ECLI:NL:RBAMS:2023:8200

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
10512258 CV EXPL 23-7206
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schadeverzekeringsovereenkomst met consument en informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2023 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Achmea Schadeverzekeringen N.V. (eiseres) en een consument (gedaagde) die niet is verschenen. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 263,22 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een schadeverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd en is verstek verleend. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieverplichtingen van eiseres onderzocht, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en Europese richtlijnen, met betrekking tot de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten.

De rechter heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd van de informatie die aan gedaagde is verstrekt, waaronder de algemene voorwaarden en het ontbindingsrecht. Eiseres heeft alleen een kopie van het polisblad en een aanmaning overgelegd, maar geen duidelijkheid gegeven over de wijze waarop de informatie is verstrekt. De kantonrechter heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om haar vordering nader toe te lichten en de benodigde documenten te overleggen, waaronder de algemene voorwaarden en bewijs van de informatieverstrekking.

De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door eiseres, waarbij zij moet aantonen dat zij aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan. De rechter heeft aangegeven dat als eiseres niet voldoende toelichting geeft, dit kan leiden tot afwijzing van de vordering. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van de door eiseres te nemen akte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10512258 CV EXPL 23-7206
vonnis van: 8 december 2023
fno.: 506

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

Achmea Schadeverzekeringen N.V.

gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn
eiseres
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 3 mei 2023 heeft eiseres gevorderd dat gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag, zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde heeft geen uitstel verzocht en evenmin uiterlijk op de in de dagvaarding vermelde terechtzitting geantwoord. Tegen gedaagde is verstek verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

1. Eiseres vordert betaling van € 263,22 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, waarop een bedrag in mindering is betaald.
2. Eiseres stelt in de dagvaarding dat partijen een verzekeringsovereenkomst hebben gesloten en dat gedaagde een gedeelte van de uit hoofde daarvan verschuldigde premie en/of eigen risico en/of andere vergoedingen onbetaald heeft gelaten. Eiseres maakt op grond van de wet aanspraak op rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3. Gedaagde is een consument en eiseres is een handelaar, zodat de overeenkomst moet worden getoetst aan het consumentenrecht. De overeenkomst betreft een financieel product.
4. Eiseres heeft bij de dagvaarding alleen een kopie van het aan gedaagde verstrekte polisblad en een aanmaning overgelegd.
5. Uit het polisblad volgt dat het is verstrekt op 26 augustus 2021, terwijl de verzekering is ingegaan op 25 augustus 2021.
6. Op het polisblad is vermeld dat algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. Mogelijk zijn deze te raadplegen door te klikken op de link op het polisblad, als dat ook digitaal is verstrekt. Eiseres heeft hierover geen duidelijkheid gegeven en heeft voorts geen exemplaar van de algemene voorwaarden overgelegd, ondanks dat deze in het kader van ambtshalve toetsing reeds bij de dagvaarding moeten worden ingediend.
7. Eiseres stelt dat uit het polisblad volgt waar de overeenkomst is gesloten en voorts dat het niet relevant is of de overeenkomst binnen of buiten de verkoopruimte is gesloten. Nu op het polisblad hyperlinks lijken te staan, wordt ervan uitgegaan dat de overeenkomst op afstand dan wel buiten de verkoopruimte is gesloten.
8. De kantonrechter moet in dat kader ambtshalve onderzoeken of eiseres heeft voldaan aan de informatieverplichting van artikel 6:230x Burgerlijk Wetboek en dus of zij gedaagde heeft gewezen op het ontbindingsrecht. Verder moet ambtshalve worden onderzocht of is voldaan aan de informatieplichten gebaseerd op artikel 5 van de Richtlijn 2002/65/EG betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en/of op artikel 18 en verder van de Richtlijn 2016/97 betreffende verzekeringsdistributie.
9. Tot slot moet ambtshalve worden getoetst of de bedingen waarop de gebruiker zich beroept of zich zou kunnen beroepen, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) en daarom moet ingevolge het Ocidental-arrest (ECLI:EU:C:2023:311) onder meer worden beoordeeld of gedaagde vóór het sluiten van de verzekering daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen van alle bedingen van de overeenkomst.
10. Op grond van het Dexia-arrest van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en het Gupfinger-arrest (ECLI:EU:C:2022:971) moet de kantonrechter, ook als eiseres, zoals in deze procedure, zich niet beroept op toepasselijke bedingen, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of de bedingen waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk zijn in de zin van de richtlijn. Als een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan eiseres ingevolge deze arresten ook geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dat punt worden afgewezen.
11. Eiseres had dan ook in de dagvaarding met stukken moeten toelichten:
a. welke informatie zij op welke manier voorafgaande/ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aan gedaagde heeft verstrekt, bijvoorbeeld door het overleggen van schermafdrukken van het bestelproces,
b. wanneer de overeenkomst is gesloten en of zij gedaagde, indien van toepassing, tijdig heeft gewezen op het ontbindingsrecht,
c. of de hiervoor genoemde informatie en voorwaarden aan gedaagde zijn verstrekt op de voorgeschreven wijze, of de vordering is gegrond of had kunnen worden gegrond op een beding in de toepasselijke algemene voorwaarden en of dit beding eerlijk is.
12. Eiseres wordt alsnog in de gelegenheid gesteld haar vordering op deze punten nader toe te lichten. De zaak wordt daartoe naar de rol verwezen.
12. Eiseres moet in de zaken waarin gedaagde een consument is, de toelichting geven zoals hiervoor overwogen en alle van toepassing verklaarde algemene voorwaarden op papier bij de dagvaarding overleggen en ingaan op de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn dan wel kunnen worden gelegd.
12. Indien de hiervoor gevraagde toelichting niet of onvoldoende is gegeven, kan dat in het vervolg leiden tot afwijzing van de vordering wegens het niet voldoen aan de stelplicht.
12. Eiseres dient een afschrift van dit vonnis en van de door haar te nemen akte aan gedaagde toe te sturen en gedaagde in de gelegenheid te stellen hierop uiterlijk op de na te melden rolzitting te reageren.
Eiseres moet in de akte vermelden dat zij dit heeft gedaan.Als niet kan worden vastgesteld dat de akte aan gedaagde is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
12. Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van de door eiseres te nemen akte aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 5 januari 2024 te 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eiseres als bedoeld in overweging 11,
bepaalt dat eiseres de akte aan gedaagde moet toesturen conform overweging 15,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.