dat hij is geschopt of getrapt tegen of in zijn buik.
Met betrekking tot feit 2 vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte samen met anderen met geweld de goederen zoals ten laste gelegd heeft gestolen.
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt dat kan worden bewezen dat verdachte aangever samen met anderen heeft mishandeld.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn — ook in hun onderdelen — telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat feit of die feiten waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
1.
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [aangever] met nummer PL1300-2023150888-13 van 5 juli 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 22-28.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [aangever] , zakelijk weergegeven:
Vandaag was ik in Amsterdam Zuid, ik werd van achteren vastgepakt en ik kreeg een machete op mijn keel. Ik werd door twee personen NN1 en NN2 vastgepakt.
NN1 zei tegen mij dat ik mee moest lopen naar de auto. NN1 hield mij op dat moment vast, hij had zijn rechterhand om mijn nek heen en in zijn hand hield hij het mes vast. Door hoe NN1 mij vasthield en de dreiging van het mes zag ik geen mogelijkheid om weg te komen.
Ik had op dat moment een Gucci tas in mijn hand en deze pakte NN2 van mij af. In mijn Gucci tas zaten mijn AirPods en briefgeld (1x briefje 50,- euro). Op mijn Gucci tas, het geld en de AirPods na heb ik de spullen weer teruggekregen.
Ik moest toen plaatsnemen in een Peugeot, grijs van kleur. Ik zag dat er nog een derde persoon bij was betrokken, NN3.
NN1 stapte achter het stuur, NN2 stapte voorin naast de bestuurder en NN3 zat naast mij achterin de auto. NN1 reed meteen weg, NN3 sloeg mij eerst met een platte hand en later met zijn vuist. Hij sloeg mij continu op mijn gezicht.
Opmerking verbalisanten: Wij zien om het rechteroog van het slachtoffer een rode/blauwe verkleuring tevens wat verdikt.
Telkens als wij moesten stoppen voor een stoplicht zag ik dat NN1 zich omdraaide en mij dan ook sloeg. Ik zag dat hij mij met een platte sloeg, hij sloeg mij in mijn gezicht. NN3 heeft mij ook een keer geslagen, dit was ook met platte hand.
NN1 zei tegen de anderen dat ze ervoor moesten zorgen dat ze de deuren goed dicht moesten houden. Ik hoorde NN1 zeggen dat ik geluk zou hebben als ik nog het daglicht zou zien, tevens zei dat ik geluk zou hebben als ik er levend uit zou komen.
Na ongeveer 5 à 10 minuten zag ik dat wij met de auto stopten. Op het moment dat ik uitstapte gaven NN1 en NN2 klappen in mijn gezicht. De een deed het met een platte hand en de andere met zijn vuist.
We zijn toen met zijn vieren de woning ingegaan. NN1 zei tegen mij dat ik mijn schoenen uit moest doen. NN1 gaf aan dat hij de schoenen nam. Ik moest mijn jas uitdoen. Ik werd toen ook weer door alle drie de personen geslagen. Ik kreeg van alle drie vuistslagen in mijn gezicht. Deze vuistslagen deden mij erg veel pijn. NN1 sloeg mij meerdere keren in mijn gezicht en op mijn arm. Ik voelde continu veel pijn aan mijn gezicht en aan mijn arm.
Ik moest vervolgens mijn kleren uitdoen van NN1, dit heb ik ook gedaan. Ik moest eerst mijn trui uitdoen en toen mijn broek.
Tijdens het verblijf in de woning heeft NN2 mijn telefoon bekeken en moest ik van NN2 de code van de Rabobankapp geven. Door de gehele situatie heb ik de code van de Rabobank App gegeven. Ik hoorde NN2 zeggen: ‘hij heeft 250,- euro op zijn bank’. Ik hoorde NN1 vragen “heb je het geld naar jezelf gestuurd”, ik hoorde dat NN2 zei dat hij dit had gedaan.
Ik moest met NN1, NN2 en NN2 meelopen en toen werd ik vanuit de woning naar een andere auto gebracht. Ik zag dat ik in een Peugeot met kenteken [kenteken 1] moest stappen. Ik hoorde NN1 zeggen dat als ze mij hadden afgezet, dat ze NN2 en NN3 ook moesten afzetten. NN2 en NN3 zijn ook nog uitgestapt bij mijn adres.
2.
Een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] van 7 juli 2023 met nummer 18185763, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] , met als bijlage drie foto’s, doorgenummerde pagina’s 43-49.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [aangever] , zakelijk weergegeven:
O: Wij, verbalisanten, tonen de aangever als eerste foto 1, waarop de verdachte [verdachte 2] afgebeeld staat.
A: Hij bestuurde de auto waarin ik werd meegenomen.
O: Wij, verbalisanten, tonen de aangever foto 3 waarop de verdachte [verdachte 1] afgebeeld staat.
A: Ja, dit is de tweede persoon die bij het bowlingcentrum een mes had. Dit is de jongen die het mes op mijn keel zette. Deze persoon zei tegen mij; ‘
je moet meewerken anders ga je geen daglicht meer zien’.
3.
De verklaring die verdachte op de zitting van 15 december 2023 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was erbij. Ik wilde helpen om de telefoon terug te krijgen. Ik ben gebeld om te komen helpen. U houdt mij het chatgesprek op pagina’s 196 en 197 voor. Dit gesprek is met verdachte [verdachte 3] .
Het klopt dat ik te zien ben op de camerabeelden bij [straatnaam 1] . We reden naar de woning van mijn vader op het adres [straatnaam 1] [huisnummer] , ik had dit aangeboden. Het slachtoffer is meegenomen naar de woning. Het klopt dat er € 250,- naar mijn rekening is overgemaakt.
Het klopt dat ik erbij was toen het slachtoffer naar huis werd gebracht door [persoon] .
4.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 3] van 19 september 2023 met nummer 2023150888, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] , doorgenummerde pagina’s 4 018–4 025.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte 3] , zakelijk weergeven:
Ik was erbij. Ik zag een van de jongens met een groot mes naar de jongen lopen. Ik hoorde de jongen met het mes tegen de jongen die we zochten zeggen dat hij mee moest komen naar de auto. In de auto heeft de jongen die we zochten een tik gekregen van de chauffeur. In de woning kreeg de jongen klappen. Ik zag twee oortjes liggen en ik heb ze meegenomen. Ik heb gezien dat hij een paar tikken heeft gehad. Hij moest zijn jas en shirt uit doen.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2023 met nummer 2023150888, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7] , doorgenummerde pagina’s 194-202.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven:
Bij verdachte [verdachte 1] is een iPhone 8 met goednummer 6370166 in beslag genomen met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik heb de telefoon onderzocht. Ik tref een chat aan met een contactpersoon opgeslagen onder de naam [naam], gebruik makend van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Uit de chat blijkt dat [verdachte 1] het eerder ontvangen filmpje van slachtoffer [aangever] doorstuurt naar [naam]. [verdachte 1] zegt dat ze de man op het filmpje kunnen pakken voor een beloning, omdat de man het nichtje van ‘die gasten’ gewelddadig heeft beroofd. [verdachte 1] denkt dat ze hem zelf even meetrekken en gewoon af kunnen leveren als een cadeautje.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2023 met nummer 18480014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8] , doorgenummerde pagina’s 182-184.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven:
Het is aannemelijk dat [verdachte 3] degene is die in de telefoon van [verdachte 1] (met nummer [telefoonnummer 1] ) de “[naam]” genoemd wordt (met nummer [telefoonnummer 2] ).
7.
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023 met nummer PL1300-2023150888-15, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 10] , doorgenummerde pagina’s 7-9.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergeven:
Op 5 juli 2023 zagen wij [aangever] staan. Wij zagen dat de rechter zijkant van het gezicht van [aangever] rood en een beetje opgezwollen was. Wij zagen dat hij aan de rechterzijde van zijn nek een rode kras had. Wij zagen dat hij een kleine rode snede op zijn onderlip had.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2023 met nummer 18226818, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pagina’s 98-104.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven:
Ik, verbalisant, bekeek de camerabeelden van de portieken van de woonflat [straatnaam 1] perceelnummers [perceelnummers] .
Ik heb de verdachten herkend aan de hand van hun gelijkenis met de camerabeelden van [straatnaam 2] van 5 juli 2023. De verdachten [verdachte 2] , [verdachte 1] en NN3 zijn te herkennen aan de camerabeelden van [straatnaam 2] .
Op de camerabeelden van [straatnaam 1] is te zien dat de verdachten omstreeks 19.33 uur bij portiek [nummer] aankomen van de woonflat. Om 19.33 uur is te zien dat [verdachte 1] aan komt lopen en een sleutel in het slot van de portiek stopt. Verdachten [verdachte 2] en NN3 komen aanlopen met het slachtoffer. Daarnaast is zichtbaar dat de achterste, later blijkt dit [verdachte 2] te zijn, een slaande beweging naar het hoofd van het slachtoffer maakt. Zichtbaar is dat NN3 een zwarte tas in zijn linkerhand draagt, wat vermoedelijk de heuptas van het slachtoffer is die het slachtoffer op de beelden van [straatnaam 2] in zijn linkerhand droeg.
Rond 20.00 uur is te zien hoe het viertal weer portiek [nummer] in komen lopen. Te zien is hoe het slachtoffer (nu met jas uit), NN3 en [verdachte 1] het portiek uit lopen.
Ten aanzien van feit 1
9.
Proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023 met nummer PL1300-2023150888-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 11] en [opsporingsambtenaar 12] , doorgenummerde pagina’s 4-6.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 5 juli 2023 zag ik een voertuig met kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat er een persoon uit het voertuig stapte, die later bleek te zijn [verdachte 2] .
10.
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2023 met nummer 18257679, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 4] , met als bijlage verschillende foto’s van de woning aan [straatnaam 1] [huisnummer] , doorgenummerde pagina 191.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergeven:
De foto’s betroffen een tweetal genomen in de woning aan [straatnaam 1] [huisnummer] . Wij, verbalisanten tonen [aangever] de foto’s die bij dit verbaal zijn gevoegd. Op de vraag of hij deze woning herkende als de woning waarin hij is vastgehouden, antwoorde [aangever] vrijwel direct dat hij de woning herkende als zodanig.
Ten aanzien van feit 2
11.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] Amsterdam) van 18 oktober 2023 met nummer PL1300-2023150888-28, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 13] en [opsporingsambtenaar 14] , doorgenummerde pagina’s 126-128.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergeven:
In het voertuig, een grijze Chevrolet Matiz met kenteken [kenteken 2] , troffen wij op de vloer aan de passagierszijde 2 schoenen aan.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
12.
Een proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2023 met nummer 2023150888, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 16-21.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven:
[aangever] verklaarde tijdens het doen van aangifte dat de verdachte die hij NN2 noemt in zijn aangifte via zijn telefoon een bedrag van 250,- euro had overgemaakt naar het rekeningnummer van NN2. [aangever] heeft hiervan een afschrift aan mij verstrekt, zie navolgende afbeelding.
Ten aanzien van feiten 1 en 3
13.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 5 juli 2023 met nummer PL1300-2023150888-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 15] , doorgenummerde pagina’s 50-53.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige] , zakelijk weergegeven:
Op 5 juli 2023 was ik met [aangever] in [straatnaam 2] . Drie jongens pakten [aangever] . NN1 deed zijn rechterhand om [aangever] zijn nek en had een mes in zijn linkerhand. NN2 en NN3 pakten allebei een schouder van [aangever] vast. Ik hoorde NN2 zeggen: meekomen en stap in die auto. Ik zag dat alle drie de jongens [aangever] bleven vasthouden. Ik zag dat ze de achterdeur van een grijze, kleine auto opendeden. Ik zag dat NN1 mijn vriend [aangever] meenam op de achterbank. Ik zag dat NN2 achter het stuur ging zitten. Ik zag dat NN3 op de passagiersstoel voorin ging zitten. Ik zag dat het kenteken van de auto [kenteken 2] was.
3.3.2.
Bewijsmotivering feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan feiten 1, 2 en 3.
Partiële vrijspraak feit 1, feit 2 en feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn mededaders aangever hebben gefilmd (feiten 1 en 2) en in/tegen de buik van aangever hebben geschopt (feiten 1, 2 en 3).
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn mededaders een vuurwapen hebben getoond en/of voornoemd vuurwapen tegen zijn hoofd hebben gedrukt en daarbij hebben gezegd ‘Als je het iemand vertelt dan krijg je een kogel door je kop’ (feiten 1 en 2). Weliswaar zijn op het vuurwapen DNA-sporen aangetroffen die een match zijn met het DNA-profiel van verdachte, maar op het wapen zijn ook DNA-sporen van aangever gevonden. Verdachte en aangever hebben verschillend over het vuurwapen verklaard, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen dat het wapen door verdachte is gebruikt om te dreigen. Verdachte wordt van deze onderdelen vrijgesproken.
Bewezenverklaring feiten 1, 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen onder 3.3.1., kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever (feit 1), aan een diefstal met geweld van de tas, de AirPods, een geldbedrag van € 300,- en de schoenen van aangever (feit 2) en aan de mishandeling van aangever (feit 3).
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte deze feiten samen met anderen heeft uitgevoerd en daartoe nauw en bewust met hen heeft samengewerkt. Ten aanzien van feiten 1 en 3 is derhalve sprake van medeplegen. Ten aanzien van feit 2 is de diefstal tezamen en in vereniging gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van
de onder 3.3.1. opgenomen bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte
Feit 1
op 5 juli 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [aangever] vast te pakken bij zijn nek en/of schouder(s), en
- die [aangever] een mes tegen zijn nek te drukken/houden, en die [aangever] in een (personen)auto (kenteken: [kenteken 2] ) te dwingen en
- die [aangever] vast te houden in voornoemde (personen)auto en (terwijl die [aangever] werd vastgehouden in voornoemd voertuig) te slaan/stompen in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of (tijdens) voornoemde handelingen te zeggen "je moet meewerken anders ga je geen daglicht meer zien" en/of dat die [aangever] geluk zou hebben als hij er levend uit zou komen, en
- die [aangever] naar een woning ( [straatnaam 1] [huisnummer] ) te brengen en vervolgens in de portiek van vernoemde woning die [aangever] tegen zijn hoofd te stompen/slaan en die [aangever] in voornoemde woning vast te houden, en
- die [aangever] in voornoemde woning bevelen zijn kleding uit te trekken, en
- de telefoon van die [aangever] af te pakken en die [aangever] te dwingen de code van zijn Rabobankapp af te geven, en
- die [aangever] in een (personen)auto (kenteken: [kenteken 1] ) te dwingen, en
- die [aangever] vast te houden in voornoemde (personen)auto;
Feit 2
op 5 juli 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een tas en AirPods en een geldbedrag (50 euro en 250 euro) en schoenen, die aan [aangever] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- die [aangever] vast te pakken bij zijn nek en/of schouder(s), en
- die [aangever] een mes tegen zijn nek te drukken/houden, en
- die [aangever] te slaan/stompen in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd, en
- de telefoon van die [aangever] af te pakken en die [aangever] te dwingen de code van zijn Rabobankapp af te geven;
Feit 3
op 5 juli 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever] heeft mishandeld door die [aangever]
- vast te pakken bij zijn nek en/of schouder(s), en
- een mes tegen zijn nek te drukken/houden, en
- te slaan/stompen in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of arm(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De deskundige, drs. J. Yntema, GZ-psycholoog heeft verdachte in het kader van de ten laste gelegde feiten onderzocht. Naar aanleiding daarvan heeft de deskundige op 9 november 2023 een Pro Justitia rapport uitgebracht. Samenvattend komt de deskundige tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ander gespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis met een begin in adolescentie en een stoornis in het gebruik van cannabis, matig van ernst.
De deskundige heeft vastgesteld dat de stoornissen ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig waren en deels de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Verdachte kan voortkomend vanuit zijn licht verstandelijke niveau van functioneren moeilijk de gevolgen van zijn gedrag inschatten en is gericht op korte termijn behoeftebevrediging. Door zijn gebrek aan inzicht en overzicht is hij beperkt in staat om rationele keuzes te maken. Verdachte is een kwetsbare en beïnvloedbare jongen. Hij kan snel overprikkeld raken, situaties niet goed overzien en impulsief reageren. Alles overziend heeft de deskundige geadviseerde verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft het advies van de deskundige in ogenschouw genomen en is van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7. Motivering van de straffen en maatregel
7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zij heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie als bijzondere voorwaarden verzocht een meldplicht, een contactverbod met aangever, een ambulante behandeling en het hebben van een dagbesteding op te leggen. Zij heeft daarbij gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft verder een taakstraf van 200 uur gevorderd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten vindt de verdediging een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Verder heeft de verdediging verzocht als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en het hebben van een dagbesteding op te leggen. Indien de rechtbank dit niet toereikend acht, heeft de raadsvrouw verzocht verder een taakstraf op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft schuldig gemaakt aan mishandeling, opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld. Samen met twee anderen heeft hij het slachtoffer met een mes gedwongen in een auto te gaan zitten, waarna ze hem naar een woning hebben gebracht. Gedurende deze rit en in de woning hebben verdachte en zijn mededaders het slachtoffer mishandeld. Daarnaast hebben ze verschillende spullen van het slachtoffer gestolen en hem gedwongen zijn kleding uit te doen. Door zo te handelen heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Voor het slachtoffer, die ten tijde van deze feiten slechts 16 jaar oud was, is dit een zeer beangstigende en ingrijpende gebeurtenis geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dit blijkt ook uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding. Verdachte heeft er bovendien blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 5 oktober 2023 blijkt dat verdachte meermaals voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank merkt daarbij wel op dat die feiten wel van enige tijd geleden dateren.
Naast het onder 6 genoemde Pro Justitia Rapport van 9 november 2023 heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapport van 7 december 2023 en van hetgeen de reclasseringswerker [reclasseringswerker] op de zitting naar voren heeft gebracht. Hieruit blijkt dat de Reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Er zijn voldoende indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht, maar verdachte lijkt niet ontvankelijk te zijn voor pedagogische beïnvloeding. Ook binnen het volwassenenstrafrecht kan bepaalde hulp in de vorm van een JOVO aanpak door de Reclassering worden geboden. De reclasseringswerker vult aan dat bij verdachte meerdere jeugdinterventies zijn geprobeerd, maar dat deze zijn mislukt. Verdachte heeft gedurende het voorarrest in een Penitentiaire Inrichting (P.I.) gezeten, ondanks dat was geadviseerd hem in een Justitiële Jeugdinrichting (J.J.I.) te plaatsen. Verdachte heeft zich daar goed staande weten te houden.
De Reclassering vindt behandeling noodzakelijk om het recidiverisico in te perken. Deze behandeling dient zich te richten op het beheersen van impulsiviteit, het vergroten van zelfredzaamheid, autonomieontwikkeling en het verbeteren van copingsvaardigheden. Ook is traumabehandeling geïndiceerd en moet verdachte behandeling krijgen voor zijn cannabisverslaving. De Reclassering vindt het van belang dat het huidige schorsingstoezicht zonder onderbreking van detentie wordt voortgezet om de positieve veranderingen in het leven van verdachte te stabiliseren. De Reclassering adviseert daarom als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en het hebben van dagbesteding op te leggen. Het voortzetten van de Elektronische Monitoring acht de Reclassering te ingrijpend. Wel adviseert de Reclassering als maatregelen een gebiedsverbod rondom Amsterdam Zuidoost en een contactverbod met aangever op te leggen. De reclasseringswerker licht toe dat het contactverbod geïndiceerd is, omdat de familie van aangever zeer angstig is. De Reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden en maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de officiële waarschuwing vanuit het Openbaar Ministerie van 7 december 2023, waaruit blijkt dat verdachte zich niet houdt aan het locatiegebod en de overige regels omtrent de Elektronische Monitoring.
Jeugdstrafrecht
De rechtbank is van oordeel dat alles afwegende het jeugdstrafrecht niet dient te worden toegepast. Wel zal de rechtbank bij de hoogte van de op te leggen straf rekening houden met het feit dat de keuze wel of geen toepassing van het jeugdstrafrecht niet een duidelijk uitgemaakte zaak is. De rechtbank is op basis van het navolgende tot haar beslissing gekomen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de ernst van het feit en de omvang van het strafblad geen wettelijke criteria zijn bij de beoordeling of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. Het gaat om de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het jeugdstrafrecht onder meer is ingevoerd om verdachten waarbij sprake is van een onvoltooide ontwikkeling, ook als er sprake is van een ernstig feit en/of omvangrijk strafblad, nog te kunnen laten profiteren van een aanpak waarbij naast vergelding en normhandhaving ook en vooral behandeling gebaseerd op een pedagogische aanpak voorop staat. De verwachting is dat op deze wijze de kans op recidivevermindering groter is dan bij louter en alleen afstraffen. Het gaat daarbij niet alleen om verdachten die qua ontwikkeling jonger ogen dan achttien jaar, maar uitdrukkelijk ook om verdachten die qua ontwikkeling leeftijdsadequaat (18-22 jaar) ogen.
Voor deze verdachte geldt dat hij qua ontwikkeling leeftijdsadequaat oogt. De omstandigheden waaronder het feit is begaan duiden op een ondoordacht impulsieve actie die passend is voor jongvolwassen die qua denkpatroon nog niet voldoende zijn uitontwikkeld. In die zin kan worden gekozen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De vraag is echter of er bij de door de Reclassering voorgestelde voorwaarden en behandeling om recidivevermindering te bevorderen er sprake is van een specifieke pedagogische aanpak. Ter zitting is de Reclassering uitgebreid bevraagd over de voorgestelde bijzondere voorwaarden en ingezette interventies. Daaruit is een beeld naar voren gekomen dat er geen sprake is van een toezicht, begeleiding en interventies die toegesneden zijn op jeugdigen en dus afwijken van het gebruikelijke aanbod bij volwassenen. Dit alles leidt er toe dat niet wordt gekozen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Ook de indruk die verdachte maakte op de terechtzitting heeft een rol gespeeld bij de keuze van de rechtbank om het volwassenstrafrecht toe te passen.
Strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar afspraken die de rechtbanken onderling over straffen hebben gemaakt en naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Gelet op de genoemde rapporten en de toelichting van de reclasseringswerker op zitting acht de rechtbank het niet passend dat verdachte opnieuw vast komt te zitten. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat sprake is van eendaadse samenloop van de strafbare feiten. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 167 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte degene is geweest die bij aangever een mes tegen zijn nek heeft gehouden. Aan de gevangenisstraf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, het hebben van een dagbesteding en een contactverbod met aangever opleggen. De rechtbank is van oordeel dat het disproportioneel is een locatiegebod op te leggen. De rechtbank zal bevelen dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en mishandeling. Gelet op het advies van de reclassering, waarin de reclassering adviseert het huidige toezichttraject zonder onderbreking voort te zetten om de positieve veranderingen op de leefgebieden verder te stabiliseren en te bestendigen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 100 uur opleggen.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever]

8.1.
De vordering
De benadeelde partij [aangever] vordert € 1.537,30 aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De materiële schade bestaat uit de volgende kosten:
  • Heuptas (Gucci): € 390,-;
  • Geldbedrag (in tas): € 50,-;
  • Geldbedrag (overgemaakt via Rabobank-app ): € 250,-;
  • Airpods: € 62,50;
  • Kosten beveiliging: € 784,80.
8.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 4.347,30, te vermeerderen met de wettelijke rente, en het overige gedeelte niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daarnaast verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de geldbedragen, de kosten voor de AirPods en de beveiligingskosten toe te wijzen. Ten aanzien van de heuptas heeft zij verzocht bedrag van € 200,- toe te wijzen. De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot vergoeding van immateriële schade volledig toe te wijzen.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot vergoeding van de materiële schade (deels) af te wijzen dan wel (deels) niet ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht de schadevergoeding te matigen.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de heuptas, de geldbedragen en de AirPods van de benadeelde partij zijn weggenomen door verdachte en zijn mededaders (feit 2). De rechtbank is van oordeel dat de verdediging de materiële schade met betrekking tot de heuptas voldoende heeft onderbouwd. De vordering tot vergoeding van de materiële schade zal daarom tot een bedrag van € 752,50 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Niet is komen vast te staan dat de kosten voor beveiliging ten laste komen van de benadeelde partij zelf. De vordering tot vergoeding van de beveiligingskosten wordt daarom afgewezen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van de strafbare feiten lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn persoonlijke levenssfeer en zijn lichamelijke integriteit.
Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken kan niet, naar objectieve maatstaven, psychisch letsel worden vastgesteld. De aard en de ernst van de normschending door verdachte en zijn mededaders en de evidente gevolgen daarvan voor de benadeelde partij brengen echter mee dat er naar het oordeel van de rechtbank ook sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek.
De benadeelde partij is door de drie daders van zijn vrijheid beroofd en meerdere keren mishandeld. De gevolgen voor de benadeelde partij blijken onder andere uit de toelichting op de vordering en uit hetgeen zijn advocaat op de zitting naar voren heeft gebracht.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vergoeding tot immateriële schade.
Verder dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schade van de benadeelde partij. Dit houdt in dat verdachte en zijn mededaders kunnen worden aangesproken voor het vastgestelde schadebedrag, maar dat dit bedrag slechts eenmaal aan de benadeelde partij vergoed dient te worden.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [aangever] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de eventueel op grond van artikel 6:4:20 Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op 32 dagen.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 56, 282, 300, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1:medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
Feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
en
Feit 3:medeplegen van mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte 1], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
167 (honderdzevenenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenvan deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt de volgende
bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij Reclassering: veroordeelde moet zich volgens afspraak melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres [adres 3] , zo vaak en zolang de Reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de Reclassering, zolang de Reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
2.
Ambulante behandeling:veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de Reclassering. Veroordeelde is aangemeld voor behandeling. De behandeling dient zich te richten op het verbeteren van zijn impulsiviteit, het vergroten van zelfredzaamheid, autonomieontwikkeling en het verbeteren van copingvaardigheden. Voorts is traumabehandeling geïndiceerd en dient betrokkene behandeling te krijgen voor zijn cannabisverslaving. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de Reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3.
Dagbesteding: veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of school, met een vaste structuur, zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
4.
Contactverbod: veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [aangever] , geboren op [geboortedatum] .
Geeft aan de Reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de Reclassering zo vaak en zolang als de Reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever]hoofdelijk toe tot een bedrag van € 752,50 (zevenhonderdtweeënvijftig euro en vijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade met betrekking tot de beveiligingskosten van € 784,80 af.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in het overige gedeelte van zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 2.252,50 (tweeduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en vijftig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 32 (tweeëndertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij of zijn mededaders heeft voldaan aan een van de hem opgelegde betalingsverplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. R. van de Water en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2023.
[…]