6.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes en aan het dragen van dit mes. Dit veroorzaakt onrust en angst bij degenen die het overkomt en degenen die er getuige van zijn. Verdachte lijkt zich dit niet te realiseren.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte zich sinds mei 2018 meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten, waaronder bedreiging en bezit van een steekwapen. Verdachte liep ten tijde van het tenlastegelegde in een proeftijd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het door de heer [naam] opgestelde adviesrapport van reclassering Fivoor van 9 januari 2023. Hieruit blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (het NIFP) heeft in oktober 2019 vastgesteld dat verdachte lijdt aan een stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne. Ten tijde van het tenlastegelegde stond voornamelijk de alcoholproblematiek van verdachte op de voorgrond. Verdachte blijkt niet in staat om dagbesteding te verkrijgen en te behouden en hij heeft geen vaste woonplek. De problemen van verdachte worden mede veroorzaakt door zijn verslavingsproblematiek.
Het recidiverisico en het risico op letselschade wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Onder invloed van alcohol veroorzaakt verdachte overlast, waardoor hij regelmatig in aanraking kom met politie en justitie. Tijdens het incident op 30 oktober 2022 was verdachte dronken.
Volgens de reclassering is ook sprake van een hoog risico op onttrekking aan voorwaarden. Verschillende pogingen om de verslavingsproblematiek van verdachte te doorbreken zijn mislukt. Toen verdachte tweeëntwintig jaar oud was werd hij op initiatief van zijn moeder opgenomen bij Jellinek voor een detox-behandeling, maar kort daarna heeft verdachte ervoor gekozen deze behandeling te staken. In mei 2018 werd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opgelegd wegens het plegen van openlijk geweld. Verdachte heeft meerdere bijzondere voorwaarden overtreden. Verdachte hield zich niet aan afspraken met de reclassering in het kader van zijn meldplicht. Een ambulante behandeling op de High Care Detox van de Jellinek heeft verdachte weliswaar positief afgerond, maar een ambulante vervolgbehandeling kwam niet van de grond doordat hij kort daarna weer alcohol gebruikte. Bij vonnis van februari 2021 werd verdachte in het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling verplicht tot het volgen van een ambulante behandeling, maar de opgestarte behandeling bij de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) van Inforsa stagneerde doordat het reclasseringstoezicht vroegtijdig werd beëindigd. Ook zijn toen de bijzondere voorwaarden van mei 2018 gewijzigd, in die zin dat verdachte met ingang van 28 juni 2021 moest worden opgenomen in de verslavingskliniek ‘Piet Roorda’. Verdachte wilde hieraan geen medewerking verlenen.
Het is de reclassering niet duidelijk geworden of verdachte niet in staat is om zijn gedrag aan te passen of dat bij hem de wil tot gedragsverandering ontbreekt.
Bij een bewezenverklaring wordt oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd. Verdachte voldoet aan de zogenoemde harde en zachte ISD-criteria.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil stoppen met het gebruik van alcohol en een klinische behandeling wil ondergaan zodat hij een stabiele leefsituatie kan opbouwen. Sinds verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis in deze strafzaak gedetineerd is geraakt, is hij gestopt met het gebruik van alcohol. Verdachte is van mening dat hij zijn abstinentie niet zonder behandeling, hulp en begeleiding kan continueren. Eerdere opgelegde behandelingen binnen drangkaders hebben niet geleid tot het gewenste effect.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat voor feit 1 is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bedreiging is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het strafblad van 20 december 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 30 oktober 2022 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezenverklaarde misdrijf is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage en het strafblad, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit het strafblad van 20 december 2022 dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Eerder opgelegde straffen en toezichten van de reclassering hebben niet geleid tot gedragsverandering of het terugdringen van de recidive. Daarom vindt de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk om het overlast veroorzakende delictgedrag van verdachte te doorbreken.
Binnen de ISD-maatregel kan behandeling van de verslavingsproblematiek van verdachte plaatsvinden, zodat de kans op recidive in de toekomst wordt verminderd. Verdachte zal gedurende langere tijd intensief worden begeleid en aangestuurd om de nodige stappen te zetten om zo stabiel (en zo veilig) mogelijk te keren in de maatschappij.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.
Geen straf of maatregel
De rechtbank acht het niet opportuun om naast de ISD-maatregel voor de bewezenverklaarde overtreding, waarvoor verdachte strafbaar is, een straf of maatregel aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal daarom voor feit 2 toepassing geven aan artikel 9a Sr.