ECLI:NL:RBAMS:2023:8333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
13/126433-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en vernieling met terbeschikkingstelling

De rechtbank Amsterdam heeft op 30 november 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 18 mei 2023 in Amsterdam brand heeft gesticht in een gesloten psychiatrische instelling. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft bekend dat hij zijn matras in brand heeft gestoken met een aansteker. Daarnaast heeft hij verschillende goederen in zijn kamer vernield, waaronder gordijnen en een televisie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden en heeft gelast dat hij ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen, maar sprak de verdachte vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op levensgevaar voor anderen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de brand levensgevaarlijk was. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een schizofrene stoornis, en heeft geoordeeld dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, maar de rechtbank legde een kortere straf op, gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/126433-23
Datum uitspraak: 30 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdacht] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
momenteel gedetineerd in het [penitentiai] in [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 31 augustus 2023 en 16 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (mr. S.M. van der Veen) en van wat verdachte en zijn raadsman (mr. K. Ramdhan) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 18 mei 2023 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
het vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken van verschillende goederen, toebehorende aan [instelling voor geestelijke gezondheidszorg] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
3.1.1
De verdachte heeft ten aanzien van de aan hem ten laste gelegde feiten het volgende verklaard.
t.a.v. feit 1:
3.1.2
Verdachte heeft bekend dat hij op 18 mei 2023, in de kamer van de gesloten psychiatrische instelling waar hij verbleef, brand heeft gesticht door zijn matras in brand te steken met een aansteker.
t.a.v. feit 2:
3.1.3
Verdachte heeft eveneens bekend dat hij vlak voor de brandstichting een aantal spullen in zijn kamer heeft vernield. Hij heeft aan de gordijnen getrokken en heeft een televisie vernield. Deze televisie was volgens verdachte van hemzelf.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
3.2.1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van beide aan verdachte ten laste gelegde feiten. Bij de onder 1 ten laste gelegde brandstichting was er volgens de officier van justitie sprake van zowel een gemeen gevaar voor goederen als levensgevaar.
3.3
Standpunt van de raadsman
3.3.1
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de door verdachte gestichte brand levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen heeft meegebracht. Hij heeft verzocht om verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
3.3.2
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van de vernieling van de televisie omdat die aan verdachte toebehoorde, hetgeen maakt dat de vernieling daarvan niet wederrechtelijk is.
3.4
Oordeel van de rechtbank
t.a.v. feit 1:
3.4.1
Er bestaat geen discussie over de vraag of verdachte brand heeft gesticht en of de door hem gestichte brand een gemeen gevaar voor goederen heeft opgeleverd. De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging bewezen.
3.4.2
Wel bestaat er discussie over de vraag of de door verdachte gestichte brand ook levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen heeft opgeleverd. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
3.4.3
Op 26 mei 2023, ruim een week na de brand, heeft de politie de brandweer verzocht een rapportage op te maken met daarin een weergave van de gevaarzetting die door de brand is veroorzaakt. De brandweer heeft aangegeven dat er geen rapportage meer opgemaakt kon worden, omdat de brandweer niet bij de brand ter plaatse is geweest. Vervolgens heeft de politie om eenzelfde rapportage verzocht bij (de brandspecialisten van) de forensische opsporing. De forensische opsporing gaf aan dat het opmaken van een dergelijke rapportage niet meer mogelijk was, omdat de brand al een week geleden had plaatsgevonden en de plaats delict niet bewaakt was gebleven. De politie heeft ten slotte, na een onderzoek ter plaatse, zelf een inschatting gemaakt van de gevaarzetting. De conclusie van de politie lijkt te zijn dat er sprake is geweest van levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen.
3.4.4
Bij het vaststellen van de gevaarzetting van de brand kan naar het oordeel van de rechtbank niet uitgegaan worden van de bevindingen van de politie, omdat niet is gebleken dat zij over de expertise beschikken om hierover uitspraken te doen. Dit is des te meer het geval nu degenen die wel over deze expertise beschikken, de brandweer en de forensische opsporing, aangegeven hebben dat zij geen rapportage konden opmaken.
3.4.5
Gelet op het bovenstaande is niet aan de hand van een deskundigenrapportage vast te stellen of de door verdachte gestichte brand levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen heeft opgeleverd. De concrete omstandigheden waaronder de brand door de verdachte is gesticht, zijn bovendien naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat reeds op grond van algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Verdachte verbleef alleen in de kamer waar hij de matras in brand heeft gestoken. De afdeling waar verdachte verbleef was voorzien van brandvertragende voorzieningen, blusmiddelen en een brandalarm, waardoor de brand door het aanwezige personeel in een relatief vroeg stadium geblust kon worden. De rechtbank spreekt verdachte van dit deel van de tenlastelegging daarom vrij.
t.a.v. feit 2:
3.4.6
In het dossier bevinden zich foto’s van de vernielingen die verdachte in zijn kamer heeft aangericht. Op die foto’s is te zien dat verdachte meerdere goederen vernield heeft, waaronder een kapotte wasmand, gordijnen die op de grond liggen en het in brand gestoken matras. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte meerdere goederen heeft vernield, waaronder de gordijnen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de televisie, de tafel en de prullenbak. Van de televisie kan namelijk niet vastgesteld worden of deze al dan niet aan verdachte toebehoorde. Ten aanzien van de tafel en de prullenbak is niet gebleken dat verdachte deze goederen heeft vernield,

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het bovenstaande en de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op 18 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht door een matras in aanraking te brengen met open vuur ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de inventaris/meubels van de kamer waar verdachte verbleef te duchten was;
2
op 18 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk verschillende goederen, waaronder gordijnen, die aan [instelling voor geestelijke gezondheidszorg] toebehoorden heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1
Eis van de officier van justitie
7.1.1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend en heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, zonder daaraan een maximale duur te verbinden.
7.2
Standpunt van de raadsman
7.2.1
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om het ten laste gelegde aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Hij heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen die de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet overstijgt.
7.2.2
De raadsman heeft de rechtbank daarnaast verzocht om, mocht een maatregel overwogen worden, te kiezen voor een zorgmachtiging. De maatregel van terbeschikkingstelling gaat te ver. Verdachte heeft zich sinds het incident niet opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. In het verleden heeft hij zich voornamelijk schuldig gemaakt aan vermogensdelicten, grotendeels gepleegd toen verdachte nog minderjarig was. Verdachte heeft spijt van zijn handelen en van psychoses, cannabisgebruik en hallucinaties is geen sprake meer.
7.2.3
Mocht de rechtbank wel overgaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling, dan heeft de raadsman verzocht om terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, dan wel om een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor een maximale duur van vier jaar op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
7.3.1
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
7.3.2
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.3
Het behoeft geen nadere toelichting dat brandstichting zeer gevaarlijke situaties met zich meebrengt. Alhoewel de brandschade in dit geval relatief beperkt is gebleven, is dat te danken aan het snelle ingrijpen van de medewerkers van de kliniek en de goede voorzieningen die daar aanwezig waren, en niet aan het handelen van verdachte.
7.3.4
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. In de afgelopen vijf jaar is verdachte één keer veroordeeld, te weten voor een vernieling in 2019. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is aldus sprake van recidive.
7.3.5
In het Pro Justitia-rapport van 31 augustus 2023 is door de psychiater vastgesteld dat verdachte onder andere lijdt aan een schizofrene stoornis. Deze stoornis was ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en heeft het gedrag van verdachte op dat moment beïnvloedt. Vanuit zijn schizofrene stoornis is verdachte minder goed in staat om zijn impulsen en emoties te beheersen. Dit onvermogen heeft geleid tot het plegen van de ten laste gelegde feiten. Ook heeft verdachte ernstige problemen met zijn cognitieve vermogens. Hij heeft geen ziekte-inzicht en onvoldoende overzicht over zijn situatie. Door zijn gebrek aan overzicht heeft verdachte niet overzien wat de eventuele gevolgen van zijn handelen waren voor hemzelf en anderen. Gelet op dit alles heeft de psychiater geadviseerd om de feiten aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt, gelet op de bevindingen van de psychiater en de onderbouwing van het rapport, de conclusie van de psychiater over dat bij verdachte sprake is van een schizofrene stoornis en volgt het advies. Het bewezenverklaarde wordt verdachte in verminderde mate toegerekend.
7.3.6
Volgens de psychiater is behandeling van verdachte in een vrijwillig kader, gelet op zijn opstelling en gebrek aan bereidheid daartoe, niet mogelijk. Een voorwaardelijke sanctie is daarom geen optie. Een plaatsing in een forensische setting met een zorgmachtiging is een optie, maar heeft in de praktijk niet goed uitgepakt. Dit alles maakt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege resteert. De psychiater geeft wel aan dat dit een zware maatregel is voor een heel zieke, schizofrene man die in het verleden relatief lichte delicten heeft begaan.
7.3.7
Verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan onderzoek door de psycholoog in het kader van het Pro Justitia-onderzoek.
Gevangenisstraf
7.3.8
Het voornoemde afwegende en in aanmerking genomen dat de feiten aan verdachte in verminderde mate toegerekend kunnen worden, legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte doorgebracht heeft in voorarrest.
Terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
7.3.9
De rechtbank zal daarnaast gelasten dat verdachte ter beschikking gesteld wordt en van overheidswege verpleegd moet worden. Aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel is voldaan. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van de bewezen geachte feiten een schizofrene stoornis (zijnde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens), zo stelt de rechtbank vast. Het feit (opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is) is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van die maatregel.
7.3.10
Gelet op de weigering van verdachte om met de psycholoog in gesprek te gaan is het bepaalde in artikel 37a, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. In dit kader overweegt de rechtbank dat er voor wat betreft de behandeling van verdachte al heel veel is geprobeerd. Uit de rapportage van de psychiater van 31 augustus 2023 en daarin aangehaalde eerdere rapportages volgt dat verdachte al lange tijd te kampen heeft met psychische problemen en al vele klinische behandelingen heeft ondergaan. Ook psychiater Van Hoeke rapporteert op 29 juni 2017 dat verdachte lijdt aan een schizofrene stoornis en een beperkt ziekte-inzicht heeft. Aan verdachte is in 2018 de ISD-maatregel opgelegd en verdachte is vervolgens (ook ten tijde van onderhavige delicten) opgenomen in het kader van een zorgmachtiging. Toewerking naar een verblijf buiten de kliniek loopt echter steeds fout als verdachte meer vrijheden krijgt. Verdachte onttrekt zich dan aan zorg en valt terug in middelengebruik. Uit de geraadpleegde eerdere rapportages en stukken komt onder andere naar voren dat verdachte zich in instellingen meermalen agressief heeft gedragen richting personeel en/of patiënten en suïcidaal gedrag vertoond. Verdachte is, mede vanwege deze incidenten, al meerdere malen overgeplaatst. Ter zitting heeft de officier van justitie toegelicht dat verdachte ten tijde van de brandstichting in een FPK zat met het hoogst mogelijke beveiligingsniveau. De rechtbank is het met de psychiater eens, ook na verdachte ter zitting gezien en gesproken te hebben, dat het hem aan ziekte-inzicht ontbreekt. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte ziek is en behandeld moet worden. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat er volgens de psychiater klinisch gezien sprake lijkt van een hoog recidiverisico. Omdat het nogmaals behandelen van verdachte in het kader van een zorgmachtiging, gelet op de ervaringen uit het verleden, geen reële optie is, is de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege naar het oordeel van de rechtbank de enige resterende optie.
7.3.11
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling is beperkt tot de duur van vier jaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
t.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdacht], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en C.A.R. Bleijendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2023.
[...]

1.[...]