ECLI:NL:RBAMS:2023:8236

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
10642329 / CV EXPL 23-10777
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor beveiligingswerkzaamheden en geschil over betalingsverplichtingen

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], betaling van € 22.798,72 van gedaagde, Atelier AF3 B.V., voor beveiligingswerkzaamheden die zijn verricht van 2 februari 2023 tot en met 15 april 2023. Eiser heeft meerdere facturen gestuurd, maar gedaagde heeft deze niet voldaan. Gedaagde stelt dat de betalingsverplichting opgeschort dient te worden totdat eiser de namen en beveiligingspasnummers van de beveiligers verstrekt. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet kan eisen dat eiser deze informatie achteraf verstrekt, aangezien dit niet is afgesproken en niet uit de wet voortvloeit. De kantonrechter wijst het verweer van gedaagde af en oordeelt dat de facturen moeten worden betaald.

Daarnaast stelt gedaagde dat de hoogte van de facturen met dertig procent moet worden verminderd en dat een bedrag van € 1.900,- verrekend moet worden vanwege vermeende reputatieschade en extra kosten voor noodbeveiliging. De kantonrechter verwerpt ook dit verweer, omdat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde vordering. Uiteindelijk wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van het volledige bedrag, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, en in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10642329 / CV EXPL 23-10777
Vonnis van 22 december 2023
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. D.J. Mensink,
tegen
de besloten vennootschap Atelier AF3 B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 juli 2023 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 22 september 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling van 24 november 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] heeft een beveiligingsbedrijf met de naam [handelsnaam] . In de periode van 2 februari 2023 tot en met 15 april 2023 hebben beveiligers van [eiser] in opdracht van Atelier beveiligingswerkzaamheden verricht op evenementen van Atelier aan de [locatie] .
2.2
Voor de beveiligingswerkzaamheden heeft [eiser] in totaal € 22.798,72 in rekening gebracht. Daarvoor heeft hij tussen 8 april 2023 en 5 mei 2023 aan Atelier facturen gestuurd.
2.3
[eiser] heeft verschillende keren betaling van de facturen aan Atelier geëist, namelijk op 8 mei, 22 mei, 5 juni, 16 juni, 20 juni, 26 juni en 4 juli 2023. Tot op heden zijn de facturen niet voldaan.

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert dat de kantonrechter Atelier, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van € 22.798,72, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dagvaarding van € 535,33, met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding, met incassokosten van € 993,64 en met de proceskosten.
3.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in opdracht van Atelier beveiligingswerkzaamheden heeft laten verrichten. [eiser] vordert nakoming van de betalingsverplichting van Atelier.
3.3
Atelier voert verweer. Atelier stelt dat zijn betalingsverplichting opgeschort dient te worden totdat [eiser] de namen en beveiligingspasnummers geeft van de beveiligers die op de evenementen van Atelier hebben gewerkt. Verder stelt Atelier dat de hoogte van de facturen redelijkerwijs met dertig procent verminderd moet worden en dat een bedrag van € 1.900,- verrekend dient te worden met de hoofdsom.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Opschorting

4.1
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat beveiligers van [eiser] in opdracht van Atelier beveiligingswerkzaamheden hebben verricht in de periode van 2 februari tot en met 15 april 2023. Atelier betwist niet de juistheid van de facturen die [eiser] voor de verrichte werkzaamheden heeft verstuurd.
4.2
De kantonrechter verwerpt het verweer dat de betalingsverplichting opgeschort dient te worden totdat [eiser] de namen en pasnummers geeft van zijn beveiligers die op de evenementen van Atelier hebben gewerkt. Atelier heeft niet duidelijk gemaakt op grond waarvan [eiser] verplicht is om achteraf deze gegevens aan Atelier te verstrekken. Partijen hebben dat niet afgesproken en deze verplichting volgt evenmin uit de wet.
4.3
Op grond van artikel 9 lid 8 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus moeten beveiligingsorganisaties er zorg voor dragen dat de personen die belast zijn met beveiligingswerkzaamheden bij de uitvoering van hun werkzaamheden een legitimatiebewijs bij zich dragen en dat zij dit op verzoek tonen. Atelier had daarnaar dus op de dag zelf kunnen vragen. Dit betekent echter niet dat hij hier achteraf nog om kan verzoeken.
Vermindering met dertig procent
4.4
Verder is het volgens Atelier redelijk om de hoogte van de facturen met dertig procent te verminderen aangezien Atelier door toedoen van [eiser] reputatieschade heeft geleden en het zoeken naar nieuwe beveiliging veel tijd kost. De kantonrechter vat het standpunt van Atelier op als een beroep op de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.5
De kantonrechter verwerpt dit verweer. Vast staat dat werkzaamheden zijn verricht in opdracht van Atelier en deze werkzaamheden dienen conform de afspraak betaald te worden. Dat partijen met ruzie uit elkaar zijn gegaan zal voor partijen zeer onaangenaam zijn geweest, maar doet aan de betalingsverplichting van Atelier niet af.
Verrekening
4.6
Ten slotte stelt Atelier dat een bedrag van € 1.900,- verrekend moet worden met de gevorderde hoofdsom. Atelier stelt dat beveiligers van [eiser] tijdens een evenement van Atelier op 15 april 2023 zonder geldige reden zijn vertrokken en dat vervangende beveiliging geregeld moest worden om te voorkomen dat het evenement op last van de politie vroegtijdig werd gestaakt. De kosten voor de noodbeveiliging ter hoogte van € 1.900,- komen volgens Atelier voor rekening van [eiser] en moeten met de hoofdsom verrekend worden.
4.7
Het verweer slaagt niet. Atelier heeft onvoldoende toegelicht dat zij een vordering van € 1.900,- heeft op [eiser] . Atelier heeft geen factuur van de gestelde noodbeveiligingskosten overgelegd en [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling betwist dat Atelier noodbeveiliging heeft ingezet. Volgens [eiser] heeft Atelier haar eigen personeel op laten treden als beveiliging en is het onmogelijk om in Amsterdam op het laatste moment noodbeveiliging te regelen.
4.8
De conclusie is dat Atelier de hoofdsom van € 22.798,72 moet betalen.
Rente en kosten
4.9
[eiser] heeft € 535,33 aan rente gevorderd vanaf veertien dagen na de factuurdata tot aan de datum van de dagvaarding. Hij heeft daarnaast de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de dagvaarding. Aangezien beide partijen handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf is over de hoofdsom de wettelijke handelsrente verschuldigd van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek. Omdat Atelier niet op tijd heeft betaald zullen deze rentevorderingen worden toegewezen.
4.1
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht en heeft daarom recht op vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding is lager dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom zal € 993,64 worden toegewezen. Daarover is de wettelijke rente van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd.
4.11
Atelier is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
1.058,00
(2 punten × € 529,00)
- nakosten
132,00
totaal
1.992,44

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt Atelier om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 22.798,72, vermeerderd met de wettelijke handelsrente volgens artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek vanaf 19 juli 2023,
5.2
veroordeelt Atelier om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 535,33 aan rente tot 19 juli 2023;
5.3
veroordeelt Atelier om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 993,64 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente volgens artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek vanaf 19 juli 2023,
5.4
veroordeelt Atelier in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.992,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Atelier niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Atelier ook de kosten van betekening betalen,
5.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.