ECLI:NL:RBAMS:2023:8231

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
13/240310-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van weigeringsgrond artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1976 in Polen, was in Nederland aangehouden op basis van dit EAB, dat strekte tot zijn overlevering voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 november 2023 en 6 december 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de veroordeling die aan het EAB ten grondslag ligt. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet is verschenen tijdens het proces dat leidde tot zijn veroordeling. De officier van justitie daarentegen stelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon een adresinstructie had ontvangen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de veroordeling en er geen omstandigheden waren die een uitzondering op deze weigeringsgrond rechtvaardigden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat dit zou leiden tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot gevangenhouding opgeheven en vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/240310-23
Datum uitspraak: 18 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 21 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 mei 2021 door
the Ostrolęka Regional Court, 2nd Criminal Division,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,geboren op [geboortedag] 1976 in [geboorteplaats] (Polen),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 8 november 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 november 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. M.L. van Gessel, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst omdat de vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot het vonnis van
the District Court in Pruszkówvan 21 november 2008 (V K 1601/08) nog niet zijn beantwoord.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Zitting 6 december 2023
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 6 december 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. S. de Goede, advocaat in Breda en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court in Wyszków(Polen) van 24 april 2008, met referentie II K 53/08.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 9 maanden en 6 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet is verschenen gedurende het proces dat tot de veroordeling voor het
triggerende feitdoor
the District Court in Pruszkówheeft geleid (VK 1601/08). De omstandigheden zoals omschreven in artikel 12 onder a tot en met d OLW doen zich niet voor en er bestaat geen aanleiding om van de toepassing van deze weigeringsgrond af te zien. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 29 november 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen, maar onduidelijk is gebleven of deze adresinstructie in de procedure over het
triggerende feitis verstrekt. Nu hierover al aanvullende vragen zijn gesteld en er geen ruimte meer is binnen de beslistermijn om de uitvaardigende autoriteit hierover nogmaals te bevragen, dient te overlevering te worden geweigerd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Er bestaat aanleiding om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen. Nu deze informatie is verstrekt naar aanleiding van de vraag van het Openbaar Ministerie om onderdeel D) in te vullen voor de procedure die tot veroordeling voor het
triggerende feitheeft geleid, is voldoende duidelijk dat de informatie betrekking heeft op deze procedure. Ook het feit dat zowel de veroordeling tot de voorwaardelijke straf als de veroordeling voor het
triggerende feitdateren uit 2008, maakt voor de officier van justitie dat de adresinstructie, voor zover deze in de eerste procedure aan de opgeëiste persoon is uitgereikt, ook uitstrekt over de procedure met betrekking tot het
triggerende feit.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het EAB en de aanvullende informatie gaat de rechtbank van het volgende uit.
De opgeëiste persoon is op 24 april 2008 door
the District Court in Wyszkówveroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar (II K 53/08). Vervolgens is de opgeëiste persoon bij vonnis van 21 november 2008 door
the District Court in Pruszkówveroordeeld voor een nieuw strafbaar feit gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf (VK 1601/08). Als gevolg daarvan is bij beslissing van
the District Court in Wysków(Polen) van 16 april 2009 (II Ko 82/09) de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 16 april 2009 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5]
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest bij de procedure die tot de oorspronkelijke veroordeling tot de voorwaardelijke vrijheidsstraf heeft geleid (II K 53/08). Ten aanzien van deze procedure doet de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich dus niet voor.
Ten aanzien van de veroordeling voor het
triggerende feit(VK 1601/08) stelt de rechtbank vast dat sprake is van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft dit aangegeven in de aanvullende informatie van 29 november 2023, door invulling van onderdeel D) van het EAB voor die procedure.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Allereerst blijkt uit de aanvullende informatie dat de oproep voor de zitting is verzonden naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres, maar dat deze brief niet is opgehaald. Het is echter onduidelijk gebleven wanneer en onder welke omstandigheden de opgeëiste persoon dit adres aan de justitiële autoriteiten zou hebben verstrekt. Immers is niet gebleken dat de opgeëiste persoon in deze procedure is aangehouden en/of door de politie is gehoord en daarbij dit correspondentieadres heeft opgegeven. Ten tweede is in de aanvullende informatie vermeld dat de opgeëiste persoon is geïnstrueerd over de verplichting om zijn post op te halen en adreswijzigingen door te geven. Echter is ook van die instructie is niet duidelijk wanneer en op welke wijze deze aan de opgeëiste persoon is gegeven. Bovendien is niet gebleken dat hij bij deze instructie ook is gewezen op het mogelijk gevolg dat de zaak in zijn afwezigheid zou kunnen worden afgedaan, als hij niet aan deze instructies zou voldoen. Het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) heeft de Poolse autoriteiten op 1 december 2023 nadere vragen gesteld over de inhoud van deze adresinstructie, maar deze zijn niet (tijdig) beantwoord.
Gelet op het bovenstaande, in combinatie met het feit dat al aanvullende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn gesteld en de beslistermijn op korte termijn eindigt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden om beantwoording van de vragen van 1 december 2023 af te wachten.
Bij de huidige stand van zaken zou overlevering naar het oordeel van de rechtbank leiden tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, nu niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat hij uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om het proces bij te wonen dat tot de veroordeling voor het
triggerende feitheeft geleid en als gevolg waarvan de tenuitvoerlegging van het vonnis dat aan het EAB ten grondslag ligt is bevolen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]the Ostrolęka Regional Court, 2nd Criminal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPhet – geschorste – bevel tot gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (