ECLI:NL:RBAMS:2023:8245
Rechtbank Amsterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Aannemingsovereenkomst en schadevergoeding bij niet-nakoming door aannemer
In deze zaak gaat het om een aannemingsovereenkomst voor het bouwen van een dakopbouw op de woning van de eiser, gesloten in december 2020. De eiser stelt dat hij de overeenkomst heeft gesloten met de gedaagde, terwijl de gedaagde beweert dat hij handelde namens de eenmanszaak van zijn moeder. De kantonrechter moet beoordelen met wie de overeenkomst daadwerkelijk is gesloten. De eiser heeft steeds contact gehad met de gedaagde en niet met zijn moeder, wat de kantonrechter als een aanwijzing beschouwt dat de eiser ervan mocht uitgaan dat de gedaagde de overeenkomst voor zichzelf sloot. De kantonrechter concludeert dat de overeenkomst is gesloten met de gedaagde zelf.
De gedaagde heeft het werk niet afgerond en is in gebreke gesteld. De eiser heeft aangegeven geen nakoming meer te willen, maar schadevergoeding te eisen. De kantonrechter oordeelt dat de schade niet kan worden vastgesteld op basis van offertes van andere aannemers, maar op basis van de kosten die de eiser daadwerkelijk heeft gemaakt om het werk af te ronden met hulp van vrienden. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de eiser € 10.000,00 aan extra kosten heeft gemaakt, en na verrekening van een niet-betaalde termijn van de overeenkomst, wordt de schade vastgesteld op € 6.246,20.
De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, inclusief wettelijke rente, en moet ook de proceskosten van de eiser vergoeden. De kantonrechter wijst het meer of anders gevorderde af en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.