ECLI:NL:RBAMS:2023:8264

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
13/202623-23, 13/095777-23 (tul) en 13/132095-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel na bewezen winkeldiefstal met recidive en proeftijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal bij Albert Heijn op 13 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de zitting gedetineerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. S. Petkovic. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de diefstal bekend, wat de rechtbank heeft doen besluiten dat het tenlastegelegde feit bewezen kon worden verklaard.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte, gezien zijn recidive en de ernst van het feit, een ISD-maatregel moest worden opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de 'harde' en 'zachte' criteria voor de ISD-maatregel, zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had eerder meerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en liep op dat moment in twee proeftijden. De reclassering had geadviseerd om de ISD-maatregel op te leggen, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige behandeling van de psychische problematiek van de verdachte.

De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging voor een tussentijdse toetsing afgewezen, omdat er op dat moment geen aanleiding voor was. Ook zijn de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat deze niet te verenigen waren met de oplegging van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de zaak afgesloten met de uitspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/202623-23, 13/095777-23 (tul) en 13/132095-23 (tul)
Datum uitspraak: 8 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het PPC van [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Petkovic, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door [reclasseringswerker], reclasseringswerker, via een videoverbinding naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van broodjes bij Albert Heijn op 13 augustus 2023 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde feit.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen, gelet op de aangifte en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte. Gelet op het standpunt van de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hierna in rubriek 6 opgesomde bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte op 13 augustus 2023 te Amsterdam broodjes toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd aan [straatnaam]) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 8 november 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte met nummer 230813-128-247 van 13 augustus 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar], pagina’s 5 t/m 7.

7.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, als de rechtbank van oordeel is dat de ISD-maatregel moet worden opgelegd, uiterlijk een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging een tussentijdse toetsing te laten plaatsvinden zodat de noodzaak van het voortzetten van de ISD-maatregel kan worden getoetst.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een hinderlijk feit dat schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerde bedrijven. Verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Uit het strafblad van verdachte van 16 oktober 2023 blijkt dat hij eerder meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten (met name winkeldiefstallen) en dat hij in twee proeftijden liep. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw een winkeldiefstal te plegen.
8.3.2.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 24 oktober 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker]. Dit rapport houdt - zakelijk weergegeven - in dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon betreffende vermogensdelicten. Het psychosociaal functioneren, de houding en de financiële situatie van verdachte zijn directe delictgerelateerde factoren. Er is sprake van instabiliteit op verschillende leefgebieden. Sinds begin 2023 is verdachte dakloos en slaapt hij op straat. Vanwege zijn zorgmijdende houding maakt verdachte geen gebruik van aangeboden hulpverlening. Volgens de reclassering is verdachte genegen zijn problemen te bagatelliseren en te minimaliseren tot een huisvestingsprobleem. Er is echter ook sprake van verslavings- en psychische problematiek. De afgelopen jaren is sprake geweest van dagelijks alcohol- en cannabis gebruik. Verdachte is overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) in [plaatsnaam], omdat sprake is van psychische ontregeling waardoor dwangmedicatie noodzakelijk is. Sinds de dwangmedicatie is het psychotische toestandsbeeld stabieler en zijn de wanen afgenomen. Het afgelopen jaar zijn twee reclasseringstoezichten van start gegaan (parketnummers 13/095777-23 en 13/132095-23). Deze zijn echter niet van de grond gekomen. Verdachte is niet in staat zich te conformeren aan bijzondere voorwaarden en heeft aangegeven niet mee te willen werken aan reclasseringsbemoeienis. Gedurende deze toezichten is verdachte meerdere malen aangehouden voor winkeldiefstallen. Een opgelegde werkstraf is negatief retour gezonden, omdat verdachte niet op de afspraken verscheen. Ondanks intensieve inzet vanuit de reclassering en hulpverlening, lukt het niet om verdachte in beeld te krijgen. Hij trekt zijn eigen plan dat gericht is op de korte termijn. Het ontbreken van probleembesef en -inzicht maakt dat verdachte niet open staat voor gedragsverandering en - beïnvloeding. Hierdoor blijft de huidige problematische situatie in stand en blijft het recidiverisico onverminderd hoog. De reclassering ziet een onvoorwaardelijke ISD-maatregel als enige passende, wenselijke en noodzakelijke maatregel om het delictpatroon te doorbreken en verdachte te motiveren tot gedragsverandering te komen.
Op de zitting van 8 november 2023 heeft [reclasseringswerker] als deskundige het advies bevestigd en benadrukt dat de verwachting is dat verdachte langdurige behandeling nodig zal hebben voor zijn psychische problematiek. Het advies is dan ook om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren.
De rechtbank acht zich op basis van het reclasseringsadvies voldoende voorgelicht om te komen tot een passende afdoeningsmodaliteit. Zij zal overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel en overweegt hiertoe als volgt.
8.3.3.
Motivering oplegging ISD-maatregel
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel staan in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Vereist is dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis tot een bewezenverklaring is gekomen van winkeldiefstal, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte gedurende vijf jaren voorafgaand aan 13 augustus 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel of taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezenverklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregelen. Uit het strafblad van verdachte van 16 oktober 2023 volgt dat ook aan deze voorwaarde is voldaan. Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het openbaar ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Verdachte is veelvuldig veroordeeld wegens vermogensdelicten waarvoor hij (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen heeft opgelegd gekregen. Binnen de twee toezichten die in het afgelopen jaar aan verdachte zijn opgelegd, is het de reclassering niet gelukt om verdachte in zorg te krijgen terwijl dit hem wel is geboden. Verdachte is zorgmijdend en er is sprake van een hoog recidiverisico. Uit het advies van de reclassering en de toelichting van de deskundige op de zitting volgt dat verdachte gebaat is bij langdurige behandeling, waarbij – als verdachte voldoende meewerkt – eerst zal worden ingezet op diagnostiek en verdere stabilisering van het psychotisch toestandsbeeld en daarna op gedragsverandering en uitstroom naar een plek buiten de gevangenis (in een kliniek of begeleid wonen dan wel opeenvolgend of een andere plek). Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn problemen blijft bagatelliseren tot alleen een huisvestingsprobleem, terwijl daarnaast sprake is van verslavings- en psychische problemen en hij daarvoor behandeling nodig heeft. Gelet op het ontbreken van probleeminzicht en het feit dat eerdere reclasseringstoezichten zijn mislukt, heeft de rechtbank geen vertrouwen in een ambulant voorwaardelijk kader. Het opleggen van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar is wenselijk en noodzakelijk om het overlast veroorzakende delictgedrag van verdachte te doorbreken en de maatschappij daartegen te beveiligen. Binnen de ISD-maatregel kan verdachte gedurende langere tijd intensief worden behandeld en begeleid en kan hij worden aangestuurd om de nodige stappen te zetten die zorgen voor een veilige en zo stabiel mogelijke terugkeer in de maatschappij.
De rechtbank stelt daarmee vast dat aan alle voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen en zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Geen tussentijdse toetsing
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding voor het bepalen van een tussentijdse toets, mede gelet op de aard van de problematiek van verdachte en de te verwachten duur van de behandeling. Daarom wijst de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw af.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen, opgelegd in de zaken met parketnummers 13/095777-23 en 13/132095-23 afwijzen, omdat de tenuitvoerlegging van die gevangenisstraffen zich niet verdraagt met de oplegging van de ISD-maatregel.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst afhet verzoek tot tussentijdse toetsing.
Wijst afde vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 13/095777-23 en 13/132095-23.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2023.
[…]