Uitspraak
[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.Samenvatting van de zaak
2.De procedure
3.De feiten
Schadevergoeding
4.Het geschil
5.De beoordeling
concrete zorgplichtschending
“Ik blijf dan ook bij de conclusie (…) dat tandarts [naam] nooit een brug had mogen plaatsen op de implantaten 13 en 15. Tandarts [naam] zal alle kosten die gemaakt zijn die de brug betreffen aan de heer [eiser] terug moeten betalen”.De kantonrechter volgt Mosk hierin echter niet. De conclusie dat [naam] nooit een brug had mogen plaatsen op de implantaten is gebaseerd op het concrete verwijt dat er vooraf geen foto’s en pocketmetingen zijn gedaan. In 5.2 heeft de kantonrechter al geoordeeld dat zij niet van die aanname uit kan gaan. Bovendien is het gevolg dat Mosk aan die conclusie verbindt (dat [naam] alle kosten die met betrekking tot de brug zijn gemaakt aan [eiser] terug moet betalen) geen medisch, maar een juridisch oordeel. Dat is dus niet aan Mosk om te beoordelen.
1. (…) Ik kan de conclusie van collega Mosk onderschrijven dat de brug 13-15 nooit gemaakt had mogen worden en zeker niet zonder gedegen vooronderzoek. Zou verzekerde gedegen vooronderzoek hebben gedaan, dan zou zij zelf waarschijnlijk ook tot deze conclusie zijn gekomen.
Feitelijk kan in 2015 bij intake door uw verzekerde de vraag al gesteld worden of het reëel is om gebitsbehoud met behulp van uitgebreide restauratieve voorzieningen op de diverse implantaten en de in slechte staat verkerende restelementen na te streven.”
“Er is tijdens de zitting kort gesproken over de vraag of de vordering niet moet worden gezien als een ongedaanmakingsverbintenis in de zin van art. 6:271, etc. BW. Namens cliënt is toen primair aangegeven dat dit niet het geval lijkt nu daarvoor ontbinding is vereist (hetgeen in deze zaak niet heeft plaatsgevonden) en subsidair dat, mocht uw oordeel zijn dat de vordering als ongedaanmakingsverbintenis moet worden gezien er dan gerechtelijk ontbonden kan worden. Zie daarvoor ook het slot van pagina 5 van de spreekaantekeningen waarbij is gereageerd op de punten uit de zittingsagenda. Cliënt kon dit punt niet terugvinden in het pv.”Dit deel van de spreekaantekeningen heeft mr. Van der Wulp echter niet voorgedragen, zo blijkt uit het proces-verbaal. Hier is een streep doorheen gezet vanwege de tijd. Mr. Van der Wulp heeft hierna nog gekeken of er iets was uit het doorgestreepte deel wat hij toch aan de orde wilde stellen, maar daarbij is hij niet terug gekomen op dit punt. Hij heeft de ongedaanmakingsverbintenis dus niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Het is in strijd met de goede procesorde om na de mondelinge behandeling bij brief alsnog de grondslag van de eis te wijzigen.
diens verzekerde. In dit geval is [naam] (en [gedaagde 3] ) de verzekerde. Dit volgt uit de polisvoorwaarden van NN waarin staat gedefinieerd dat onder verzekerde (onder meer) valt de vennoten van verzekeringnemer, de maatschap. De finale kwijting geldt dus tegenover alle vier: NN, de maatschap, [naam] en [gedaagde 3] . [eiser] had dit ook moeten begrijpen, omdat hij werd bijgestaan door een advocaat. Zijn advocaat heeft wel toegelicht dat over de bewoordingen van de finale kwijting niet is onderhandeld (dat blijkt ook wel uit het feit dat er wordt gesproken over een verkeersongeval). Maar dat de finale kwijting ook geldt voor de verzekeringnemer en de verzekerde vloeit voort uit de aard van de vaststellingsovereenkomst met de verzekeraar. Indien [gedaagden] op een later moment immers nog meer schade aan [eiser] zou moeten vergoeden, komt deze op grond van de verzekeringsovereenkomst immers weer voor rekening van de verzekeraar. Het beroep op de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst slaagt dus. Dit betekent dat [eiser] geen vordering meer op grond van immateriële schade of buitengerechtelijke kosten op [gedaagden] kan hebben. Daarom wordt dit deel van de vordering ook afgewezen.