ECLI:NL:RBAMS:2023:824

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
13/022029-20 (tussentijdse toetsing ISD)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ISD-maatregel in het kader van overleveringszaak naar Roemenië

Op 10 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/022029-20, waarin de ISD-maatregel van de veroordeelde werd beoordeeld. De rechtbank heeft eerder, op 24 november 2020, de ISD-maatregel voor twee jaar opgelegd aan de veroordeelde, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en in de Penitentiaire Inrichting verbleef. De noodzaak van voortzetting van de maatregel moest uiterlijk acht maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging worden getoetst. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder eerdere uitspraken en verzoeken van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser.

De rechtbank heeft op 27 januari 2023 de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en een deskundige gehoord. De ISD-maatregel was eerder beëindigd, maar werd opnieuw opgelegd na een hoger beroep van het Openbaar Ministerie. De veroordeelde had een behandeling gevolgd en leek verbetering te vertonen, maar er was een openstaande zaak die de beëindiging van de ISD-maatregel bemoeilijkte. De raadsman pleitte voor beëindiging van de maatregel, terwijl de officier van justitie vond dat deze moest voortduren ter beveiliging van de maatschappij.

De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel niet langer noodzakelijk was, gezien de mogelijkheid van terugkeer naar Roemenië na beëindiging van de maatregel. De rechtbank besloot de ISD-maatregel te beëindigen, waarbij de veroordeelde in overleveringsdetentie zou worden geplaatst. Deze beslissing werd genomen in het belang van de maatschappij en om de procedure tot overlevering naar Roemenië te bespoedigen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/022029-20 (tussentijdse toetsing)
Uitspraakdatum: 10 februari 2023
Deze rechtbank heeft op 24 november 2020 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) [naam P.I.]
.

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 24 november 2020;
  • de beslissing van deze rechtbank van 19 augustus 2021, alsmede het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 augustus 2021;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2022 (in hoger beroep);
  • het verzoek ex artikel 6:6:14 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering van de veroordeelde en zijn raadsman mr. C.J.J. Visser van 18 november 2022 om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel;
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende veroordeelde van 20 december 2022;
  • het verslag ten behoeve van de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van 16 januari 2023, opgesteld door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de P.I. [naam P.I.] , [naam 2] , en de casemanager [naam 1] ;
  • een door de raadsman ter terechtzitting overhandigde uitspraak van de Internationale Rechtshulpkamer van deze rechtbank van 14 december 2021.
De rechtbank heeft op 27 januari 2023 de officier van justitie mr. S.M. van der Veen, veroordeelde, zijn raadsman mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [naam 1] , als casemanager verbonden aan de P.I. [naam P.I.] , op de openbare terechtzitting gehoord.

2.Beoordeling

Procesverloop
ISD-maatregel
Bij vonnis van deze rechtbank van 24 november 2020 is aan de veroordeelde in de zaak met parketnummer 13/022029-20 een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd. Daarnaast is beslist dat de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel uiterlijk acht maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van die maatregel moet worden getoetst. Op 9 december 2020 is deze veroordeling onherroepelijk geworden. Veroordeelde werd op 11 februari 2021 geplaatst op de ISD-afdeling van de P.I. [naam P.I.] . Bij beslissing van deze rechtbank van 19 augustus 2021 is – naar aanleiding van een tussentijdse toetsing – beslist tot beëindiging van de ISD-maatregel, waarna veroordeelde in vrijheid werd gesteld. Tegen de beslissing van de rechtbank werd hoger beroep ingesteld door het Openbaar Ministerie. Op 22 oktober 2021 is veroordeelde opnieuw aangehouden en gedetineerd geraakt. Bij beslissing van 27 januari 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2021, tot beëindiging van de ISD-maatregel vernietigd en beslist tot voortzetting van de ISD-maatregel. Op 9 februari 2022 is de ISD-maatregel weer aangevangen. Sinds eind april 2022 verblijft veroordeelde weer in de P.I. [naam P.I.] . De ISD-maatregel zal eindigen op 21 mei 2023.
Overleveringszaak
Bij uitspraak van de Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van 14 december 2021 is de uitzetting van de veroordeelde naar Roemenië, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een opgelegde vrijheidsstraf van twee jaar en zes maanden in Roemenië, toegestaan. In dat kader zal veroordeelde na afloop van de ISD-maatregel in overleveringsdetentie worden geplaatst. Uit het strafblad van veroordeelde blijkt dat veroordeelde is gedagvaard voor de openstaande zaak met parketnummer 13/000872-22. Deze verdenking ziet op het plegen van twee vermogensdelicten in de periode dat veroordeelde wegens de beëindiging van de ISD-maatregel in vrijheid was gesteld.
Toetsingsverslag van 16 januari 2023
Uit het toetsingsverslag blijkt onder meer het volgende. Veroordeelde heeft een behandeling gevolgd bij de organisatie [organisatie] . Hier heeft veroordeelde een terugvalpreventieplan opgesteld dat hem helpt weerstand te bieden aan middelengebruik. Veroordeelde is correct in het contact en houdt zich aan de afspraken. Hij heeft een periode gehad, eind augustus/begin september 2022, waar hij tegen veel rapporten is opgelopen voor middelengebruik en ontolereerbaar gedrag. Veroordeelde heeft de draad weer een beetje opgepakt en is nu werkzaam bij de tuinploeg. Er lijkt sprake van een verbetering van gedrag en veroordeelde treedt meer in contact met personeel. De opheffing van de ISD-maatregel is niet aan de orde, in verband met een openstaande zaak. Afhankelijk van de uitkomst van deze zaak is er een mogelijkheid de ISD-maatregel te beëindigen door ministeriële goedkeuring, zodat veroordeelde kan worden uitgezet naar Roemenië. Op de zitting heeft de deskundige [naam 1] dit advies bevestigd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd. Het doel van de maatregel – het beveiligen van de maatschappij en het voorkomen van recidive – wordt niet langer behaald, omdat de beëindiging van de ISD-maatregel niet tot gevolg zal hebben dat veroordeelde in vrijheid wordt gesteld. De titel van de overleverings-
detentie vangt namelijk aan zodra de ISD-maatregel eindigt. De feitelijke overlevering kan echter pas plaatsvinden als de ISD-maatregel is beëindigd. Veroordeelde is voornemens afstand te doen van zijn aanwezigheidsrecht bij behandeling van de openstaande zaak, zodat de openstaande zaak geen belemmering hoeft te vormen voor de feitelijke overlevering. Dit zal aan de orde komen tijdens de procedure bij de IRK ten behoeve van de feitelijke overlevering.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij wil dat de ISD-maatregel wordt beëindigd. Hij wil graag terug naar Roemenië, waar hij nog een eerdere opgelegde gevangenisstraf moet uitzitten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet. Dit is noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van recidive. Veroordeelde wordt er immers van verdacht gedurende de invrijheidstelling opnieuw strafbare feiten te hebben gepleegd. De uitkomst van deze strafzaak dient te worden afgewacht voordat de ISD-maatregel kan worden beëindigd. Verder geldt dat er in de overleveringsprocedure nog te veel onduidelijkheden zijn om met het oog op de feitelijke overlevering de ISD-maatregel te beëindigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van deze procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van veroordeelde.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat binnen afzienbare termijn kan worden voldaan aan een van de doelen van ISD-maatregel, te weten terugkeer naar het land van herkomst. Bij beëindiging van de maatregel zal veroordeelde in overleveringsdetentie worden geplaatst omdat bij uitspraak van de IRK van 14 december 2021 is beslist dat de uitzetting van de veroordeelde naar Roemenië is toegestaan. Daarmee wordt – ter bescherming van de maatschappij – voorkomen dat veroordeelde bij beëindiging van de ISD-maatregel in Nederland op straat zal belanden. Verder vindt de rechtbank het belangrijk dat de procedure tot overlevering naar Roemenië zo snel mogelijk tot stand komt. De rechtbank vindt voortzetting van de ISD-maatregel daarom niet langer noodzakelijk en zal beslissen dat de ISD-maatregel wordt beëindigd.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering, wordt daarom als volgt beslist.

3.Beslissing

De rechtbank
beëindigt de ISD-maatregelvan [veroordeelde] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. B. Yeşilgöz, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en G. Oldekamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2023.