ECLI:NL:RBAMS:2023:8287

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
13/126388-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging, beschadiging en belediging met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 5 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging, bedreiging, beschadiging en belediging van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 herhaaldelijk de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij heeft geschonden door haar te belagen, te bedreigen met geweld en haar te beledigen. De verdachte heeft zijn daden bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en getuigenverklaringen, in overweging genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de materiële schadevergoeding van € 544,50 en een immateriële schadevergoeding van € 800,00 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd aan de verdachte ten aanzien van de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/126388-22
Parketnummer vordering tul: 13/009210-22
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Wijburg, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. B.C.M. Sprenger, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij:
in de periode van 12 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 [slachtoffer] heeft belaagd;
in de periode van 6 mei 2022 tot en met 16 mei 2022 [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting;
op 19 mei 2022 opzettelijk en wederrechtelijk een scooter/snorfiets die aan
[slachtoffer] dan wel [dochter slachtoffer] (de dochter van [slachtoffer] ), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4. in de periode van 12 mei 2022 tot en met 20 mei 2022, (telkens) opzettelijk
[slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, mondeling (telkens) heeft beledigd.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Ook de onder feit 1 tenlastegelegde gedachtestreepjes: ‘met kracht vastpakken van de arm van [slachtoffer] ’ en ‘slaan van [slachtoffer] tegen de nek’ kunnen bewezen worden op grond van de aangifte en de ondersteunende getuigenverklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden vrijgesproken van het gedachtestreepje: ‘slaan van [slachtoffer] tegen de nek’ wegens onvoldoende overtuigend bewijs. Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt over de beschuldigingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen, feiten 1, 2, 3 en 4
Aangezien verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3 en 4 heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring op de redengevende feiten en omstandigheden vervat in de inhoud van:
1. de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
21 september 2023;
2. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022098881-5 van
16 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] , inclusief bijlagen, doorgenummerde bladzijden 1 tot en met 41;
3. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022102766-2 van 20 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 2] , inclusief bijlagen, doorgenummerde bladzijden 43 tot en met 97;
4. een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] met nummer PL1300-2022098881-13 van 30 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] , doorgenummerde bladzijden 114 tot en met 115.
4.3.2
Overweging ten aanzien van feit 1
Het vastpakken van de arm en het slaan tegen de nek
De rechtbank acht, op grond van de in rubriek 4.3.1 genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 12 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 in Amsterdam wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt dat zij ook het deel van de tenlastelegging dat ziet op de mishandeling, namelijk het vastpakken van de arm en het slaan tegen de nek van [slachtoffer] , bewezen acht. De rechtbank baseert dat oordeel op de verklaring van aangeefster en de getuigenverklaring van [naam getuige] die de verklaring van aangeefster ondersteunt. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaringen.
Partiele vrijspraak
De rechtbank acht het onderdeel van de tenlastelegging ‘dat verdachte middels e-mailbericht heeft aangegeven dat hij het gezicht van die [slachtoffer] zou bewerken met zwavelzuur en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer] zou doodmaken’, niet bewezen. Blijkens de aangifte is dit
e-mailbericht verstuurd buiten de tenlastegelegde periode, namelijk op 6 mei 2022. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.3.3
Overweging ten aanzien van feit 4
Partiele vrijspraak
Ten aanzien van feit 4 acht de rechtbank niet bewezen het gedeelte van de tenlastelegging waarin verdachte wordt verweten [slachtoffer] te hebben beledigd door haar de volgende woorden toe te voegen: ‘Ik neuk iedereen! stuur iedereen! Ik neuk je broertje, ik neuk je kind, ik neuk je moeder ik neuk ze allemaal!’. Deze uitspraken hebben geen beledigend maar een bedreigend karakter. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 12 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
  • die [slachtoffer] meermalen bedreigende en beledigende e-mailberichten te sturen en
  • daarbij in die berichten en openlijk op straat die [slachtoffer] uit te maken voor kankerhoer en negerhoertje en
  • die [slachtoffer] meermalen WhatsApp berichten te sturen en
  • die [slachtoffer] met kracht bij de arm vast te pakken en
  • die [slachtoffer] uit te schelden met woorden als: “Hoertje met je kankerkop” en
“Kankerwijf”, en
  • die [slachtoffer] tegen de nek te slaan en
  • tegen die [slachtoffer] te roepen: “wacht als ik jou tegen kom, je gaat dood”, en
  • tegen die [slachtoffer] te roepen: “Ik neuk iedereen! stuur iedereen! Ik neuk je broertje, ik neuk je kind, ik neuk je moeder ik neuk ze allemaal!”, en
  • de snorfiets van de dochter van die [slachtoffer] om te gooien en
  • die [slachtoffer] bedreigende en beledigende e-mailberichten te sturen richting
die [slachtoffer] of haar dochter [dochter slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 6 mei 2022 tot en met 16 mei 2022 te Amsterdam, telkens [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met verkrachting, door die [slachtoffer] (middels e-mailberichten) onder andere dreigend de woorden toe te voegen “Oeallah je gaat dood let op vieze kanker hoertje” en “Ik ga zwavelzuur op je gezichtje gooien ik maak je kapot kanker hoertje” en “Jij gaat merken en als iemand bij langs komt stuur ik 'm terug tussen 6 planken dan kunnen jullie m in de fik steken bitch” en “Ik wil je nog 1 keer neuken gun me nog 1 keer je hebt je kut toch aan de hele wereld laten zien neuk ik je zo hard dat je van me gaat houden en dan dump ik je als een vuilniszak oke nog 1 keer”;
ten aanzien van feit 3:
op 19 mei 2022 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een snorfiets, die
aan [dochter slachtoffer] (de dochter van die [slachtoffer] ) toebehoorde, heeft beschadigd;
ten aanzien van feit 4:
in de periode van 12 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Amsterdam,
opzettelijk [slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, heeft beledigd door haar op straat of middels een of meer e-mailberichten onder andere de woorden toe te voegen: “Hoertje met je kankerkop” en “Kankerwijf” en “Vieze oude stinkende neger hoer” en “Shag hoer je hebt niks in jou leven lekker he sker zijn en je negertje ook” en “Kom naar buiten fake ass bitch je hebt geen eens een reed en je verzakte tietjes zien dr niet uit vieze stink hoer ik had gelijk negerhoer ik weet het negersloerie” en “Met je vieze zielige familie allemaal ziek ofjunk junkie stinkende skere shagjunk ga lekker shag roken enstoer doen” en “Ik wacht op je moer wrattekut” en “Ze heeft zoiezo strakkere kut dan jou emmer toch” en “Vieze junken familie vieze leugenachtige Zelfmoord familie” en “Mag ik 1 keer over dr heen spuiten heb ik ook bij jou pukkelhoofd gedaan vieze pukkel slet” en “Ik pis op je dochter let maar op oeallah ik ga over dr heem plassen en ik ga uitzoeken waar je dooie joden vader ligt daar ga ik ook overheen plassen succes met m’n pis” en “De kanker voor [dochter slachtoffer] ik hoop dat ze kanker krijgt en gaat sterven voor jou ogen en de ogen van je junkenmoeder en kinderporno , ad kinderporno familie”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen. Ook heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand gevorderd, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft verzocht om aan het voorwaardelijke strafdeel naast de algemene voorwaarde ook de bijzondere voorwaarde te koppelen van een contactverbod voor verdachte met aangeefster. De officier van justitie heeft gevorderd om dit contactverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier justitie..
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, belaging en belediging van zijn
ex-vriendin. Ook heeft verdachte zich ten tijde van de belaging schuldig gemaakt aan beschadiging van de scooter van de dochter van zijn ex-vriendin. Hoewel de belaging een relatief korte periode heeft geduurd, wordt deze onder meer gekenmerkt door een hoge intensiteit van het aantal verstuurde e-mailberichten. Zo heeft verdachte op 19 mei 2022 in een tijdsbestek van 7 uur 51 zeer vervelende e-mailberichten verstuurd aan aangeefster. Verdachte heeft niet alleen digitaal contact met aangeefster gezocht, maar heeft haar ook op de markt lastiggevallen door haar uit te schelden, bij de arm vast te pakken en haar in haar nek te slaan. Bovendien heeft hij de snorfiets van haar dochter vernield. De beledigingen en bedreigingen die verdachte heeft geuit zijn heftig en shockerend. Belaging is een zeer hinderlijk en angstaanjagend feit. Het heeft een grote impact op de slachtoffers, die daardoor constant geconfronteerd worden met ongewenst, en in dit geval ook bedreigend en beledigend, contact. Uit de aangifte en de toelichting die aangeefster als benadeelde partij heeft gegeven op haar vordering, blijkt dat de gedragingen van verdachte grote impact hebben gehad op haar.
Eendaadse samenloop
Omdat de vernieling van de snorfiets (feit 3) onderdeel uitmaakt van de bewezenverklaarde belaging (feit 1) is sprake van eendaadse samenloop. Dat betekent dat de rechtbank de belaging als vertrekpunt zal nemen voor de op te leggen straf.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Dit neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee.
In strafmatigende zin neemt de rechtbank ook mee dat verdachte zowel in zijn verhoor bij de politie, als bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting direct openheid van zaken heeft gegeven.
Ook weegt in het voordeel van verdachte dat hij een positieve draai heeft gegeven aan zijn leven. Zo blijkt ook uit het rapport van de reclassering van 6 september 2023. Het leven van verdachte wordt nu gekenmerkt door een hoge mate van stabiliteit. Na de tenlastegelegde periode is verdachte niet meer in contact gekomen met politie en justitie. Hij is gestopt met het gebruik van (hard)drugs en heeft het contact met zijn familie na jaren hersteld. Ook heeft verdachte inmiddels een zelfstandige woning, heeft hij geen contact meer gezocht met het slachtoffer en heeft hij daar naar eigen zeggen ook geen behoefte meer aan.
Alles afwegende vindt de rechtbank een straf zoals die door de officier van justitie is geëist passend in die zin dat de rechtbank geen grond ziet voor het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de hierna te noemen bijzondere voorwaarde.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Verzoek tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 544,50 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de kosten voor de reparatie van de snorfiets. Ook heeft de benadeelde partij
€ 2.000,00 aan vergoeding van immateriële schade gevorderd, wegens toegebrachte psychische schade door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft verzocht de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De hoogte van de vordering tot vergoeding van materiële schade is op de zitting niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom ook geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 19 mei 2022 tot het moment van de algehele voldoening.
Immateriële schade
De hoogte van de vergoeding van immateriële schade is op de zitting betwist. De verdediging heeft verzocht dit bedrag te matigen, omdat het gevorderde bedrag niet billijk is. De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van de strafbare feiten in haar eer en goede naam is aangetast, geestelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer. Op grond van deze door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de inbreuk is aangevangen, namelijk op 6 mei 2022. Dit bedrag is lager dan gevorderd omdat de ten laste gelegde periode relatief kort is. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de materiële schade op 19 mei 2022 en vanaf het moment van het ontstaan van de immateriële schade op 6 mei 2022 tot het moment van de algehele voldoening. Verdachte wordt verplicht de aan benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 24 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer13/009210-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
23 februari 2022 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat van deze straf 17 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om van een gedeelte van de voorwaardelijke opgelegde straf de tenuitvoerlegging te bevelen, in zoverre dat de rechtbank in plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van 10 dagen gevangenisstraf, een taakstraf voor de duur van 20 uren gelast, subsidiair 10 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c 22d, 36f, 55, 57, 266, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en 3
eendaadse samenloop van:
belaging en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met verkrachting, meermalen gepleegd;
Feit 4:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenisis doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in
minderingzal worden gebracht naar de maatstaf van
2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarde voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [plaats].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 544,50 (zegge: vijfhonderdvierenveertig euro en vijftig eurocent)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 19 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening en een bedrag van
€ 800,00 (zegge: achthonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 6 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] .
Veroordeelt veroordeelde voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag van
€ 544,50 (zegge: vijfhonderdvierenveertig euro en vijftig eurocent)aan materiële schade te betalen en een bedrag van
€ 800,00 (zegge: achthonderd euro)aan immateriële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de materiële schade op 19 mei 2022 en vanaf het moment van het ontstaan van de immateriële schade op 6 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Beveelt, dat bij gebreke van betaling en verhaal
gijzelingkan worden toegepast voor de voor de duur van
10 (tien) dagen (materiële schade)respectievelijk
16 (zestien) dagen (immateriële schade). De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Beveelt de
gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 23 februari 2022, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, in zoverre dat deze gevangenisstraf wordt omgezet naar een
taakstrafvoor de duur van
20 uren, met bevel, voor het geval dat veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W. Bianchi, voorzitter.
mr. R.A. Overbosch en mr. K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek en mr. S.M. Zoetelief, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2023.
[…]