ECLI:NL:RBAMS:2023:8315

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
13.095506.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor uitlokking van moord en andere strafbare feiten

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 19-jarige man veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf voor zijn rol in de uitlokking van de moord op een 56-jarige man in Amstelveen op 22 december 2021. De verdachte, die op het moment van de feiten nog minderjarig was, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het uitlokken van moord, het voorhanden hebben van een vuurwapen, en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de opdrachtgever was van de moord, waarbij hij twee medeverdachten had aangezet tot het plegen van de liquidatie. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder chatgesprekken en getuigenverklaringen. De verdachte had via sociale media instructies gegeven en middelen verstrekt om de moord uit te voeren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen betrokken was bij de voorbereiding van de moord, maar ook dat hij de uitvoerders had aangemoedigd en gefaciliteerd. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie de toepassing van het meerderjarigenstrafrecht rechtvaardigde, ondanks zijn jonge leeftijd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de impact van de moord op de nabestaanden en de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.095506.22 (promis)
Datum uitspraak: 21 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2004,
wonende op het adres [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 november 2023, 30 november 2023 en 21 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. U.E.A. Weitzel en C.F. van Drumpt (hierna gezamenlijk aangeduid als de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. M. Jonk en S. Prass (hierna gezamenlijk aangeduid als de verdediging), naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de heer M.D. van Ekeren, psychiater verbonden aan het NIFP en door de ouders van verdachte, bijgestaan door een tolk Twi, naar voren is gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , bijgestaan door hun raadsvrouw mr. D. Bouwmeester, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 14 december 2021 tot en met 22 december 2021 te Amsterdam en/of Gent uitlokking van medeplegen van de moord op [slachtoffer] ;
subsidiair ten laste gelegd als het medeplegen van die moord op 22 december 2021 te Amstelveen, meer subsidiair ten laste gelegd als de medeplichtigheid aan die moord;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 15 december 2021 tot en met 16 december 2021 te Amsterdam en/of Gent het in vereniging voorhanden hebben van een wapen van categorie III, te weten een pistool;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 6 februari 2023 te Amsterdam witwassen van meerdere luxegoederen;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 23 januari 2023 te Amsterdam en/of Gent gewoontewitwassen van meerdere geldbedragen van in totaal ongeveer 33.775 euro;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 2 februari 2022 te Mechelen, België, het voorhanden hebben van een wapen van categorie III, te weten een automatisch vuurwapen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde. Verdachte is immers bij vonnis van 15 juni 2023 door de rechtbank van eerste aanleg in Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, te België reeds voor dit feit veroordeeld. Vervolging van verdachte ten aanzien van dit feit is in strijd met het ne bis in idem beginsel.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is – ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 – ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit (uitlokking van moord):
4.1.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de primair ten laste gelegde uitlokking van moord wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] is ongeloofwaardig en dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs. Daarnaast kan verdachte niet worden gelinkt aan het account van [accountnaam] , kunnen de berichten van [accountnaam] onvoldoende worden geduid en kan dus niet worden bewezen dat verdachte de moord heeft uitgelokt.
De rechtbank zal hieronder verder ingaan op de verweren van de verdediging.
4.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 22 december 2021 rond 10:45 uur komen bij de politie Amsterdam meerdere meldingen binnen van een schietincident in de Wieringerstraat in Amstelveen. Het slachtoffer is de 56-jarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Uit onderzoek blijkt dat zevenmaal met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] is geschoten, waarvan drie kogels hem (dodelijk) hebben geraakt. Onderzoek ter plaatse op dezelfde dag wijst uit dat onder de auto van [slachtoffer] een baken is geplaatst.
Op grond van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat de moord op [slachtoffer] is uitgevoerd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij hebben in de periode van 15 december 2021 tot en met 22 december 2021 intensief met elkaar samengewerkt om de geplande moord op [slachtoffer] uit te voeren. Zo hebben zij veelvuldig contact met elkaar onderhouden, een vuurwapen opgehaald waarmee zij hebben proef geschoten, voorverkenningen uitgevoerd, een baken onder de auto van [slachtoffer] geplaatst en uiteindelijk op 22 december 2021 de moord op [slachtoffer] uitgevoerd. [medeverdachte 1] heeft hierbij telkens de (vlucht)auto bestuurd en [medeverdachte 2] heeft geschoten.
Verdachte wordt er door het Openbaar Ministerie van verdacht de opdrachtgever van deze moord te zijn geweest door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit te lokken deze moord te plegen. Om de vraag te kunnen beantwoorden of verdachte daadwerkelijk de uitlokker is geweest van deze moord zal de rechtbank allereerst vaststellen welk telefoonnummer en welke social media accounts aan verdachte kunnen worden gekoppeld. Daarna zal de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte betrokken is geweest bij de moord en zo ja, welke rol hij daarbij heeft gespeeld.
Accounts en telefoonnummers verdachte
Telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
Verdachte is op 2 februari 2022 in België aangehouden in verband met een andere strafzaak. Bij zijn aanhouding is de telefoon die verdachte op dat moment bij zich had in beslag genomen. Deze telefoon maakte op dat moment gebruik van telefoonnummer * [telefoonnummer] . De telefoon is op verzoek van de Belgische politie door de Nederlandse politie uitgelezen. Uit onderzoek naar deze telefoon blijkt uit verschillende gegevens dat verdachte de gebruiker is geweest van deze telefoon. Verdachte heeft tijdens eerdere verhoren ook verklaard dat hij dit telefoonnummer in gebruik had. Daarnaast is gebleken dat dit telefoonnummer in december 2021 in de nachtelijke uren gebruik maakt van Cell-ID’s aan de [adres] , de woning van de moeder van verdachte, en Cell-ID’s op het [adres] , België, waar verdachte op dat moment bij zijn zus verbleef. Tevens zijn meerdere familieleden van verdachte als contacten opgeslagen in zijn telefoon.
Verdachte heeft zich tijdens de inhoudelijke behandeling van de onderhavige strafzaken op zijn zwijgrecht beroepen, maar heeft in een eerder politieverhoor verklaard dat hij zijn telefoon wel uitleende. Verdachte heeft echter niet verteld aan wie hij zijn telefoon zou hebben uitgeleend en op welke momenten dit is gebeurd, zodat deze verklaring niet te verifiëren is. Nu voornoemde gegevens juist duiden op het eigen gebruik van de telefoon door verdachte en verdachte zijn bewering niet concreet heeft gemaakt, concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] is geweest.
Snapchataccount ‘ [gebruikersnaam] ’
Het snapchataccount met gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ is aangetroffen op de hierboven genoemde telefoon. Van dit snapchataccount is de displaynaam meermalen gewijzigd, waaronder in verschillende vormen van ‘ [gebruikersnaam] ’ (anders gespeld), ‘ [displaynaam] ’, ‘ [displaynaam] ’ en ‘ [displaynaam] ’. Het Snapchataccount is gekoppeld aan het telefoonnummer * [telefoonnummer] . Ook heeft verdachte tijdens zijn verhoor door de Belgische politie op 28 april 2022 verklaard dat hij gebruik maakt van een Snapchataccount genaamd ‘ [gebruikersnaam] ’.
Tevens is een screenshot van dit account aangetroffen in de telefoon van verdachte. Onderzoek door de politie heeft uitgewezen dat dit screenshot met het genoemde toestel is gemaakt en dus niet is doorgestuurd vanaf een andere telefoon.
Verdachte heeft ter zitting niet willen verklaren hoe dit Snapchataccount in zijn telefoon terecht is gekomen en of hij de gebruiker was van dit account. De rechtbank concludeert bij gebreke van enig alternatief scenario, op basis van bovenstaande gegevens, dat verdachte de gebruiker van het Snapchataccount ‘ [gebruikersnaam] ’ moet zijn geweest.
Snapchataccount ‘ [displaynaam] ’
Het Snapchataccount ‘ [displaynaam] ’ is tevens gekoppeld aan het telefoonnummer * [telefoonnummer] . Van dit snapchataccount is de displaynaam meermalen gewijzigd in onder andere ‘ [displaynaam] ’ en ‘ [displaynaam] ’, welke namen overeen komen met displaynamen van het hiervoor genoemde Snapchataccount ‘ [gebruikersnaam] ’. Het Snapchataccount ‘ [displaynaam] ’ is aangetroffen in de telefoon die onder verdachte in beslag is genomen tijdens zijn aanhouding in België.
In de telefoon die bij verdachte is aangetroffen tijdens zijn aanhouding in Nederland op 6 februari 2023 zijn meerdere accounts aangetroffen met de naam ‘ [displaynaam] ’ of ‘ [displaynaam] ’, onder andere een e-mailadres waarmee een ticket voor verdachte is aangeschaft voor een reis naar Londen, te weten [e-mailadres] . In de telefoon van [naam 2] is een Whatsappcontact aangetroffen met de naam ‘ [displaynaam] ’ met telefoonnummer * [telefoonnummer] . Op de profielfoto van dit contact wordt verdachte herkend. Ook zijn meerdere afbeeldingen in de telefoon van [naam 2] aangetroffen met de tekst ‘ [displaynaam] ’, waarop verdachte is herkend.
Tevens is een screenshot aangetroffen in de telefoon van verdachte van dit account. Onderzoek door de politie heeft uitgewezen dat dit screenshot met de genoemde telefoon is gemaakt en dus niet is doorgestuurd.
Dat de bijnaam ‘ [displaynaam] ’ door meerdere personen wordt gebruikt, zoals de verdediging heeft gesteld, doet niet af aan het feit dat in onderhavige zaak deze specifieke accounts aan verdachte kunnen worden gelinkt door onder andere zijn eigen telefoon. Uit tapgesprekken, video’s op de telefoon van verdachte en gegevens uit de telefoons van anderen blijkt immers ook dat verdachte ‘ [displaynaam] ’ wordt genoemd.
Verdachte heeft ter zitting niets willen verklaren over het gebruik van het Snapchataccount ‘ [displaynaam] ’. Nu dit account is aangetroffen in zijn telefoon, gekoppeld is aan zijn telefoonnummer en uit meerdere gegevens blijkt dat hij gebruik heeft gemaakt van de bijnaam ‘ [displaynaam] ’ concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker is geweest van voornoemd Snapchataccount.
Signalaccount ‘ [accountnaam] ’
In de telefoon die verdachte tijdens zijn aanhouding in België bij zich had, met daaraan gekoppeld telefoonnummer * [telefoonnummer] , zijn screenshots aangetroffen van een Signal accountpagina met de naam [accountnaam] . Onderzoek door de politie heeft uitgewezen dat de screenshots met hetzelfde toestel zijn gemaakt als waarop ze zijn aangetroffen. Dit betekent dat de gebruiker van het toestel de screenshots moet hebben gemaakt en derhalve toegang had tot het Signalaccount met de naam [accountnaam] . De screenshots van de betreffende accountpagina zijn gemaakt op 6, 12 en 14 december 2021. Dit betekent dat het account rondom de periode van de moord op [slachtoffer] in gebruik moet zijn geweest bij de gebruiker van de telefoon. Hierboven heeft de rechtbank vastgesteld dat dit verdachte is geweest.
Op één van de screenshots is te zien dat [accountnaam] de tijdspanne waarbinnen de berichten worden verwijderd, aanpast. Er is op de screenshot te zien: ‘je hebt de tijdspanne voor verlopende berichten aangepast’. Hieruit blijkt dat de gebruiker van de telefoon, verdachte, communiceerde via het account van [accountnaam] .
Daar komt bij dat het hierboven genoemde snapchataccount ‘ [displaynaam] ’ ook meermalen gebruik gemaakt van displaynamen met verschillende vormen van de naam ‘ [accountnaam] ’ en dat in de telefoon van [naam 3] het telefoonnummer van verdachte (* [telefoonnummer] ) is opgeslagen onder de naam ‘ [displaynaam] ’.
Verdachte heeft ter zitting niet willen verklaren of hij de gebruiker was van het ‘ [accountnaam] ’ Signalaccount. Nu er diverse aanwijzingen in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen dat hij de gebruiker was van dit account en hij hier geen verklaring voor heeft willen geven, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte de gebruiker is geweest van dit account.
Tussenconclusie
Gelet op bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker is geweest van het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] , de Snapchataccounts ‘ [gebruikersnaam] ’ en ‘ [displaynaam] ’ en het Signalaccount ‘ [accountnaam] ’.
Verklaring van verdachte [medeverdachte 1]
Verdachte [medeverdachte 1] heeft op 18 juli 2022 bij de politie een bekennende verklaring afgelegd over zijn betrokkenheid bij de moord. Samengevat heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij in de week van 17 december 2021 via Snapchat door iemand is benaderd met de vraag of hij wilde autorijden bij een moord en of hij de trekker wilde overhalen. Hierbij is hem een bepaald geldbedrag in het vooruitzicht gesteld. [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat hij niet de trekker wilde overhalen, maar dat hij wel wilde rijden. Hij is toen in contact gebracht met de latere schutter. Op een gegeven moment kregen zij een foto en het adres van het slachtoffer doorgestuurd.
Ook kregen zij een vuurwapen geleverd dat ze moesten ophalen, met daarbij het adres [adres] . Ze hebben het vuurwapen opgehaald en met dit vuurwapen hebben zij proefgeschoten in het Bijlmerpark.
Omdat het volgens de opdrachtgever allemaal te lang duurde kregen zij een baken geleverd om het slachtoffer te volgen. Dit baken kon volgens de opdrachtgever als een magneet onder de auto van het slachtoffer worden geplakt. Het slachtoffer is twee dagen later, op 22 december 2021, geliquideerd.
De persoon die verdachte [medeverdachte 1] via social media zou hebben benaderd, geld in het vooruitzicht heeft gesteld en hem zou hebben voorzien van informatie, het wapen en het baken, had de displaynaam ‘ [accountnaam] ’.
De verdediging heeft bepleit dat de verklaring van [medeverdachte 1] als onbetrouwbaar dient te worden beschouwd en dus moet worden uitgesloten van het bewijs. Het bericht dat door [accountnaam] naar [medeverdachte 1] zou zijn gestuurd met de vraag of hij de auto wilde besturen of de trekker wilde overhalen bevindt zich niet in het dossier. Er kan dan ook niet worden vastgesteld wat de inhoud van dit bericht is en of dit bericht überhaupt bestaat. De overige verstuurde berichten kunnen niet worden geduid en zijn voor meer dan één uitleg vatbaar. Daarnaast blijkt uit het dossier dat is gecommuniceerd via Signal en niet via Snapchat en wordt de naam [accountnaam] door de politie genoemd en niet door [medeverdachte 1] zelf.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [medeverdachte 1] strookt met de bewijsmiddelen in het dossier. De verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de gegevens die zijn aangetroffen in zijn telefoon, zoals de filmpjes van het proefschieten en de communicatie met het baken onder de auto van [slachtoffer] . Daarnaast wordt zijn verklaring bevestigd door hetgeen op de camerabeelden is te zien en met het feit dat de moord op [slachtoffer] is uitgevoerd.
Dat een ondergeschikt detail uit deze verklaring, namelijk de naam van de berichtenapplicatie waaruit de berichten zouden zijn verstuurd en ontvangen niet lijkt te kloppen, maakt niet dat deze verklaring in zijn geheel onbetrouwbaar is.
Dat [medeverdachte 1] de naam [accountnaam] in zijn verhoor niet zelf heeft genoemd in zijn verklaring maakt dit ook niet anders. Er zijn immers diverse foto’s aangetroffen, gemaakt met het toestel van [medeverdachte 1] , van de gesprekken waarover [medeverdachte 1] heeft verklaard. Op deze foto’s is te zien dat wordt gecommuniceerd met een persoon met de displaynaam ‘ [accountnaam] ’. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] tijdens het politieverhoor op 18 juli 2022 desgevraagd bevestigd dat hij inderdaad is benaderd door [accountnaam] .
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs.
Hoe de berichten geduid moeten worden zal de rechtbank hieronder verder bespreken.
De chatgesprekken
De rechtbank zal hieronder chronologisch uiteen zetten aan welke chatgesprekken verdachte in de aanloop naar de moord heeft deelgenomen. Als wordt gesproken over [accountnaam] , [gebruikersnaam] of [displaynaam] gaat het telkens over verdachte, zoals hierboven al door de rechtbank is vastgesteld.
15 december 2021:
In de telefoon van [medeverdachte 1] is te zien dat hij op 15 december 2021 om 00:54 uur een foto ontvangt van [accountnaam] . Dit betreft een foto van het slachtoffer [slachtoffer] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat rondom dit moment ook het adres van [slachtoffer] werd gedeeld.
Verder zijn in zijn telefoon foto’s aangetroffen van gesprekken op 15 december 2021 met de tijdstippen 01:08 uur, 13:36 uur en 13:41 uur. Dit betreffen foto’s van het scherm van een andere telefoon, waarvan [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die in gebruik had. Op de foto’s zijn gesprekken te zien tussen [medeverdachte 1] en [accountnaam] . In één van deze gesprekken wordt door [accountnaam] ‘ [woonplaats slachtoffer] ’ (de rechtbank begrijpt: [woonplaats slachtoffer] ) genoemd, de woonplaats van het slachtoffer. Om 01:08 uur is het volgende gesprek zichtbaar:
[accountnaam] : Tamara kom ik met iets waardoor je vrijdag kanNN-gebruiker: Ai ns[accountnaam] : Easy toch?[accountnaam] : Oke en met een capuchon aanbellen is niet slim[accountnaam] : Met een doos ofzo snap je[accountnaam] : Er zijn geen camera's in de straatNN-gebruiker: Ja Drm Ga hem zeggen Doe alsofje iets gaat bezorgen[accountnaam] : Top
De rechtbank interpreteert dit gesprek zo dat [accountnaam] morgen met iets komt waardoor zij vrijdag kunnen. Daarnaast geeft [accountnaam] instructies over hoe aan te bellen.
Om 13:36 uur wordt het volgende gesprek gevoerd:
NN- [accountnaam] : (Ik stuurde je gister)NN- [accountnaam] : O van p haha soNN- [accountnaam] : SiNN-gebruiker: (lachende emoji)NN- [accountnaam] : [adres]NN-gebruiker: Aii
De rechtbank interpreteert dit gesprek zo dat wordt gesproken over de plek waar ‘p’, het pistool, moet worden opgehaald. Dit sluit aan op de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij en de mededader het wapen hebben opgehaald nabij het adres [adres] en vervolgens met dit wapen hebben proefgeschoten in het Bijlmerpark.
[adres] betreft een historisch GBA-adres van verdachte.
16 december 2021:
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met de schutter in de avond van 16 december 2021 het wapen heeft opgehaald nabij het adres [adres] en dat zij vervolgens zijn gaan proefschieten in het Bijlmerpark.
Er is een screenshot aangetroffen in de telefoon van verdachte met daarop het volgende gesprek tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en ‘ik’ (verdachte) op 16 december 2021.
[medeverdachte 1] : Ben 18:35, 19 bij die manIk: 18:35?[medeverdachte 1] : geef hem die tijd. 18:45 man
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn filmpjes aangetroffen die zijn gemaakt in het Bijlmerpark op 16 december 2021 tussen 19:42 en 19:44 uur. Gelet hierop, op het gesprek van de vorige middag en de verklaring van [medeverdachte 1] , interpreteert de rechtbank het gesprek zo dat wordt bedoeld dat [accountnaam] van [medeverdachte 1] moet doorgeven dat hij om 18:45 uur bij [adres] is om het wapen op te halen.
17 december 2021:
In de telefoon van verdachte is een screenshot aangetroffen van een gesprek dat heeft plaatsgevonden met [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ). Op dit screenshot is het volgende gesprek te lezen:
[medeverdachte 1] : Ben ko man, ze he(bben wag)gie pica gemaakt , ze gingen blauw bellen en 3 mannen gingen met die Blemmer takken man[accountnaam] : Sang[medeverdachte 1] : Ja man. Kk[accountnaam] : Waar stond hij voor die deur ofzo.. Zeker black on black kill[medeverdachte 1] : Noh Bij de uitgang van die straat man. Daarna deed hij alsof hij ging joggen, grijze hoodie met zwarte brakka.[accountnaam] : Jullie moeten niet 2 uur Staan op een plek Rondjes maken Hoe weet je van blauw
Uit de camerabeelden, de Snappcargegevens en de telefoongegevens van [medeverdachte 1] blijkt dat op 17 december 2021 in de vroege ochtend een voorverkenning heeft plaatsgevonden bij de woning van [slachtoffer] . Uit de camerabeelden blijkt dat een persoon bij de woning van het slachtoffer rondhangt, heen en weer loopt en even later heen en weer jogt langs de woning. Ook blijkt dat [medeverdachte 1] de gehuurde auto inlevert bij Snappcar en twee dagen later een andere auto huurt.
Gelet hierop wordt het bovenstaande gesprek dan ook zo geïnterpreteerd dat hier wordt gesproken over de voorverkenning bij de woning van [slachtoffer] op 17 december 2021.
20 december 2021:
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat het baken op 20 december 2021 onder de auto van [slachtoffer] is geplakt. Aan de hand van de telefoongegevens van [medeverdachte 1] in combinatie met gegevens van het baken kan vastgesteld worden dat het telefoonnummer van het baken op 20 december 2021 voor het eerst registraties vertoont om 01:58 uur en vermoedelijk vanaf dat moment geactiveerd is. Om 01:53 uur wordt door [medeverdachte 1] via Snapchat gebeld naar het snapchataccount ‘ [gebruikersnaam] ’ en om 01:58 uur naar het Snapchataccount ‘ [displaynaam] ’ met displaynaam ‘ [displaynaam] ’. Deze communicatie valt derhalve samen met het activeren van het baken.
22 december 2021:
[slachtoffer] wordt rond 10:45 uur beschoten in de Wieringerstraat in Amstelveen.
23 december 2021:
[medeverdachte 1] heeft een gesprek met [medeverdachte 2] over de uitbetaling van het geld. In dit gesprek is het volgende te lezen:
15:54:30 ontvangen: Bra hoop dat die mannen me niet boren eh bra15:54:33 ontvangen: Hoop et echt15:55:43 ontvangen: Pff15:55:51 ontvangen: Kan [naam 4] niet langer wachten15:56:03 ontvangen: Geen dag later15:56:08 ontvangen: Dit was M!15:56: 18 ontvangen: Moest et gelijk krijgen al15:56:24 ontvangen: Maak ss van dit15:56:27 ontvangen: Dens die lik15:56:30 verzonden: No message content to display.15:56:39 verzonden: Aii15:56:40 ontvangen: Want ben kk heet nu eh16:33:41 ontvangen: Weet hij ook nii rond hlt die pap komt?
Tegelijkertijd voert [medeverdachte 1] ook een gesprek met het snapchataccount ‘ [gebruikersnaam] ’, waarin het volgende te lezen is:
15:55:34 ontvangen: Ga15:55:35 ontvangen: Hem15:55:35 ontvangen: Dit15:55:36 ontvangen: Senden15:55:44 verzonden: Sii16:26:45 ontvangen: No message content to display.16:26:45 ontvangen: Bruya mannetje kon hij dit gw niet eerder zeggen
In de telefoon van verdachte is een screenshot aangetroffen van een gesprek met ‘ [bijnaam] ’ op 23 december 2021 om 21:58 uur. In dit gesprek is het volgende te lezen:
[accountnaam] : Ja bro dat is er gezegd komtgoed[bijnaam] : Broer die [medeverdachte 1] loopt die man. Aan haakje te houden. Hij zegt gister. Dan vandaag[accountnaam] : Wie is [medeverdachte 1][bijnaam] : [medeverdachte 1] . Die kk latino[accountnaam] : Ja komt door mijn betaler b
Blijkens het dossier wordt [medeverdachte 1] ook wel ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd en blijkt dat [bijnaam] ook een contact is van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Naar het oordeel van de rechtbank moeten de gesprekken zo worden geïnterpreteerd dat zij betrekking hebben op de betaling voor het uitvoeren van de moord op [slachtoffer] .
Overige informatie met betrekking tot de moord
In de telefoon van verdachte die tijdens zijn aanhouding in België in beslag is genomen, is nog meer informatie met betrekking tot de moord op [slachtoffer] aangetroffen, die bovengenoemde gesprekken ook verder duiden.
Met de telefoon van verdachte is onder andere gezocht op de volgende zoektermen: ‘ [adres] ’, ‘man doodgeschoten amstelveen’ en ‘schietincident amstelveen’. De [adres] betreft de straat waar [slachtoffer] woonde en de moord op [slachtoffer] is uitgevoerd in Amstelveen.
In de telefoon van verdachte die tijdens zijn aanhouding in Nederland in beslag is genomen is een nieuwbericht aangetroffen met betrekking tot de strafeisen tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in deze strafzaak, met daarbij de tekst: ‘no spang’ en een gebroken hartje.
Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte bijzondere interesse had in deze strafzaak en de verdachten die zijn aangehouden. Verdachte heeft niet willen verklaren waar deze interesse vandaan kwam. Evenmin heeft hij verklaard waarom hij heeft gezocht op de [adres] , terwijl deze straatnaam niet naar voren komt in nieuwsberichten over de moord en dit de enige straat in Nederland is met die naam. De rechtbank ziet in deze overige telefoongegevens een extra aanwijzing voor de betrokkenheid van verdachte bij de moord.
Tussenconclusie
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] , de hierboven genoemde chats en de overige bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die contact heeft gehad met [medeverdachte 1] rondom de moord op [slachtoffer] en betrokkenheid had bij de moord op [slachtoffer] . Het verweer van de verdediging dat de berichten onvoldoende kunnen worden geduid verwerpt de rechtbank, omdat de berichten moet worden bezien in het licht van en in samenhang met de rest van het dossier.
Kwalificatie
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe de handelingen van verdachte gekwalificeerd moeten worden.
Voor een bewezenverklaring van uitlokking dient aan de volgende vereisten te worden voldaan.
Het opzet van de uitlokker is zowel gericht op het uitlokken van de ander als op het delict waartoe de ander is aangezet.
De rechtbank overweegt dat verdachte [medeverdachte 1] heeft gevraagd auto te rijden, dan wel de trekker over te halen bij een moord. Hieruit blijkt dat het opzet van verdachte gericht is geweest op het delict, te weten moord, en dat zijn opzet tevens gericht is geweest op het overhalen van [medeverdachte 1] om deze moord te plegen.
Het aanzetten van een ander.
Verdachte heeft door [medeverdachte 1] te benaderen hem op het idee gebracht om de moord uit te voeren. Immers blijkt uit niets dat [medeverdachte 1] al voor het contact met verdachte het idee had om [slachtoffer] te vermoorden. Dit heeft hij ook niet verklaard. Voor het uitlokken van het medeplegen van de moord is voldoende dat verdachte één van de medeplegers heeft overgehaald.
Gebruik van één of meer uitlokkingsmiddelen.
Er is sprake van een limitatieve opsomming van uitlokkingsmiddelen. Deze uitlokkingsmiddelen zijn in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemd. Deze middelen dienen te zijn gebruikt om de ander over te halen en niet slechts om behulpzaam te zijn bij het plegen van het feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in ieder geval twee uitlokkingsmiddelen heeft gebruikt. Zo heeft hij een belofte gemaakt, namelijk door het in het vooruitzicht stellen van een bepaald geldbedrag. Dat dit geldbedrag in het vooruitzicht is gesteld is de reden geweest dat [medeverdachte 1] wilde deelnemen aan het plegen van de moord op [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte middelen en inlichtingen verschaft door een foto van het slachtoffer en zijn adres te delen en een vuurwapen en een baken te leveren. Deze middelen en inlichtingen zijn cruciaal geweest om ervoor te zorgen dat het delict werd gepleegd.
Het uitgelokte delict is gevolgd.
De moord op [slachtoffer] is op 22 december 2021 uitgevoerd.
De uitgelokte moet strafbaar zijn.
Beide uitvoerders van de moord zijn strafbaar en ook bestraft door de rechtbank en het gerechtshof.
Conclusie
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de vereisten voor uitlokking, zodat de onder 1 primair ten laste gelegde uitlokking van het medeplegen van de moord op [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit (voorhanden hebben pistool):
4.2.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde leveren van het pistool, zijnde het moordwapen, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte ‘ [accountnaam] ’ is. Daarnaast staat vast dat verdachte niet in Nederland was en kan hij het wapen dus niet geleverd hebben.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder 4.1.3. geconcludeerd dat bewezen kan worden dat verdachte het wapen in ieder geval voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft, zoals hierboven is uiteengezet, via social media gesprekken gevoerd onder de naam [accountnaam] . [medeverdachte 1] heeft in zijn politieverhoor verklaard dat hij instructies van [accountnaam] kreeg met betrekking tot het ophalen van het wapen. Dit betreft het wapen waar op 16 december 2021 mee is proefgeschoten en waar de uiteindelijke moord mee is gepleegd. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over dit wapen, nu hij ervoor heeft gezorgd dat het wapen bij het adres [adres] werd afgeleverd aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Dat verdachte op het moment dat het wapen werd geleverd niet in Nederland was, doet daar niet aan af. Immers is niet van belang waar verdachte zich bevond, maar of verdachte over het wapen kon beschikken.
De rechtbank concludeert dat dit het geval was. Verdachte had zeggenschap over de plaats waar het wapen zich bevond, waarmee sprake is geweest van een zekere machtsuitoefening. Hij heeft immers georganiseerd dat dit wapen door een (vooralsnog) onbekend persoon is geleverd aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nabij het adres [adres] . Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het wapen niet alleen voorhanden heeft gehad, maar dat hij het daarnaast samen met een ander aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft geleverd.
Uit het dossier is gebleken dat het gebruikte wapen een Im-Metal model HS 95, kaliber 9 mm x 19 betrof, ofwel een Sig-Sauer model P250 Subcompact, kaliber 9mm x 19 en derhalve een wapen van categorie III als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
4.3.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit (witwassen van luxegoederen)
4.3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde witwassen van luxegoederen wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het medeplegen.
4.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is geen sprake van een gronddelict waaruit de witwasverdenking is ontstaan. Er is ook geen sprake van een aanwijzing van witwassen. Iedere tienerjongere beschikt over een telefoon en laptop. De kledingstukken zijn niet de goedkoopste, maar niet van dien aard dat zij niet op een bonafide wijze kunnen zijn verkregen. Daarnaast heeft verdachte een verklaring gegeven voor het geld waarmee hij de goederen zou hebben aangeschaft, namelijk dat hij geld heeft gewonnen met TOTO, heeft gewerkt bij Randstad en cadeaus heeft gekregen.
4.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, toch bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft beschikt over de in de tenlastelegging genoemde goederen, namelijk een IPhone 13, een laptop van het merk Acer, schoenen van de merken Balenciaga en Dior en tassen van de merken Gucci en XPLCT. Deze goederen zijn aangetroffen tijdens een doorzoeking in het huis van verdachte op 6 februari 2023.
Door het Openbaar Ministerie is onderzoek gedaan naar de inkomsten van verdachte. Hieruit blijkt dat hij in de periode van januari 2021 tot en met januari 2023 in totaal ruim 5.000 euro aan legaal inkomen had, terwijl hij de beschikking had over goederen die in totaal meer waard waren dan dit legale inkomen. Alhoewel een aantal van deze goederen alledaagse goederen betreffen, zoals een telefoon en een laptop, betreffen dit wel goederen van zekere waarde, die blijkens het onderzoek naar de bankrekening van verdachte contant moeten zijn betaald.
Het voorgaande levert een vermoeden op van witwassen, zodat een verklaring van verdachte mag worden verwacht omtrent de herkomst van deze goederen. Verdachte heeft verklaard dat hij geld heeft gewonnen met TOTO, geld heeft verdiend met een bijbaan en cadeaus heeft gekregen. Deze verklaringen zijn op zichzelf niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Echter staan de inkomsten van zijn bijbaantje niet in verhouding tot de waarde van deze luxegoederen. Voor de winst uit TOTO zijn geen bewijzen aangedragen en verdachte heeft geen namen willen noemen van wie hij de goederen als cadeau zou hebben gekregen. Derhalve kan de verklaring van verdachte niet worden geverifieerd. Daarnaast blijkt uit tapgesprekken die verdachte vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) heeft gevoerd dat hij met anderen naar een verklaring zoekt voor het geld, te weten: ‘TOTO gespeeld, het casino, gehad van vrienden als cadeautje, spaargeld’.
Ook blijkt uit onder andere de telefoon van verdachte dat hij zich diep in het criminele milieu bevond. Er zijn meerdere chatgroepen aangetroffen waarin over de handel in coke wordt gesproken, verdachte biedt geld om geweldklussen uit te voeren en hij is bovendien dit jaar in België nog veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie.
Gelet op de wereld waarin verdachte zich bevond, het feit dat verdachte geen verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de aanschaf van deze luxegoederen en nu de verklaring die hij heeft gegeven kennelijk gefabriceerd is, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de goederen zijn aangeschaft met geld dat afkomstig is uit enig misdrijf.
De rechtbank zal het ten laste gelegde witwassen derhalve bewezen verklaren. De rechtbank ziet in het dossier geen aanleiding om aan te nemen dat ten aanzien van het witwassen sprake is geweest van medeplegen, zodat verdachte hier partieel van dient te worden vrijgesproken.
4.4.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit (gewoontewitwassen van meerdere geldbedragen)
4.4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde gewoontewitwassen van meerdere geldbedragen wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het medeplegen.
4.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de geldbedragen op de video’s echt zijn. Over de Tikkie-betalingen heeft verdachte een verklaring afgelegd, namelijk dat deze zijn verkregen ten behoeve van het bedrijf van zijn zus in België. Tevens zijn verschillende transacties aanwezig naar familieleden.
Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om onderzoek te doen naar de Tikkie-transacties, nu alle transacties en rekeninghouders in beeld zijn. De betalingen zijn giraal gedaan, zodat de herkomst daarvan als bonafide mag worden beschouwd.
4.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar hetgeen hierboven onder 4.3.3. is overwogen ten aanzien van het wettelijk kader van witwassen.
Video’s van contante geldbedragen
In de telefoon van verdachte zijn video’s aangetroffen waarop hij met grote contante geldbedragen poseert, variërend van 2.000 euro tot 9.450 euro. In totaal gaat het om een bedrag van 19.450 euro.
Tussen de geldbiljetten die op de video’s te zien zijn, bevinden zich ook coupures die in het normale betalingsverkeer zeldzaam zijn, te weten biljetten van 200 euro.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet is vast te stellen of het geld op de video’s echt geld is. Echter concludeert de rechtbank dat verdachte kennelijk de beschikking heeft gehad over grote hoeveelheden echt geld, nu hij grote contante uitgaven heeft gedaan, waaronder de onder feit 3 genoemde luxegoederen. Ook is een video aangetroffen waar verdachte een groot geldbedrag vast heeft met daarbij de tekst: ‘life is hard, maar die euro’s maken het makkelijk’. In de telefoon van verdachte is tevens een notitie aangetroffen met de naam ‘blaadje geldteller’ met diverse (vermoedelijk) geldbiljetten en daarachter een getal. De rechtbank concludeert dat verdachte vermoedelijk heeft bijgehouden hoeveel verschillende bankbiljetten hij ter beschikking had. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat geen sprake is geweest van nep geld. Voor zover wel sprake was van nep geld, had het op de weg van verdachte gelegen hierover een nadere verklaring af te leggen, hetgeen hij heeft nagelaten.
Tikkie-betalingen
De rechtbank stelt vast dat er in de periode van 1 januari 2021 tot en met 23 januari 2023 een groot aantal Tikkie-betalingen naar verdachte is overgemaakt..
Er is onderzoek gedaan naar de bankgegevens van verdachte. Op de bankafschriften is te zien dat verdachte vele Tikkie-betalingen ontvangt, maar daarvoor geen betaling heeft verricht.
Verdachte heeft voor enkele Tikkie-betalingen een verklaring gegeven, namelijk dat hij dit voor het bedrijf van zijn zus in België moest versturen. De verbalisanten hebben de bedragen die na ontvangst werden overgemaakt naar zijn zus buiten beschouwing gelaten. Daarnaast zijn ook de betalingen die door of naar familie zijn gedaan buiten beschouwing gelaten.
Na aftrek van bovengenoemde bedragen blijft er in totaal een bedrag over van 14.325 euro.
Zoals hierboven is overwogen had verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot en met 23 januari 2023 een inkomen van ongeveer 5.000 euro. Het feit dat verdachte kennelijk tikkiebetalingen heeft ontvangen voor een bedrag dat ongeveer drie keer zo hoog is als zijn inkomen, vraagt om een verklaring van verdachte, nu het doorgaans bij Tikkies immers zo is dat de persoon die de Tikkiebetaling ontvangt daarvoor een bedrag heeft voorgeschoten voor de ander en deze middels een Tikkie terugvraagt. Verdachte heeft die verklaring niet gegeven en ook kon geen nader onderzoek worden gedaan naar een eventuele legale herkomst van dit geld zodat het vermoeden van witwassen blijft bestaan.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gewoontewitwassen van een bedrag van 33.775 euro in de periode van 1 januari 2021 tot en met 23 januari 2023. In het dossier ziet de rechtbank geen aanleiding voor gewoontewitwassen in de periode voor 1 januari 2021, nu hier geen (financiële) gegevens over beschikbaar zijn. Tevens ziet de rechtbank in het dossier geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is geweest van medeplegen, zodat verdachte hier partieel van dient te worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 22 december 2021 te Amstelveen, tezamen en in vereniging, opzettelijk, en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven hebben beroofd door na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meerdere malen in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer] te schieten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welk feit hij, verdachte in de periode van 14 december 2021 tot en met 22 december 2021 te Amsterdam en Gent, door beloften en door het verschaffen van middelen en inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt door
- voornoemde [medeverdachte 1] een chat bericht te sturen of hij wilde autorijden en of hij de trekker wilde overhalen
- foto’s van het slachtoffer [slachtoffer] te delen via chats met voornoemde [medeverdachte 1] en
- informatie over de woonplaats en de straat van het slachtoffer [slachtoffer] te delen via chats met voornoemde [medeverdachte 1] en
- instructies over het moment en de wijze van uitvoering van de voorverkenningen en/of de moord op het slachtoffer [slachtoffer] te delen via chats met voornoemde [medeverdachte 1] en
- een vuurwapen en een baken te leveren en
- een onbekend geldbedrag in het vooruitzicht te stellen
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 15 december 2021 tot en met 16 december 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, heeft geleverd en voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 6 februari 2023 te Amsterdam, meerdere voorwerpen, te weten
- een telefoon Iphone 13 en
- een laptop van het merk Acer en
- drie paar schoenen van het merk Balenciaga en van het merk Dior en
- een schoudertas van het merk Gucci en XPLCT
heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij wist dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 23 januari 2023, te Amsterdam en Gent, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van EUR 33.775,-, bestaande uit:
- Een geldbedrag van circa EUR 9450,- op 12 januari 2023 en
- Een geldbedrag van circa EUR 4000,- op 8 november 2022 en
- Een geldbedrag van circa EUR 4000,- op 3 november 2022 en
- Een geldbedrag van circa EUR 2000,- op 2 november 2022 en
- diverse Tikkie betalingen en betaalverzoeken en overschrijvingen van EUR 14.325,-
verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat het meerderjarigenstrafrecht wordt toegepast. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig feit, namelijk de uitlokking van een moord. Hiermee heeft hij niet alleen het leven van het slachtoffer ontnomen, maar ook de twee uitvoerders tot moordenaars gemaakt. Niets in hetgeen uit de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gekomen wijst in de richting van het toepassen van het jeugdstrafrecht, zodat zijn persoon als dader onvoldoende tegenwicht biedt tegen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Gelet hierop ziet de officier van justitie aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en vordert toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit geen toepassing te geven aan artikel 77b Sr. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 17 jaar oud en het uitgangspunt is dan dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast. Slechts bij hoge uitzondering kan toepassing worden gegeven aan artikel 77b Sr. De ForCa-rapportage wijst niet uit dat geen sprake meer kan zijn van pedagogische interventiemethoden. Deze weigerrapportage geeft slechts enkele waarnemingen van het gedrag van verdachte weer. De deskundigen hebben zich onthouden van advies. Het ontbreken van inzicht in de persoonlijkheid van verdachte geeft geen reden om van de hoofdregel af te wijken. De Raad heeft geadviseerd toepassing te geven aan artikel 77b Sr, maar heeft dit advies enkel gebaseerd op de ernst van het feit. Daarnaast wordt verdachte neergezet als opdrachtgever, maar heeft hij, in geval van bewezenverklaring, slechts als doorgeefluik gefungeerd tussen de daadwerkelijke opdrachtgever en de uitvoerders. De handelingen die verdachte zou hebben verricht, betreffen het versturen van berichten en hebben plaatsgevonden in geborgenheid. De schutter in deze zaak, die volgens het jeugdstrafrecht is berecht, heeft in vergelijking meer volwassen gehandeld dan verdachte. Het jeugdstrafrecht zou mede daarom ook op verdachte moeten worden toegepast.
De verdediging heeft rapportages overgelegd van de inrichting waar verdachte heeft verbleven in België. Uit deze stukken komen volgens de verdediging aanknopingspunten naar voren voor een pedagogische insteek bij de afdoening van deze zaak. Indien de rechtbank van oordeel is dat een jeugddetentie van twee jaar niet zal volstaan, heeft de verdediging verzocht om daarnaast verdachte eventueel met een maatregel te plaatsen in een inrichting voor jeugdigen (een PIJ-maatregel).
7.3.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 november 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • het Klinisch Multidisciplinair onderzoek Pro Justitia Observatieafdeling Teylingereind, opgemaakt door drs. O.C. van der Bent, GZ-psycholoog, en drs. M.D. van Ekeren, psychiater, op 14 september 2023;
  • het rapport van de Raad, opgemaakt op 22 november 2023;
  • de evaluatieverslagen van GI De Zande, opgemaakt door het multidisciplinair team, op 25 april 2022 en 25 mei 2022, zoals ter terechtzitting door de verdediging overgelegd (hierna het Belgisch evaluatieverslag).
Uit het
Belgische evaluatieverslagkomt kort gezegd naar voren dat verdachte zich gedurende het traject binnen GI De Zande op een goede en volwassen manier heeft getoond. Tijdens het uitvoeren van de schrijftaken en tijdens verschillende gespreksonderwerpen liet hij een duidelijk volwassen en cognitieve indruk na.
Het grootste criminogeen domein dat speelde tijdens de feiten is ‘peers’. Verdachte wordt niet als beïnvloedbaar ervaren, maar de omgeving waar hij woonde zorgde voor een sterke druk/angst ten aanzien van een bepaalde groep.
Na de laatste voorgeleiding is verdachte van alles gaan regelen voor zijn toekomst. Hij kreeg toestemming om dit zelfstandig te doen, en kon dit ook op een goede manier volbrengen. Er is geen verdere psychologische opvolging nodig.
De
psycholoog en de psychiaterhebben in het Klinisch Multidisciplinair onderzoek het volgende beschreven.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan het milieuonderzoek en tekende geen machtigingen voor het opvragen van informatie bij scholen, instellingen en instanties. Ook moeder wilde niet aan het onderzoek meewerken.
Het valt op dat verdachte zelfbepalend is: de groepsleiding ervaart hem in verschillende situaties als commanderend. Hij verwacht dat er dingen voor hem geregeld worden en dat de groepsleiding zijn wensen onmiddellijk honoreert. Verdachte komt rustig en zelfverzekerd over en heeft een natuurlijke leidersrol in de groep. Verdachte kan geregeld zijn eigenbelang boven dat van anderen stellen: hij bedeelt zichzelf het beste plekje op de bank toe en deelt bij het ontbijt mee dat hij als eerste gaat bellen.
Uit de AMN entree-toets komt naar voren dat hij ver bovengemiddeld scoort in vergelijking met leeftijdgenoten, wat hem sterk maakt in het leggen van verbanden en relaties. Hij werkt snel en nauwkeurig en heeft een zeer goed inzicht in verhoudingen en driedimensionale figuren. De conclusie van de docent is dat verdachte het havoniveau gemakkelijk moet aankunnen.
Tijdens het verblijf in Teylingereind waren, zo blijkt uit de observaties van de groepsleiding, de frustratietolerantie, de impulscontrole en agressieregulatie ongestoord.
Alles samennemend komt verdachte over als een gecontroleerde intelligente jongen bij wie er geen sprake is van gedrags- of andere opvallende problemen. Toch breekt hij als het ware af en toe door deze gecontroleerdheid en overaanpassing heen, onder andere met zijn dominante commanderende gedrag en neigingen zichzelf te bevoordelen.
Samengevat doet zich derhalve de vraag voor of zich onder de aangepaste gecontroleerde persoonlijkheidslaag mogelijk nog een andere laag bevindt, die verband zou kunnen houden met verdachtes wilsvrijheid om in een criminele wereld te belanden en daarin actief te zijn en te blijven. Gedacht zou dan kunnen worden aan een meer empathieloze of gewetenloze onderlaag die zich onder een “mask of sanity”, een zeer gezonde presentatie, bevindt, hetgeen zou kunnen passen bij verschillende persoonlijkheidsstoornissen of een psychopathische ontwikkelingsgang. Hierop is tijdens het onderzoek geen enkel zicht gekomen.
Nu er geen onderzoek heeft kunnen plaatsvinden vanwege de weigering door verdachte om mee te werken, is ook niet duidelijk geworden hoe hij in deze criminele wereld terecht is gekomen. Omdat verdachte zo gecontroleerd overkomt, is de vraag of sprake is van verhardheid en consolidatie van de persoonlijkheid. Voor het onderzoeken hiervan en of sprake kan zijn van pedagogische beïnvloeding dient onder andere een uitgebreid milieuonderzoek plaats te vinden, maar daar heeft verdachte niet aan mee willen werken. Derhalve kunnen geen conclusies worden getrokken.
Ter zitting heeft
de Raadverwezen naar het ingediende strafadvies. De Raad adviseert om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Gelet op de ernst van het feit is een jeugddetentie voor de duur van twee jaar niet passend. Daarnaast kan niets gezegd worden over een eventueel recidiverisico. Naar aanleiding van de houding van verdachte op de observatieafdeling zijn veel zorgen ontstaan. Verdachte heeft het recht om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, maar het niet meewerken aan een observatie maakt dat geen inschatting kan worden gemaakt wat nodig is voor een positieve ontwikkeling van verdachte. Omdat er verder geen informatie beschikbaar is, worden ook geen aanwijzingen in de persoonlijkheid van verdachte gezien voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitlokking van het medeplegen van de moord op de 56-jarige [slachtoffer] . Deze moord betreft blijkens het dossier een zorgvuldig voorbereide en geplande liquidatie. Verdachte heeft bij de voorbereiding en uitvoering hiervan een bepalende rol gespeeld.
Moord is een buitengewoon ernstig misdrijf. Met deze brute daad hebben verdachte en zijn mededaders blijk gegeven van een volledig gebrek aan respect voor het leven van een ander, en hebben zij de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar en onbeschrijflijk leed toegebracht. Ter zitting is duidelijk naar voren gekomen hoeveel verdriet de onverwachte en gewelddadige dood van hun partner en vader bij hen heeft veroorzaakt.
Naast de nabestaanden is ook de maatschappij ernstig geschokt door het feit. De liquidatie is op klaarlichte dag op straat door jonge daders gepleegd in het bijzijn van meerdere getuigen, waaronder twee kinderen. Dit moet zeer beangstigend voor hen zijn geweest. Er is bovendien een kogel in een woning terechtgekomen, wat voor de bewoner een buitengewoon angstige ervaring is geweest.
Verdachte heeft tijdens het gehele proces geen enkel inzicht willen geven in hoe hij in dit criminele milieu betrokken is geraakt en wat hem heeft bewogen deze daad te plegen. Het lijkt erop dat verdachte zich diep in het criminele milieu bevond waarin hij zich bezig hield met het plegen van zeer ernstige strafbare feiten, getuige ook de manier waarop verdachte in België is aangehouden, namelijk met een automatisch vuurwapen. Vermoedelijk heeft verdachte gehandeld omwille van financieel gewin, maar ook daar heeft de rechtbank geen duidelijkheid over gekregen. Hier maakt de rechtbank zich grote zorgen over. Voornamelijk omdat verdachte ook na het uitlokken van de liquidatie nog is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen. Dit betreffen ernstige feiten, aangezien dit bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit, doordat de onderliggende strafbare feiten worden afgedekt.
7.4.1.
Het toe te passen sanctiestelsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het sanctierecht voor minderjarigen of voor volwassenen moet worden toegepast.
Ten tijde van het plegen van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten was verdachte zeventien jaar oud. Ten tijde van de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten was verdachte gedurende een deel van de bewezenverklaarde periode inmiddels meerderjarig. Conform artikel 77a Sr is de hoofdregel dat het jeugdstrafrecht van toepassing is, in beginsel ongeacht de ernst van het feit. Slechts bij wijze van uitzondering kan, indien de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven, ten aanzien van de minderjarige het jeugdstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het strafrecht voor volwassenen (art. 77b Sr). Dat het om een uitzondering gaat, blijkt ook uit de beperkte toepassing ervan in de praktijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat toepassing van artikel 77b Sr, mede gelet op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), terughoudend moet plaatsvinden en met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
De rechtbank acht in dit kader het volgende van belang.
Ten aanzien van de ernst van het feit
De rechtbank overweegt dat het in deze zaak onder meer gaat om het ernstigste misdrijf dat het Wetboek van Strafrecht kent, namelijk (de uitlokking van) een moord. Het gaat om een gewelddadige en geplande liquidatie, hoogstwaarschijnlijk met het oogmerk van het eigen financiële gewin. Het feit draagt daarmee een zeer volwassen karakter.
Ten aanzien van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
De uitlokking van de moord op slachtoffer [slachtoffer] betreft een zorgvuldig geplande liquidatie. Verdachte heeft [medeverdachte 1] benaderd om de liquidatie (samen met een ander) te plegen en heeft hiervoor de nodige middelen en inlichtingen verschaft. Er is in de aanloop naar het delict sprake geweest van meerdere overwegingsmomenten. Zo heeft de voorbereiding op de liquidatie ongeveer een week geduurd en heeft verdachte telkens druk proberen uit te oefenen op een vlotte uitvoering van de liquidatie door onder meer contact te houden met [medeverdachte 1] , door sturende aanwijzingen te geven hoe het slachtoffer dan wel zijn woning zo onopvallend mogelijk te observeren en een baken te regelen om het slachtoffer te volgen. Hieruit blijkt niet van jeugdig, ondoordacht of impulsief handelen, maar juist van weloverwogen en bedachtzaam handelen.
Daarnaast is het verdachte geweest die twee anderen heeft aangezet tot het plegen van de liquidatie, wat op zichzelf al een volwassen karakter draagt. Daar komt bij dat één van de verdachten die verdachte heeft uitgelokt de liquidatie te plegen zelfs drie jaar ouder was dan hij.
Ten aanzien van de persoonlijkheid van verdachte
Verdachte was ten tijde van de uitlokking van de moord 17 jaar en 5 maanden oud. Uit het Klinisch Multidisciplinair Onderzoek blijkt dat bij verdachte in ieder geval sprake is van een gemiddelde intelligentie en dat geen stoornis kon worden vastgesteld die zijn keuzevrijheid beperkte. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan de observatie, zodat verdachte enkel in groepsverband kon worden geobserveerd. Uit deze groepsobservaties blijkt dat verdachte een gecontroleerde en zelfbepalende jongeman is die in de groep een natuurlijke leidersrol vervult, waarbij anderen zich schikken naar zijn wensen. Daarnaast blijkt uit het rapport van de Belgische instelling, dat enkele maanden na de liquidatie is opgemaakt, dat verdachte een volwassen indruk heeft nagelaten en dat hij dingen goed voor zichzelf kon regelen. Niet is gebleken dat verdachte beïnvloedbaar zou zijn.
Verdachte is gedurende het strafproces geplaatst in de [detentieadres] , zijnde een inrichting voor volwassenen. Uit de informatie vanuit de [detentieadres] blijkt dat verdachte zich daar goed staande kan houden en dat er geen zorgen zijn.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte gedurende het strafproces geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn betrokkenheid bij het feit, hoe hij in dit zware criminele circuit terecht is gekomen en ook heeft verdachte niets willen vertellen over zijn persoonlijke omstandigheden. Daarnaast is verdachte na de uitlokking van de moord doorgegaan met het plegen van ernstige strafbare feiten. Zo is verdachte dit jaar in België nog veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in februari 2022, waarmee hij naar eigen zeggen een woning zou gaan beschieten. Ook de witwasfeiten zijn gedurende en langere periode gepleegd, ook nadat verdachte meerderjarig was. De rechtbank neemt mede in aanmerking dat verdachte inmiddels 19 jaar oud is. De houding van verdachte gedurende de periode van de bewezenverklaarde feiten alsmede daarna, getuigt van een persoon die zijn kansen berekent en daar vervolgens naar handelt. Een eigenschap die blijk geeft van een volwassen houding.
Conclusie
Op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijkheid van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de uitzonderingssituatie van artikel 77b Sr aan de orde is.
De rechtbank ziet op basis van alle drie de in artikel 77b Sr genoemde criteria aanleiding om in het onderhavige geval het jeugdstrafrecht buiten toepassing te laten en het strafrecht voor volwassenen toe te passen. Daarbij weegt mee dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor pedagogische beïnvloeding.
7.4.2.
Strafmaat
De rechtbank ziet op basis van de overgelegde rapporten geen aanleiding om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
In de aard, ernst en omstandigheden van de bewezenverklaarde feiten ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een langdurige gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft door twee anderen uit te lokken tot het medeplegen van de moord niet alleen het leven van het slachtoffer ontnomen, maar ook het leven van de medeverdachten laten ontsporen. De rechtbank kent daarom naast het strafdoel vergelding in deze zaak veel gewicht toe aan het belang van de beveiliging van de samenleving. Tevens beoogt de rechtbank met het opleggen van een hoge gevangenisstraf andere minderjarigen ervan te weerhouden om voor financieel gewin betrokken te raken bij dergelijke strafbare feiten.
De rechtbank ziet wel aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank houdt aan de ene kant rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en aan de andere kant met de jonge leeftijd van verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren passend en geboden.
De rechtbank merkt nog op dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de [detentieadres] , tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), aan de orde is.
7.4.3.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Schoenen, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298978, wit, merk: Balenciaga;
  • 1 STK Schoenen, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298981, zwart, merk: Dior;
  • 1 STK Schoenen, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298982, zwart, merk: Balenciaga;
  • 1 STK Tas, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298994, zwart, merk: Xplct;
  • 1 STK Tas, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298999, bruin, merk: Gucci;
  • 1 STK Computer, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298961, Acer;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298962, Apple.
De officier van justitieheeft gevorderd de goederen verbeurd te verklaren.
De verdedigingheeft bepleit dat de goederen dienen te worden geretourneerd aan verdachte indien hij wordt vrijgesproken van het witwassen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De genoemde goederen zijn naar het oordeel van de rechtbank aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is. Met betrekking tot de goederen is het onder 3 bewezen geachte witwassen begaan. Derhalve zullen deze goederen verbeurd worden verklaard.
7.4.4.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 203.325,90 aan materiële schadevergoeding en € 40.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De materiële schade bestaat uit € 4.969,90 voor de kosten van de uitvaart en € 198.356,- voor de schade door het derven van levensonderhoud. De immateriële schade bestaat uit € 20.000,- voor affectieschade en € 20.000,- voor schokschade.
De advocaat van de benadeelde partijheeft aangevoerd dat het verlies van het slachtoffer [slachtoffer] grote gevolgen heeft gehad voor het gezin. Er zijn problemen met het betalen van de vaste lasten. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft verzocht, indien de rechtbank het vaststellen van het bedrag van het derven van levensonderhoud een onevenredige belasting van het strafproces vindt, wel de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Indien de schadevergoedingsmaatregel opgelegd zou worden zou dit de executie na een civiele procedure vergemakkelijken, vooral indien de verdachte nog langere tijd gedetineerd zou zijn. De benadeelde partij kan op die manier ook gebruik maken van de voorschotregeling.
De advocaat van de benadeelde partij heeft verzocht de vordering tot schokschade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hier nog geen medische onderbouwing voor beschikbaar is.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de affectieschade en de kosten voor de uitvaart hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, tevens voor het nog vast te stellen bedrag voor de schade van het derven van levensonderhoud.
De verdedigingheeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de affectieschade en de hoofdelijkheid.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Immateriële schade
Schockschade
Door nabestaanden kan aanspraak worden gemaakt op schokschade indien degene die een ander doodt ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens degene bij wie de confrontatie met die onrechtmatige daad of de gevolgen daarvan een hevige emotionele schok teweeg brengt, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Voor toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld en zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Nu de benadeelde partij geen medische gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat sprake zou zijn van geestelijk letsel, acht de rechtbank de vordering onvoldoende onderbouwd en zal de vordering op dit punt daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schade
Kosten uitvaart
De benadeelde partij heeft € 4.969,90 gevorderd voor de kosten van de uitvaart en het overbrengen van het lichaam van [slachtoffer] naar Israël. De vordering is op dit punt niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ten aanzien van dit deel van de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Schade door het derven van levensonderhoud
De rechtbank stelt vast dat het strafproces en de deelname daaraan in de eerste plaats strafrechtelijk georiënteerd is. In het strafproces moeten daarom bij voorkeur alleen die vorderingen worden ingesteld die door de strafrechter eenvoudig kunnen worden behandeld en afgedaan, zodat geen sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces.
Gelet op de hoogte van dit onderdeel van de vordering, de complexiteit van de berekeningen en de onzekerheden en aannames die aan de cijfers ten grondslag liggen, is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De rechtbank zal de vordering op dit punt daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 885,65 aan materiële schadevergoeding en € 35.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade bestaat uit notariskosten. De immateriële schade bestaat uit € 17.500,- voor affectieschade en € 17.500,- voor schokschade.
De advocaat van de benadeelde partijheeft verzocht de vordering tot schokschade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hier nog geen medische onderbouwing voor beschikbaar is en de vordering voor het overige hoofdelijk toe te wijzen.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de affectieschade en de notariskosten hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdedigingheeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de affectieschade en de hoofdelijkheid.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Immateriële schade
Schokschade
De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] . De rechtbank zal de vordering op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schade
Kosten notaris
De benadeelde partij heeft € 885,65 gevorderd aan kosten voor de notaris ten behoeve van het afwikkelen van de nalatenschap. De vordering is op dit punt niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ten aanzien van dit deel van de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] :
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert € 35.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De immateriële schade bestaat uit € 17.500,- voor affectieschade en € 17.500,- voor schokschade.
De advocaat van de benadeelde partijheeft verzocht de vordering tot schokschade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hier nog geen medische onderbouwing voor beschikbaar is en de vordering voor het overige hoofdelijk toe te wijzen.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de affectieschade hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdedigingheeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de affectieschade en de hoofdelijkheid.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Schokschade
De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] . De rechtbank zal de vordering op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] :
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] vordert € 35.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De immateriële schade bestaat uit € 17.500,- voor affectieschade en € 17.500,- voor schokschade.
De advocaat van de benadeelde partijheeft verzocht de vordering tot schokschade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hier nog geen medische onderbouwing voor beschikbaar is en de vordering voor het overige hoofdelijk toe te wijzen.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de affectieschade hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdedigingheeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de affectieschade en de hoofdelijkheid.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Schokschade
De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] . De rechtbank zal de vordering op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de affectieschade van alle benadeelde partijen:
De benadeelde partijen hebben allen een vordering ingediend die betrekking heeft op affectieschade door het overlijden van [slachtoffer] . Artikel 6:108 BW biedt daarvoor in lid 3 en lid 4 de wettelijke grondslag. De wet noemt een beperkte kring van personen die voor affectieschade in aanmerking komen. De kring van personen omvat, voor zover in deze zaak van belang, de meerderjarige kinderen en de levensgezel van de overledene.
De rechtbank komt in onderhavige zaak tot een bewezenverklaring van uitlokking van moord. Dit levert een misdrijf op. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade, kolom ‘overlijden door een misdrijf’, en neemt dit als uitgangspunt.
De benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] komen op grond van artikel 6:108 lid 3 jo. lid 4 onder d BW in aanmerking voor vergoeding van de door hen geleden schade, te weten een bedrag van € 17.500,-. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] komt in aanmerking voor een vergoeding van affectieschade ter hoogte van € 20.000,-.
Ten aanzien van alle vorderingen: hoofdelijkheid, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal alle vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en tevens aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel echter niet opleggen voor het deel van de schade voor het derven van levensonderhoud, zoals door de benadeelde partij de [benadeelde partij 1] is verzocht. Het doel van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel is het herstel van de rechtmatige toestand. De rechtbank begrijpt dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de executie van een civiele beschikking vergemakkelijkt. Echter kan de rechtbank op basis van de ingediende vordering in deze strafrechtelijke procedure niet vaststellen of sprake is van schade voor het derven van levensonderhoud en zo ja, hoe hoog die schade is, zoals hierboven ook al is overwogen. De rechtbank zal daarom enkel de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten aanzien van de toegewezen bedragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 77b, 289, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder feit 5 ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
uitlokking van medeplegen van moord;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
witwassen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
verbeurd:
  • 1 STK Schoenen, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298978, wit, merk: Balenciaga;
  • 1 STK Schoenen, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298981, zwart, merk: Dior;
  • 1 STK Schoenen, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298982, zwart, merk: Balenciaga;
  • 1 STK Tas, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298994, zwart, merk: Xplct;
  • 1 STK Tas, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298999, bruin, merk: Gucci;
  • 1 STK Computer, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298961, Acer;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL1300-2022024578-G6298962, Apple.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot een bedrag van € 24.969,90 (zegge: vierentwintig duizend negenhonderd negenenzestig euro en negentig cent), waarvan € 4.969,90 (zegge: vierduizend negenhonderd negenenzestig euro en negentig cent) voor materiële schade en € 20.000,- (zegge: twintigduizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten voor de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 1] ter hoogte van € 24.969,90 (zegge: vierentwintig duizend negenhonderd negenenzestig euro en negentig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 111 (honderdelf) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van € 18.385,65 (zegge: achttienduizend driehonderdvijfentachtig euro en vijfenzestig cent), waarvan € 885,65 (zegge: achthonderdvijfentachtig euro en vijfenzestig cent) voor materiële schade en € 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 2] ter hoogte van € 18.385,65 (zegge: achttienduizend driehonderdvijfentachtig euro en vijfenzestig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 86 (zesentachtig) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]toe tot een bedrag van € 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 3] ter hoogte van € 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 84 (vierentachtig) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]toe tot een bedrag van € 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 4] ter hoogte van € 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 84 (vierentachtig) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. K. Oldekamp-Bakker en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2023.