ECLI:NL:RBAMS:2023:822

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
13/282012-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel voor bedreiging met een mes en het dragen van een wapen

Op 10 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 oktober 2022 in Amsterdam een groep onbekend gebleven personen heeft bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes in zijn hand op een groep personen afliep, wat leidde tot een redelijke vrees voor hun leven en lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de bedreiging bewezen verklaard, maar de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde gedragingen, zoals het gooien van een stoel en het wijzen met het mes, omdat deze niet bewezen konden worden.

De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaren geëist, waarbij behandeling van de verslavingsproblematiek van de verdachte centraal stond. De rechtbank heeft deze maatregel opgelegd, omdat de verdachte een geschiedenis van recidive heeft en eerdere behandelingen niet effectief zijn gebleken. Voor het tweede feit, het dragen van een mes, is geen straf of maatregel opgelegd op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft het in beslag genomen mes verbeurd verklaard, omdat het is gebruikt bij het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/282012-22
Datum uitspraak: 10 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is, zakelijk weergegeven, ten laste gelegd dat hij zich op 30 oktober 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:bedreiging van een groep onbekend gebleven personen, althans een onbekend gebleven persoon, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2:het dragen van een mes, waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 vindt de officier van justitie alle tenlastegelegde handelingen bewezen, met uitzondering van het gooien van een stoel.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken. Op grond van de beelden en de overige inhoud van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte de tenlastegelegde gedragingen heeft gepleegd. Verdachte heeft weliswaar overlast veroorzaakt, maar er was geen sprake van een bedreiging. Uit de beelden blijkt niet dat de gedragingen van verdachte bedreigend overkwamen op anderen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 – bewezenverklaring bedreiging
De rechtbank vindt de bedreiging van een groep onbekend gebleven personen bewezen. Op camerabeelden – die ter terechtzitting zijn getoond – is te zien dat verdachte op het plein met een mes in zijn rechterhand min of meer doelgericht op een groep personen afloopt, waarna de personen uit de groep wegrennen. Verder is op de beelden te zien dat verdachte vervolgens in de richting loopt van de personen die zijn weggerend. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de confrontatie met deze groep personen heeft opgezocht. Deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer bedreigend te noemen. Onder deze omstandigheden kon bij de personen uit de groep dan ook de redelijke vrees ontstaan dat hun leven gevaar liep of dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Op de beelden wordt niet waargenomen dat verdachte met het mes achter de groep personen aan rende, zodat verdachte van dit tenlastegelegde onderdeel wordt vrijgesproken. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het wijzen met het mes in de richting van deze groep nu ook dat niet op de beelden is waar te nemen.
Het zwaaien met een mes en het gooien van een stoel is niet bewezen, omdat deze tenlastegelegde gedragingen zien op de gebeurtenissen voorafgaand aan het incident en deze gedragingen niet specifiek waren gericht tegen iemand.
Feit 2 – bewezenverklaring dragen mes
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dragen van een mes. Uit het wapenrapport volgt dat dit een wapen is in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. Nu het een mes betreft met een lemmet van ongeveer twaalf centimeter dat verdachte in het openbaar in zijn hand hield, acht de rechtbank bewezen dat het mes bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen. Dat dit mes daartoe geschikt was blijkt ook uit het bewezenverklaarde onder feit 1.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 30 oktober 2022 te Amsterdam, op de openbare weg, een groep onbekend gebleven personen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- met een mes in zijn hand op deze groep personen af te lopen;
Feit 2
op 30 oktober 2022 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen.

5.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Motivering van de maatregel

6.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat voor feit 1 aan verdachte een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. Behandeling in een dwangkader is noodzakelijk om te bewerkstelligen dat de recidive wordt beëindigd. Bovendien is de ISD-maatregel zowel gericht op de aanpak van de verslavingsproblematiek van verdachte als op het beschermen van de maatschappij. Gebleken is dat behandeltrajecten in het verleden niet hebben geleid tot vermindering van recidive. Een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf biedt onvoldoende waarborg.
Voor feit 2 kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is niet gerechtvaardigd, omdat een alternatief, te weten een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel, mogelijk is. Verdachte is gemotiveerd voor een klinische behandeling, maar niet in het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maategel.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes en aan het dragen van dit mes. Dit veroorzaakt onrust en angst bij degenen die het overkomt en degenen die er getuige van zijn. Verdachte lijkt zich dit niet te realiseren.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte zich sinds mei 2018 meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten, waaronder bedreiging en bezit van een steekwapen. Verdachte liep ten tijde van het tenlastegelegde in een proeftijd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het door de heer [naam] opgestelde adviesrapport van reclassering Fivoor van 9 januari 2023. Hieruit blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (het NIFP) heeft in oktober 2019 vastgesteld dat verdachte lijdt aan een stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne. Ten tijde van het tenlastegelegde stond voornamelijk de alcoholproblematiek van verdachte op de voorgrond. Verdachte blijkt niet in staat om dagbesteding te verkrijgen en te behouden en hij heeft geen vaste woonplek. De problemen van verdachte worden mede veroorzaakt door zijn verslavingsproblematiek.
Het recidiverisico en het risico op letselschade wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Onder invloed van alcohol veroorzaakt verdachte overlast, waardoor hij regelmatig in aanraking kom met politie en justitie. Tijdens het incident op 30 oktober 2022 was verdachte dronken.
Volgens de reclassering is ook sprake van een hoog risico op onttrekking aan voorwaarden. Verschillende pogingen om de verslavingsproblematiek van verdachte te doorbreken zijn mislukt. Toen verdachte tweeëntwintig jaar oud was werd hij op initiatief van zijn moeder opgenomen bij Jellinek voor een detox-behandeling, maar kort daarna heeft verdachte ervoor gekozen deze behandeling te staken. In mei 2018 werd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opgelegd wegens het plegen van openlijk geweld. Verdachte heeft meerdere bijzondere voorwaarden overtreden. Verdachte hield zich niet aan afspraken met de reclassering in het kader van zijn meldplicht. Een ambulante behandeling op de High Care Detox van de Jellinek heeft verdachte weliswaar positief afgerond, maar een ambulante vervolgbehandeling kwam niet van de grond doordat hij kort daarna weer alcohol gebruikte. Bij vonnis van februari 2021 werd verdachte in het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling verplicht tot het volgen van een ambulante behandeling, maar de opgestarte behandeling bij de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) van Inforsa stagneerde doordat het reclasseringstoezicht vroegtijdig werd beëindigd. Ook zijn toen de bijzondere voorwaarden van mei 2018 gewijzigd, in die zin dat verdachte met ingang van 28 juni 2021 moest worden opgenomen in de verslavingskliniek ‘Piet Roorda’. Verdachte wilde hieraan geen medewerking verlenen.
Het is de reclassering niet duidelijk geworden of verdachte niet in staat is om zijn gedrag aan te passen of dat bij hem de wil tot gedragsverandering ontbreekt.
Bij een bewezenverklaring wordt oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd. Verdachte voldoet aan de zogenoemde harde en zachte ISD-criteria.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil stoppen met het gebruik van alcohol en een klinische behandeling wil ondergaan zodat hij een stabiele leefsituatie kan opbouwen. Sinds verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis in deze strafzaak gedetineerd is geraakt, is hij gestopt met het gebruik van alcohol. Verdachte is van mening dat hij zijn abstinentie niet zonder behandeling, hulp en begeleiding kan continueren. Eerdere opgelegde behandelingen binnen drangkaders hebben niet geleid tot het gewenste effect.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat voor feit 1 is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bedreiging is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het strafblad van 20 december 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 30 oktober 2022 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezenverklaarde misdrijf is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage en het strafblad, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit het strafblad van 20 december 2022 dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Eerder opgelegde straffen en toezichten van de reclassering hebben niet geleid tot gedragsverandering of het terugdringen van de recidive. Daarom vindt de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk om het overlast veroorzakende delictgedrag van verdachte te doorbreken.
Binnen de ISD-maatregel kan behandeling van de verslavingsproblematiek van verdachte plaatsvinden, zodat de kans op recidive in de toekomst wordt verminderd. Verdachte zal gedurende langere tijd intensief worden begeleid en aangestuurd om de nodige stappen te zetten om zo stabiel (en zo veilig) mogelijk te keren in de maatschappij.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.
Geen straf of maatregel
De rechtbank acht het niet opportuun om naast de ISD-maatregel voor de bewezenverklaarde overtreding, waarvoor verdachte strafbaar is, een straf of maatregel aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal daarom voor feit 2 toepassing geven aan artikel 9a Sr.

7.Beslag

Het onder verdachte inbeslaggenomen mes wordt verbeurd verklaard, omdat het bewezenverklaarde met behulp daarvan is begaan.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 38m, 38n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt ter zake van feit 1 de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jarenop.
Bepaalt dat ter zake van feit 2 geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Mes (Omschrijving: PL1300-2022231811-G6255724, Zwart)
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Yeşilgöz, ` voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en G. Oldekamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2023.
Bijlage I – Tenlastelegging
Aan verdachte, [verdachte] , is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, een groep onbekend gebleven personen, althans een onbekend gebleven persoon, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand naar deze groep personen, althans persoon, te wijzen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand op deze groep personen, althans persoon, af te lopen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand achter deze groep personen, althans persoon, aan te rennen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand te zwaaien en/of
- een stoel richting deze groep personen, althans persoon, te gooien;
Feit 2
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
[---]

1.[---]

2.[---]