ECLI:NL:RBAMS:2023:8267

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/13/730679 / HA ZA 23-209
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ongerechtvaardigde verrijking en schadevergoeding na investering in Galliata Holding B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2023 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Berange Holding B.V. en Sparhoeve Holding B.V. Berange, eiseres, vordert een schadevergoeding van Sparhoeve, gedaagde, naar aanleiding van een gezamenlijke investering in Galliata Holding B.V. in 2009. Berange stelt recht te hebben op een deel van de opbrengst van de verkoop van Galliata, die in 2021 voor € 9 miljoen is verkocht. Sparhoeve betwist de vordering en stelt dat Berange haar aandeel in Galliata in 2010 heeft prijsgegeven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Berange via een stichting administratiekantoor (SCC) investeerder is in Galliata en dat zij als certificaathouder recht heeft op een deel van de opbrengst. De rechtbank oordeelt dat Sparhoeve ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Berange, omdat de opbrengst van Galliata rechtstreeks aan de andere investeerders is uitgekeerd zonder dat Berange een deel heeft ontvangen. De rechtbank heeft de vordering van Berange in beginsel toegewezen, maar de hoogte van de schadevergoeding moet nog worden vastgesteld. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de hoogte van de schadevergoeding.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de dagvaarding niet nietig is en dat er geen schending is van de waarheids- en volledigheidsplicht door Berange. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn aangemoedigd om tot een minnelijke oplossing te komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/730679 / HA ZA 23-209
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERANGE HOLDING B.V.,
gevestigd in Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. D.L.A. van Voskuilen in Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPARHOEVE HOLDING B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. Elkhuizen in Amsterdam.
Partijen worden hierna Berange en Sparhoeve genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 februari 2023 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 21 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.2. De zaak in het kort

2.1.
Berange en Sparhoeve hebben samen met nog twee andere vennootschappen in 2009 geïnvesteerd in Galliata Holding B.V. (hierna: Galliata). De investering verliep via een stichting administratiekantoor genaamd Stichting Continuïteit Capability (hierna: SCC). SCC heeft geen certificaten uitgegeven voor die investering. In het jaar daarna ging het financieel nog steeds niet goed met Galliata. De investeerders werd in 2010 gevraagd nog een bedrag te investeren in de hoop zo te voorkomen dat Galliata failliet zou gaan. De bestuurder van Berange wilde dat niet. De andere drie vennootschappen, waaronder Sparhoeve, hebben op dat moment en in de jaren daarna wel nog bedragen geïnvesteerd. Op 22 december 2021 is Galliata verkocht voor € 9 miljoen. Berange maakt aanspraak op een deel van de verkoopopbrengst. Sparhoeve vindt dat zij Berange niets verschuldigd is.

3.De feiten

3.1.
De bestuurder van Berange is [naam 1] . [naam 1] is ook bestuurder van Le Manoir B.V. Die vennootschap heeft in 2009 € 562.500 betaald aan SCC als investering in Galliata. De bestuurder van Sparhoeve is [naam 2] . Nog twee andere vennootschappen hebben via SCC geïnvesteerd in Galliata, dat zijn Krokor B.V., vertegenwoordigd door [naam 3] en Bermot B.V., vertegenwoordigd door [naam 4] . SCC hield na de investeringen 31% van de aandelen in Galliata.
3.2.
SCC is in 2007 opgericht met als doel het “tegen toekenning van certificaten verwerven en administreren van aandelen in het kapitaal van Capability B.V., dan wel het houden van aandelen in certificaten in het kapitaal van andere vennootschappen”. SCC werd aanvankelijk bestuurd door [naam 3] . In 2013 zijn ook [naam 4] en [naam 2] bestuurders van de stichting geworden.
3.3.
Sparhoeve heeft een verklaring in het geding gebracht van Willem van Dijk waarin het volgende staat:
“(…) Medio 2010 vond een bijeenkomst van investeerders in Galliata Holding B.V., waartoe ik indirect ook behoorde, in Utrecht plaats. Tijdens die bijeenkomst bleek dat de onderneming nog steeds zwaar verliesgevend, het eigen vermogen miljoenen negatief was en er een groot acuut liquiditeitstekort was. Als de aandeelhouders niet dadelijk zouden bijstorten was de onderneming niet alleen de facto failliet, maar zou het faillissement moeten worden aangevraagd.
De nieuwe directie presenteerde daarbij zijn plan om de onderneming te redden. Voordat de andere investeerders zich uitgesproken hadden, gaf [naam 1] , een andere investeerder in Galliata, al aan dat wij allemaal ons geld kwijt waren, hij er geen enkel vertrouwen meer in had dat het ooit goed zou komen en hij zijn belang hierbij opgaf. Daarop verliet hij de bijeenkomst voortijdig. Vervolgens hebben de andere investeerders wel voor financiering gezorgd, de bank uitgekocht, nog vele jaren overbruggingskrediet verstrekt. (…)”
3.4. Namens Berange is in 2012 een e-mail gestuurd naar de andere drie investeerders met daarin onder andere de vraag om bij een geplande bespreking de verwatering van de Galliata certificaten te bespreken.
3.5.
In een brief van 19 november 2014 heeft Berange aan [naam 3] , toen bestuurder van SCC, gevraagd om nadere informatie omtrent haar investering. Berange zegt in de brief certificaathouder te zijn in SCC en aandeelhouder in Galliata. Zij vraagt om de jaarcijfers van zowel SCC als Galliata.
3.6.
In een e-mail van 4 december 2015 aan de andere drie investeerders, met als onderwerp: “FW: Verwatering certificaten Galliata Holding BV”, is namens Berange gevraagd om een memo van [naam 3] te bespreken “ter voorkoming van miscommunicatie bij een mogelijke exit / terugbetaling / verkoop.” In de e-mail wordt opgemerkt dat nimmer een weging aan de geïnvesteerde bedragen is gegeven. Ook wordt gevraagd om de jaarrekening van Galliata.
3.7.
Op 22 december 2021 is Galliata verkocht voor € 9 miljoen. [naam 4] , [naam 3] en [naam 2] hebben, via hun vennootschappen, elk een gelijk deel van de opbrengst van Galliata ontvangen. Berange heeft met [naam 4] en [naam 3] een regeling getroffen over deze kwestie.

4.Het geschil

4.1.
De vorderingen en standpunten van partijen zijn hier verkort weergegeven. Voor zover nodig wordt daarop bij de beoordeling verder ingegaan.
4.2.
Berange vordert, na wijziging van de grondslag van de eis, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Sparhoeve veroordeelt tot betaling van € 324.611,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 321.230 vanaf 22 december 2021 en Sparhoeve veroordeelt in de proceskosten.
4.3.
Berange legt aan haar vordering ten grondslag dat zij als een van de investeerders recht heeft op een deel van de opbrengst van Galliata. De overige drie investeerders hebben het uitgekeerde bedrag over hen drieën verdeeld, in plaats van ook een deel aan Berange toe te kennen. Daarom spreekt Berange Sparhoeve aan voor betaling van een derde van het deel van de totale opbrengst waar Berange recht op heeft. Sparhoeve moet dat aan Berange betalen omdat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad.
4.4.
Sparhoeve voert allereerst aan dat de door Berange uitgebrachte dagvaarding nietig is, omdat niet duidelijk is welke feiten en juridische argumenten ten grondslag liggen aan de vordering van Berange. Berange heeft ook in strijd gehandeld met de waarheids- en volledigheidsplicht uit artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarnaast betwist Sparhoeve dat zij Berange iets verschuldigd is. Berange heeft geen rechtsverhouding met Sparhoeve maar met SCC. Berange heeft in 2010 haar 'aandeel’ in Galliata prijsgegeven. Zelfs als Berange haar aandeel niet heeft prijsgegeven dan is haar investering zodanig verwaterd dat Sparhoeve haar niets hoeft te betalen. Bovendien is een eventuele vordering van Berange verjaard.

5.De beoordeling

Geen nietige dagvaarding en geen schending artikel 21 Rv

5.1.
Sparhoeve stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding nietig is omdat de eis niet met voldoende dragende feiten is onderbouwd. Het is Sparhoeve volstrekt onduidelijk op grond van welke feiten en juridische argumenten Berange een vordering zou kunnen hebben. Zij kan dan ook geen verweer voeren tegen de vordering van Berange. Daarnaast schendt Berange de op haar rustende waarheidsplicht van artikel 21 Rv door niet te vermelden dat zij in 2019 het door haar aan SCC betaalde bedrag heeft opgeëist, omdat dit volgens Berange een lening was.
5.2.
De dagvaarding moet, op straffe van nietigheid, de eis en de gronden van die eis bevatten. De eisende partij moet met feiten onderbouwen wat hij vordert. In artikel 122 lid 2 Rv is bepaald dat het beroep van de gedaagde partij op nietigheid van de dagvaarding wordt verworpen als de gedaagde in het geding is verschenen en de rechtbank van oordeel is dat het gebrek gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad.
5.3.
De dagvaarding voldoet aan de daaraan te stellen minimumeisen. Bij de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat het Sparhoeve voldoende duidelijk is waar Berange aanspraak op maakt en waartegen Sparhoeve verweer kan voeren. Sparhoeve is het niet met Berange eens, maar heeft in de conclusie van antwoord en op de zitting verweer kunnen voeren en gevoerd. Als de dagvaarding dus al niet zou voldoen aan de daaraan te stellen eisen is Sparhoeve daardoor niet in haar belangen geschaad.
5.4.
Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de feiten die van belang zijn volledig en naar waarheid aan te voeren. Als partijen dat niet doen, kan de rechter daar consequenties aan verbinden. Dat Berange in deze procedure niet noemt dat op 24 april 2019 door haar advocaat een brief is gestuurd waarin aanspraak wordt gemaakt op terugbetaling van het door Berange aan SCC geleende geld, levert geen schending van de waarheids- en volledigheidsplicht op. De rechtbank is onvoldoende gebleken van het bewust achterhouden of verdoezelen van voor de beoordeling relevante feiten. Ook is de rechtbank niet op het verkeerde been gezet.
Berange heeft de investering gedaan
5.5.
Om de vordering van Berange te kunnen beoordelen moet de rechtbank vaststellen wat de rechtsverhouding is tussen Sparhoeve en Berange. In deze zaak hebben partijen voor de geldstroom van Le Manoir aan SCC diverse termen gebruikt. Er wordt onder andere gesproken over een aandeel in SCC en/of Galliata en een lening aan SCC. Op de mondelinge behandeling hebben partijen toegelicht wat er tussen hen en de andere twee investeerders is voorgevallen en hoe dat volgens hen moet worden geduid. Partijen zijn het erover eens dat het gaat om investeringen in Galliata, via SCC. Die investeringen zijn gedaan door [naam 4] , [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] , via hun vennootschappen. Er zijn geen schriftelijke afspraken gemaakt over de investeringen.
5.6.
Sparhoeve heeft betwist dat Le Manoir het bedrag namens Berange heeft overgemaakt. Daarvan maakt de omschrijving op het bankafschrift geen melding. Zou een partij al ergens aanspraak op kunnen maken uit hoofde van deze betaling, zou dat dus Le Manoir zijn en niet Berange.
5.7.
De rechtbank gaat hieraan voorbij. Berange heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat Le Manoir het geld van de investering namens Berange heeft overgemaakt. Uit de stukken en de toelichting op de zitting is naar voren gekomen dat voor de vier investeerders steeds duidelijk was dat tot de investering werd besloten door [naam 1] en dat [naam 1] zowel bestuurder van Le Manoir als van Berange was. De correspondentie over Galliata kwam steeds van [naam 1] of een medewerker, en steeds namens Berange. In dat licht is de betwisting van Sparhoeve onvoldoende onderbouwd.
Berange is te beschouwen als certificaathouder
5.8.
Sparhoeve heeft toegelicht dat SCC een Stichting Administratiekantoor (STAK) is, die is opgericht om te investeren in andere vennootschappen. Berange heeft dit bevestigd.
5.9.
Een STAK is een stichting die aandelen van een besloten vennootschap beheert. De stichting koopt en houdt aandelen in de vennootschap. De STAK splitst het stemrecht en het recht op dividenduitkering van een aandeel. De STAK heeft als aandeelhouder het stemrecht en geeft door het uitgeven van certificaten het recht op winstuitkering aan de certificaathouders.
5.10.
SCC heeft namens Berange, Sparhoeve en de twee vennootschappen van de andere investeerders een bedrag geïnvesteerd in Galliata en daarmee aandelen in Galliata verworven. De vier investeerders hadden dus in zoverre een ‘aandeel’ in het aandeel van SCC in Galliata. Beide partijen hebben dat ook steeds op die manier begrepen. Bij de mondelinge behandeling heeft [naam 2] toegelicht dat het de bedoeling was van de vier investeerders dat SCC aan hen certificaten uit zou geven. Dat is alleen nooit gebeurd.
5.11.
De rechtbank gaat er bij de verdere beoordeling dan ook van uit dat het de bedoeling van de vier investeerders was om gezamenlijk te investeren in Galliata, via SCC, waarvoor aan hen certificaten hadden moeten worden uitgegeven. Dat die certificaten niet daadwerkelijk zijn uitgegeven, doet aan de bedoeling van de vier investeerders en daarmee hun onderlinge rechtsverhouding niet af. Het gevolg daarvan is dat SCC, dat werd bestuurd door één of meer van de vier investeerders, het stemrecht op haar aandeel in Galliata had. Een winstuitkering op het aandeel, of in dit geval het aandeel in de opbrengst bij verkoop, komt aan de certificaathouders toe.
Berange heeft haar belang in Galliata niet prijsgegeven
5.12.
Sparhoeve heeft als verweer aangevoerd dat Berange geen aanspraak kan maken op de opbrengst uit de verkoop van Galliata, omdat Berange haar aandeel in 2010 heeft prijsgegeven. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft zij verwezen naar de verklaring van Van Dijk waarin hij zegt dat [naam 1] tijdens een vergadering in 2010 heeft gezegd dat hij zijn belang opgaf (zie hiervoor onder 3.3). Berange heeft dit betwist.
5.13.
In artikel 6:160 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat een verbintenis teniet gaat door een overeenkomst van de schuldeiser met de schuldenaar waarin hij van zijn vorderingsrecht afstand doet; een tweezijdige rechtshandeling dus. Maar als het om het kwijtschelden van een vordering gaat, de schuldeiser hoeft er dus niets voor terug te hebben, geldt zo’n tot de schuldenaar gericht aanbod als aanvaard als de schuldenaar van het aanbod heeft kennisgenomen en het niet direct heeft afgewezen. Voor het prijsgeven van haar belang in Galliata moet Berange, bij monde van [naam 1] , afstand hebben willen doen van haar recht en dat ook hebben verklaard. Of een verklaring als afstand van recht kan worden aangemerkt moet worden beoordeeld op grond van de uitleg van die verklaring. Daarmee hangt nauw samen of Sparhoeve er gezien de omstandigheden op mocht vertrouwen dat [naam 1] afstand wilde doen van zijn belang in Galliata. Daarbij geldt dat niet te snel moet worden aangenomen dat iemand afstand van zijn recht wil doen, zeker als dat (mogelijk) vermogensnadeel oplevert en er geen voordeel tegenover staat.
5.14.
In dit geval kan onvoldoende worden vastgesteld dat [naam 1] namens Berange haar belang in Galliata wilde prijsgeven of dat Sparhoeve dat zo heeft mogen begrijpen. Uit de weergave van de vergadering door Van Dijk blijkt dat [naam 1] het niet zag zitten om extra te investeren en dat hij er geen enkel vertrouwen in had dat het met de al gedane investering nog goed zou komen en dat hij, kennelijk ontstemd, de vergadering vroegtijdig heeft verlaten. Dat [naam 1] daarbij gezegd zou hebben dat hij zijn belang in Galliata prijsgaf, wordt door Berange betwist. Zelfs als vastgesteld zou worden dat [naam 1] letterlijk heeft gezegd dat hij zijn belang opgaf zou Sparhoeve er niet zonder meer op hebben mogen vertrouwen dat de wil van [naam 1] , en daarmee Berange, ook daadwerkelijk op het doen van afstand gericht was. Gezien de geschetste gang van zaken bij de vergadering moet getwijfeld worden aan de wil van [naam 1] en had Sparhoeve daar nader onderzoek naar moeten doen, zoals om een schriftelijke bevestiging vragen. Daarnaast geldt dat de e-mails en brieven van Berange aan de overige drie investeerders, na de bewuste vergadering, niet duiden op het (willen) doen van afstand door Berange van haar aandeel in Galliata. In de correspondentie uit 2012, 2014 en 2015 vraagt Berange naar de stand van zaken met betrekking tot SCC en Galliata. Sparhoeve heeft op de zitting nog naar voren gebracht dat [naam 1] zich bedacht heeft toen hij zag dat het weer beter ging met Galliata en zich er toen weer mee ging bemoeien. De rechtbank gaat daaraan voorbij omdat Sparhoeve heeft verklaard dat het vanaf 2014 langzaamaan weer beter ging met Galliata na een aantal jaar van extra investeringen, terwijl Berange ook in 2012 al vraagt om de verwatering van de certificaten van Galliata te bespreken. Gezien het voorgaande heeft Sparhoeve het standpunt dat Berange in 2010 afstand heeft gedaan van haar belang in Galliata onvoldoende onderbouwd.
Sparhoeve is ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van Berange
5.15.
Dat betekent dat Berange via SCC investeerder is in Galliata en als certificaathouder van SCC in beginsel recht heeft op een deel van de uitkering van de opbrengst. De opbrengst van Galliata is echter nooit uitgekeerd aan SCC, maar rechtstreeks aan de overige drie investeerders, waaronder Sparhoeve.
5.16.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat Sparhoeve ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Berange; Sparhoeve heeft namelijk op deze manier een derde van het aandeel van Berange in de opbrengst van Galliata uitgekeerd gekregen. In artikel 6:212 BW is bepaald dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander verplicht is, voor zover redelijk, de schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Een verrijking is ongerechtvaardigd als daarvoor geen redelijke grond aanwezig is. Van een redelijke grond voor de verrijking is in dit geval niet gebleken.
Geen verjaring
5.17.
Sparhoeve heeft aangevoerd dat een eventuele vordering van Berange is verjaard omdat de investering al in januari 2009 is verstrekt aan SCC en Berange pas in 2022 aanspraak maakt op betaling.
5.18.
Uit artikel 3:310 BW volgt dat een rechtsvordering tot schadevergoeding verjaart vijf jaar nadat de benadeelde bekend is geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Dat Galliata met winst is verkocht kon Berange op zijn vroegst weten vanaf december 2021. De verjaringstermijn van vijf jaar is dus nog niet verstreken.
Hoogte van de schadevergoeding
5.19.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is welke schadevergoeding redelijk is en in dit verband op welk gedeelte van de opbrengst Berange aanspraak kan maken, rekening houdend met de verwatering van haar investering.
5.20.
Berange heeft de volgende berekening gemaakt. In 2009 heeft Berange € 562.500 geïnvesteerd en de overige drie investeerders samen ook € 562.500. Daarna hebben de andere drie investeerders extra geïnvesteerd, tot een totaal van € 1.473.125 (inclusief de eerste investering). Aan het totale investeringsbedrag van € 2.035.625 heeft Berange € 562.500, dus 27,63% bijgedragen. In december 2021 is Galliata voor € 9 miljoen verkocht. Het aandeel van SCC was op het moment van de verkoop 38,75%. SCC maakte dus aanspraak op 38,75% van € 9 miljoen; € 3.487.500. Berange heeft dus recht op 27,63% van € 3.487.500. Dat is € 963.690. Berange vordert van Sparhoeve een derde van dat bedrag, dus € 321.230. De kosten van de verkoop heeft Berange niet in deze berekening meegenomen.
5.21.
Sparhoeve betwist de hoogte van dit bedrag en voert aan dat het belang van Berange in 2010 al nul was, omdat Galliata in 2010 niets waard was. De waarde die daarna is gecreëerd is het gevolg geweest van tijd, energie en financieel risico die anderen dan Berange in Galliata hebben gestoken. Het gaat niet aan om ruim 13 jaar na geldverstrekking aan te komen met een berekening op basis waarvan latere waarde, door latere investeringen, door anderen dan Berange, met Berange zou moeten worden gedeeld.
5.22.
Dat standpunt wordt niet gevolgd. Ook als ervan uit wordt gegaan dat Galliata in 2010 niets waard was, had het kennelijk wel de potentie in zich om uit te groeien tot een bedrijf dat later voor € 9 miljoen kon worden verkocht. Galliata zou niet verkocht zijn als er niet na 2010 is was geïnvesteerd door anderen dan Berange, maar Galliata zou er ook niet geweest zijn als Berange er eerder niet in had geïnvesteerd. Zoals hiervoor uiteengezet moet ervan uit worden gegaan dat Berange certificaathouder was en is gebleven. Dat betekent dat haar een deel van de opbrengst toekomt dat overeenkomt met haar deel in de totale investering.
5.23.
Sparhoeve heeft op de zitting gevraagd, als de rechtbank aan de toekenning van een bedrag toekomt, zich schriftelijk uit te kunnen laten over de hoogte van de schade. De rechtbank stelt haar in de gelegenheid op de onder 5.20 weergegeven berekening te reageren. Berange mag daarna in een antwoordakte reageren.
Conclusie
5.24.
De rechtbank verwijst de zaak voor het uitlaten door partijen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5.25.
De rechtbank geeft partijen in overweging om opnieuw met elkaar in overleg te treden om tot een onderlinge oplossing te komen. De overwegingen in dit tussenvonnis kunnen daarbij als leidraad dienen, maar de invulling van een eventuele minnelijke regeling staat partijen uiteraard geheel vrij.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 januari 2024voor het nemen van een akte door Sparhoeve over wat is opgenomen in overweging 5.23 waarna Berange op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
De griffier is verhinderd dit vonnis te ondertekenen.