ECLI:NL:RBAMS:2023:832

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
13/752335-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel; toetsing van gelijkstelling en dubbele strafbaarheid

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Przemyślu in Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1972, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de openbare zitting op 2 februari 2023. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan. De opgeëiste persoon had aangevoerd dat hij rechtmatig in Nederland verbleef, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf had gehad. De overgelegde stukken waren onvoldoende om dit te onderbouwen, en de rechtbank verwierp het verweer van de raadsman.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan voor de feiten die in het EAB zijn omschreven, waarbij de toepasselijke wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752335-21
RK nummer: 21/6511
Datum uitspraak: 16 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 september 2020 door de
Sąd Okręgowy w Przemyślu (Regional Court of Przemyśl),Polen en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 februari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment rendered by the District Court of Przeworks dated 20 April 2017(II K 233/16).
In de aanvullende informatie van 8 december 2022 staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 8, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Gelijkstelling

De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon met de door hem overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig heeft verbleven in Nederland. Uit de overgelegde stukken volgt dat hij al sinds september 2017 in Nederland woont en vanaf 2018 ook voldoende inkomen heeft gegenereerd. De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden zodat er een IND-bevraging kan plaatsvinden.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan het eerste vereiste van artikel 6a, negende lid, OLW. Met de overgelegde stukken heeft de opgeëiste persoon niet aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. In de overgelegde stukken missen namelijk adresgegevens in Nederland over de jaren 2017 tot en met begin 2020. Verder is het aantal gewerkte uren in die jaren niet dusdanig hoog dat daaruit een ononderbroken rechtmatig verblijf kan worden afgeleid. Reeds hierom wordt het verweer van de raadsman verworpen en ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de zaak aan te houden voor een IND-bevraging.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy w Przemyślu (Regional Court of Przemyśl),Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.