ECLI:NL:RBAMS:2023:8198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
13-152204-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit, verkoop en witwassen van cocaïne door verdachte

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De zaak betreft de tenlastelegging van bezit, verkoop en witwassen van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 juni 2023 in Amsterdam 1.234,67 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte zich in de periode van 6 juli 2021 tot en met 21 juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan de verkoop en/of verstrekking van cocaïne. Tot slot is vastgesteld dat de verdachte op 21 juni 2023 een geldbedrag van € 22.845,- heeft witgewassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen en voorwerpen bevolen. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de verklaringen van de verdachte, de officier van justitie en de verdediging heeft gewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn ontkenningen en dat de bewijsvoering, waaronder observaties en afgeluisterde gesprekken, voldoende steun biedt voor de bewezenverklaring van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-152204-23
Datum uitspraak: 14 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de ‘Penitentiaire Inrichting [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. R.M.F.R. Ketwaru, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij:
feit 1:
op 21 juni 2023 te Amsterdam ongeveer 1.395,56 gram cocaïne heeft verhandeld, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:
in de periode van 6 juli 2021 tot en met 21 juni 2023 zich heeft schuldig gemaakt aan de verkoop en/of het verstrekken van cocaïne;
feit 3:
op 21 juni 2023 een geldbedrag van € 22.845,- heeft witgewassen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 6 juli 2021 is door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) een proces-verbaal opgemaakt met door hen verkregen informatie die als betrouwbaar werd beoordeeld. De informatie luidde dat een op een foto afgebeelde man mensen bij hem thuis zou ontvangen aan wie hij cocaïne zou verkopen. De man op de foto bleek verdachte [verdachte] te zijn, woonachtig op het adres [BRP-adres] .
Op basis van deze informatie is de politie onder de naam
Lastoeen onderzoek gestart naar verdachte en zijn mogelijke betrokkenheid bij de handel in cocaïne.
Op 9 juli 2021, 15 september 2021 en 10 en 11 november 2022 hebben observaties plaatsgevonden bij de woning van verdachte. Eind 2022 is een bevel stelselmatige observatie afgegeven en is de telefoon van verdachte afgeluisterd. In december 2022 is verdachte voor enige tijd naar Suriname vertrokken, waardoor het onderzoek enkele maanden heeft stilgelegen. Na terugkomst in Nederland, eind februari 2023, is verdachte opnieuw een aantal dagen geobserveerd, verspreid over de maanden februari tot en met juni 2023. Vanaf eind februari tot half maart 2023 is ook zijn telefoon weer afgeluisterd. Ook zijn financiële gegevens van verdachte opgevraagd. Op 21 juni 2023 is verdachte aangehouden en is zijn woning doorzocht, waarbij onder meer een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en een contant geldbedrag van in totaal
€ 22.845,- in beslag werd genomen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Met betrekking tot feit 1 kan bewezen worden verklaard dat verdachte op 21 juni 2023 in totaal 1.234,67 gram van een materiaal bevattende cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Met betrekking tot feit 2 dient de in de tenlastelegging opgenomen periode te worden ingekort tot een periode van 27 augustus 2021 tot en met 21 juni 2023.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij er van op de hoogte was dat op 21 juni 2023 cocaïne in zijn woning aanwezig was. Deze cocaïne is door een kennis van hem de woning ingebracht.
De raadsman heeft ten aanzien van de beschuldiging dat verdachte de cocaïne opzettelijk voorhanden heeft gehad geen verweer gevoerd, omdat verdachte wist dat de drugs in zijn woning lagen. Voor het overige moet hij worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Zijn partner had in hun gezamenlijke woning een COVID testlocatie. Verdachte ondersteunde haar daarbij. Dit verklaart dat er geregeld personen voor korte tijd in de woning waren. Ook de diverse kopieën van ID-bewijzen in de telefoon van verdachte stonden in verband met de testlocatie. Ook kwamen er regelmatig vrienden en familieleden langs.
In de afgeluisterde telefoongesprekken werd niet gesproken over drugs maar over geldbedragen die verdachte als vriendendienst voor andere personen doorstortte, veelal naar Suriname. Ook waren er transacties die in verband stonden met zakelijke activiteiten van verdachte en zijn moeder in Suriname.
De foto’s van verdovende middelen in de telefoon van verdachte zijn niet door verdachte gemaakt maar, met de telefoon van verdachte, door de persoon die de cocaïne in zijn woning heeft gebracht.
De raadsman heeft met het oog op de door verdachte afgelegde verklaringen vrijspraak bepleit. De COVID testlocatie was in de woning aanwezig in de periode 2021-2022; dit verklaart waarom de personen die in deze periode aan de deur kwamen slechts korte tijd in de woning bleven. Voor de observaties in deze periode, als ook voor de observaties in 2023, geldt dat de personen die in de woning zijn geweest niet zijn bevraagd over het doel van hun bezoek. Evenmin is vastgesteld dat zij drugs bij zich hadden. Dat sommige bezoekers antecedenten hadden in verband met de Opiumwet is niet ondersteunend voor het bewijs.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het op 21 juni 2023 in zijn woning inbeslaggenomen geldbedrag het resterende deel is van een door hem ontvangen schadevergoeding.
Ter onderbouwing heeft de raadsman aan de rechtbank en de officier van justitie een aan verdachte gerichte brief van 7 november 2003 overgelegd. Uit die brief, van een letselschadeadvocaat, blijkt dat verdachte een schadevergoeding wordt aangeboden van € 29.500. Omdat het bij verdachte aangetroffen geld een legale herkomst heeft moet verdachte worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde witwassen.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Doorzoeking woning verdachte
Op 21 juli 2023 is verdachte in zijn woning, [BRP-adres] , aangehouden, waarna de woning is doorzocht. Voorafgaande aan de doorzoeking verklaarde verdachte op een daartoe strekkende vraag dat er cocaïne in de woning aanwezig was, waarbij hij de bovenste lade aanwees van een in de keuken aanwezige trolley. Zowel in deze trolley, als ook in een keukenkast, op een keukenkast en in een schoenendoos in de keuken, werden diverse verpakkingen in beslag genomen met vermoedelijk cocaïne. Tien inbeslaggenomen items zijn in het laboratorium onderzocht, waarvan er negen cocaïne bleken te bevatten, met een totaalgewicht van 1.234,67 gram.
Bij de doorzoeking werd in de keuken een weegschaal aangetroffen, waarop een residu aanwezig was van een witte poederachtige stof. Deze stof testte positief op cocaïne.
In de slaapkamer van verdachte werd in een Albert Heijntas een geldbedrag aangetroffen van in totaal € 9.965,- (in biljetten van 65 x 5 euro, 70x 10 euro, 117x 20 euro, 128x 50 euro en 2x 100 euro).
In de zak van een bruin vest, dat eveneens in de slaapkamer hing, werd een geldbedrag van in totaal € 12.000,- aangetroffen, te weten 24 biljetten van € 500,-.
In de woonkamer lag een heuptas van verdachte met daarin een geldbedrag van in totaal € 880,- (in biljetten van 12x 50 euro, 13x 20 euro, 1x 10 euro, 2x 5 euro).
Bij de doorzoeking in de woning werden ook diverse mobiele telefoons en een tablet inbeslaggenomen.
Verdachte heeft, kort weergegeven, bekend dat hij wist dat er cocaïne in zijn woning aanwezig was maar heeft ontkend dat de cocaïne van hem was, dat hij handelde in cocaïne en dat hij geld heeft witgewassen. Ook na het voorhouden van alle belastende onderzoeksresultaten door de politie heeft verdachte zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst op zitting heeft hij vragen beantwoord.
Bewezenverklaring feit 1
Ook ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij wist dat er cocaïne in de woning aanwezig was. Hij stelt echter dat de cocaïne, met toestemming van hemzelf, door een kennis van hem in de keuken is gelegd en aldaar door deze kennis werd verwerkt. Verdachte heeft echter geen informatie gegeven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd, terwijl deze verklaring evenmin bevestiging vindt in het dossier. De rechtbank hecht dan ook geen waarde aan deze verklaring van verdachte. Maar zelfs wanneer de verklaring van verdachte wordt gevolgd, kan bewezen worden dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de cocaïne in zijn woning.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 21 juli 2023 1.234,67 gram van een materiaal bevattende cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 1. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze cocaïne op 21 juli 2023 heeft verhandeld of verwerkt, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Foto’s verdovende middelen
Eén van de inbeslaggenomen telefoons is een Samsung telefoon met IMEI-nummer * [deel IMEI-nummer] en het Surinaamse telefoonnummer * [deel telefoonnummer] (itemnummer 6357534). Op grond van de in deze telefoon aanwezige content kan er van worden uitgegaan dat deze telefoon bij verdachte in gebruik was. Verdachte heeft ter terechtzitting ook bevestigd dat dit zijn telefoon is.
In deze telefoon waren verschillende foto’s van verdovende middelen, slikkersbollen en een kiloblok cocaïne opgeslagen, die lijken te zijn genomen in de keuken van de woning van verdachte. Het marmerlook aanrechtblad als ook de bij de doorzoeking aangetroffen weegschaal lijken overeen te komen. Op één van de foto’s is te zien dat een witte stof, vermoedelijk cocaïne, op een lepel wordt verwarmd tot een vloeibare substantie. Op een andere foto is een bruin koffiefilter te zien, met daarop witte korreltjes, mogelijk cocaïne. Dergelijke koffiefilters zijn eveneens aangetroffen tijdens de doorzoeking.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de foto’s van de verdovende middelen door iemand anders met zijn telefoon zijn gemaakt, te weten de kennis die de cocaïne in zijn woning heeft gebracht. Deze kennis had zelf geen telefoon met een camera. De foto’s moeten volgens verdachte zijn gemaakt ergens in de periode enkele maanden voor zijn aanhouding.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Verdachte heeft geen enkele informatie gegeven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd. Het is bovendien niet begrijpelijk waarom deze kennis de foto’s heeft gemaakt met de telefoon van verdachte en waarom verdachte deze foto’s vervolgens op zijn telefoon heeft laten staan. De foto’s zijn bovendien niet op één moment gemaakt maar in een periode van ongeveer tweeënhalf jaar, te weten van 8 september 2020 tot 23 februari 2023. Dit is in strijd met de verklaring van verdachte dat de foto’s hoogstens enkele maanden voor zijn aanhouding zouden zijn gemaakt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte de foto’s zelf heeft genomen.
Chatberichten
In dezelfde Samsung telefoon stonden WhatsApp-berichten afkomstig van een zekere ‘ [naam 1] ’ aan verdachte. Op 22 februari 2023 stuurde deze ‘ [naam 1] ’ het volgende bericht naar verdachte:
Ik kom een 15 gr pakken by je zometeen
22€?
Is er blok van 20 gram
Op 24 februari 2023 stuurde [naam 1] het volgende bericht aan verdachte:
250 gram misschien later klantie komt.
Heb jij zoiets liggen?
In de telefoon zat ook een screenshot van een Snapchat-gesprek met een zekere ‘ [naam 2] ’. ‘ [naam 2] ’ zegt:
Heb een tester nodig als t goed is neemt iemand een 150/200 gr
Blok
Hierop wordt geantwoord:
Hoeveel heb je nodig,
waarop ‘ [naam 2] ’ reageert met:
1 gram of 0.5 gram,
Gwn de beste.
Halve gram of gram ervan
Breng k t naar die man v me.
Ook zijn in de telefoon van verdachte screenshots aangetroffen van Snapchat-berichten met een zekere ‘ [naam 3] ’, die spreekt in een bericht van 23 juni 2022 over “
5 gr Barki Halve”, waarmee vermoedelijk wordt gedoeld op een blok cocaïne van 500 gram. Op 15 september 2022 zegt hij:
Yo
Maak
Er 24 van
100 ge
Gr
En aub niet harde wroko
Goeie shit gewoon
Ook was in de telefoon een schermafdruk aanwezig van een WhatsApp-gesprek tussen een zekere ‘ [naam 4] ’ en een man waarvan de politie denkt dat dit verdachte is.
Verdachte zegt in het gesprek dat er snel gereageerd moet worden omdat die mannen razend zijn. ‘ [naam 4] ’ noemt bedragen waarop verdachte zegt dat er morgen of donderdag iemand is die het kan nemen voor “24” aangezien hij het eerste gedeelte ook heeft genomen.
Al deze aangehaalde berichten hebben naar het oordeel van rechtbank onmiskenbaar betrekking op de handel in verdovende middelen. De berichten stonden in de telefoon die bij verdachte in gebruik was. Voor zover verdachte heeft willen betogen dat de betreffende gesprekken niet door hem maar door de betreffende kennis zouden zijn gevoerd en dat de schermafdrukken door deze kennis op zijn telefoon zouden zijn geplaatst, acht de rechtbank dit niet aannemelijk geworden.
Observaties
Op 9 juli 2021, 15 september 2021, 10 en 11 november 2022, 20 tot en met 23 februari 2023, 8 en 9 maart 2023, 10 en 11 mei 2023 en op 20 juni 2023 hebben observaties plaatsgevonden bij de woning van verdachte. Bij deze observaties is waargenomen dat een groot aantal personen de woning binnen is gegaan om vervolgens na enkele minuten de woning weer te verlaten. Opvallend is ook dat diverse bezoekers die geïdentificeerd konden worden, antecedenten hadden met betrekking tot Opiumwetdelicten.
Verdachte heeft verklaard dat zijn partner destijds een COVID testlocatie aan huis had, waarbij verdachte ondersteuning bood. De COVID testlocatie verklaart volgens verdachte waarom er zoveel mensen bij hem de woning binnenkwamen en waarom zij slechts korte tijd aldaar verbleven.
Ook deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. De COVID testlocatie zou volgens de raadsman aanwezig zijn geweest in de periode 2021-2022. De gestelde aanwezigheid van een testlocatie is op geen enkele wijze met documenten (testuitslagen, medische dossiers, betrokken arts) of door een getuige onderbouwd. Maar zelfs indien de partner van verdachte in die periode een COVID testlocatie had in haar woning, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het merendeel van de personen die tijdens de observaties zijn waargenomen voor een COVID-test langskwam. Niemand van de personen die de woning betraden droeg een mondkapje en veel van hen verbleven daar slechts enkele minuten. Het zorgvuldig registreren van een persoon en het vervolgens afnemen van een COVID-test vergt in de regel meer tijd, terwijl kan worden aangenomen dat de meeste personen die zich laten testen ter plekke de uitslag van de test willen afwachten. Bij de observaties in 2023, nadat de gestelde COVID testlocatie was beëindigd, blijft bovendien hetzelfde patroon waarneembaar, waarbij het een komen en gaan was van bezoekers, terwijl veel van deze bezoekers slechts korte tijd in de woning verbleven. Dat de bezoekers familie en vrienden van verdachte zouden zijn acht de rechtbank evenmin aannemelijk, gelet op het relatief grote aantal bezoekers en de korte tijd dat zij in de woning blijven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de observaties ondersteunend zijn voor het bewijs dat verdachte vanuit zijn woning cocaïne verhandelde.
Transacties ING-rekening
Er is een onderzoek ingesteld naar de transacties via de ING-bankrekening van verdachte met rekeningnummer [bankrekeningnummer] . In de periode 1 november 2022 tot en met 6 april 2023 hebben 1542 transacties plaatsgevonden naar 294 verschillende bankrekeningen. Met deze transacties is in totaal € 269.544,52 afgeschreven en € 256.071,85 bijgeschreven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze financiële transacties in verband stonden met zakelijke activiteiten van hem en zijn moeder in Suriname. Daarnaast zou verdachte als vriendendienst geregeld contant ontvangen geld doorboeken naar andere personen in Suriname om zo kosten en ongemak van het gebruik van Western Union te voorkomen. Verdachte heeft deze bewering echter op geen enkele wijze met stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt.
In het licht van de overige bewijsmiddelen gaat de rechtbank er daarom vanuit dat verdachte de betreffende rekening overwegend heeft gebruikt voor zijn inkomsten en uitgaven in verband met zijn handel in verdovende middelen.
Bewezenverklaring feit 2
Op basis van de aangetroffen cocaïne in de woning van verdachte, de foto’s van de verdovende middelen en de diverse chatgesprekken in de telefoon van verdachte, de observaties waarbij gezien is dat een groot aantal personen voor slechts enkele minuten de woning van verdachte binnengingen, en de opmerkelijke financiële transacties waarbij sprake is van een uitzonderlijk groot aantal overboekingen van en naar uiteenlopende personen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode zich heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Verdachte heeft cocaïne verkocht, afgeleverd en/of verstrekt aan diverse kopers. In de woning is een weegschaal met daarop resten van cocaïne aangetroffen. Het kan daarom worden aangenomen dat verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het verwerken van cocaïne door de cocaïne te verdelen in kleinere porties.
De rechtbank acht aldus het onder 2 tenlastegelegde bewezen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de ten laste gelegde periode in te korten. Eén van de foto’s in de telefoon van verdachte waarop verdovende middelen zijn te zien, is gemaakt op 8 september 2020, aldus ruim voor aanvang van de ten laste gelegde periode. De rechtbank ziet hierin voldoende steun om bewezen te achten dat verdachte zich ook al op 21 juli 2021 bezig hield met de handel in cocaïne.
Witwassen
Bij de doorzoeking op 21 juli 2023 in de woning van verdachte is in een zak van een vest dat in de slaapkamer hing een geldbedrag aangetroffen en in beslag genomen van € 12.000,-, bestaande uit 24 biljetten van € 500,-. In een Albert Heijntas in de slaapkamer zat een geldbedrag van € 9.965,- en in een heuptas van verdachte in de woonkamer zat een geldbedrag van € 880,-. Deze laatste twee geldbedragen bestonden uit kleinere coupures, voornamelijk biljetten van 5, 10, 20 en 50 euro en nog twee biljetten van 100 euro. In totaal is aldus een geldbedrag van € 22.845,- onder verdachte inbeslaggenomen.
Het aangetroffen geldbedrag van € 22.845 kan niet legaal verklaard worden uit de bij de Belastingdienst bekende inkomensgegevens noch uit de contante opnames vanuit bankrekeningen.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende geldbedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het onderzoek in deze zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor de criminele herkomst van het inbeslaggenomen geldbedrag, in die zin dat geen brondelict bekend is.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het genoemde inbeslaggenomen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Bij de doorzoeking op 21 juli 2023 werd in de woning van verdachte in totaal 1.234,67 gram cocaïne inbeslaggenomen, met een waarde van enkele tienduizenden euro’s. De rechtbank heeft hiervoor bewezen geacht dat verdachte deze cocaïne opzettelijk voorhanden heeft gehad. Ook heeft zij bewezen geacht dat verdachte gedurende een lange periode cocaïne heeft verhandeld.
Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit, waaronder de handel in verdovende middelen, gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld, in doorgaans grote coupures. Het geldbedrag van € 12.000,- bestond geheel uit biljetten van € 500,- terwijl dergelijke biljetten in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt, behalve in het criminele circuit, waar deze biljetten vaker worden gebruikt. Het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen is bovendien hoogst ongebruikelijk onder meer vanwege veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorhanden hebben van het contante geldbedrag van € 22.845,- onder de geschetste omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen op. In dat geval mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van dit geldbedrag.
Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie op 22 juli 2023 verklaard dat het inbeslaggenomen geld afkomstig is van een schadevergoeding die hij een aantal jaren eerder had ontvangen. Hij kon daarbij niet aangeven of dat twee of vijf jaar geleden was. De raadsman heeft vlak voor de inhoudelijke behandeling (op 20 november 2023) een brief aan de officier van justitie overgelegd van 7 november 2003, afkomstig van mr. B.E.H.M. Pesch, waaruit blijkt dat er kennelijk overeenstemming was bereikt over het aanbieden van een schadevergoeding aan verdachte ter hoogte van € 29.500,-. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze schadevergoeding destijds ook aan hem is uitgekeerd. Hij heeft dit bedrag vervolgens in contanten opgenomen bij de bank en heeft dit al die tijd bij zich gehouden. Door de verdediging zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, dat en wanneer het genoemde schadebedrag daadwerkelijk aan verdachte is overgemaakt en dat en wanneer verdachte het bedrag in contanten heeft opgenomen.
Echter, ook wanneer ervan wordt uitgegaan dat verdachte zo’n 19 of 20 jaar geleden de schadevergoeding heeft ontvangen en vervolgens in zijn geheel in één keer in contanten heeft opgenomen, acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat de in zijn woning inbeslaggenomen geldbedragen het restant van die schadevergoeding betreft.
In de eerste plaats is moeilijk voorstelbaar dat verdachte, die naar eigen zeggen na het ongeval waar de schadevergoeding uit voortkwam lange tijd niet heeft gewerkt en langere tijd geen inkomen ontving, dit geldbedrag twintig jaar lang vrijwel onaangeroerd zou hebben gelaten. Ten tijde van het ontvangen van de schadevergoeding had verdachte bovendien nog twee jonge kinderen thuis.
In de tweede plaats is het onlogisch dat verdachte de uitgekeerde schadevergoeding zou hebben opgesplitst in drie bedragen om deze vervolgens te bewaren in een vestzak, in een Albert Heijn tas en in een door verdachte gebruikte heuptas.
Wanneer de lezing van verdachte wordt gevolgd is het bovendien onbegrijpelijk waarom het geldbedrag dat zich in de zak van het vest bevond uit 20 biljetten van 500 euro bestaat, terwijl de overige bedragen juist zijn opgebouwd uit kleinere coupures van hoofzakelijk van 5, 10, 20 en 50 euro.
Bewezenverklaring feit 3
De ter zitting afgelegde verklaring van verdachte kan het vermoeden van witwassen dan ook niet ontkrachten. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 22.845,- – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank acht witwassen bewezen, zoals ten laste gelegd onder feit 3.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
op 21 juni 2023 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.234,67 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
in de periode van 6 juli 2021 tot en met 21 juni 2023 te Amsterdam, opzettelijk meermalen heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan (onbekend gebleven) kopers en/of verwerkt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
op 21 juni 2023, te Amsterdam, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 22.845,- euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Bij het bepalen van de straf moet volgens de raadsman ten gunste van verdachte rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte
first offenderis. Hij komt kwetsbaar en schuldbewust over en is geen doorgewinterde crimineel. De raadsman heeft een deels voorwaardelijke straf bepleit waarbij het onvoorwaardelijke deel aanmerkelijk korter is dan geëist door de officier van justitie.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een periode van bijna twee jaar schuldig gemaakt aan het verkopen van cocaïne vanuit zijn woning. Op het moment van zijn aanhouding op 21 juli 2023 had hij in zijn woning een hoeveelheid van 1.234,69 gram cocaïne in voorraad.
Cocaïne levert een groot gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stof verslavend is en regelmatig gebruik ervan gewoonlijk schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengt. De handel in verdovende middelen gaat bovendien vaak gepaard met zware criminaliteit en brengt ook bij degenen die hier niets mee te maken hebben gevoelens van onveiligheid met zich.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 22.845,-. Witwassen vormt een bedreiging van de maatschappelijke orde en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt bovendien de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het belang om hiertegen op te treden is groot.
De rechtbank constateert dat verdachte al enigszins op leeftijd is en niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
In een ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris opgemaakt reclasseringsadvies van 23 juni 2023 is vermeld dat verdachte in het gesprek met de reclasseringswerker kwetsbaar en enigszins naïef overkwam. Op de terechtzitting was verdachte vriendelijk en beleefd, maar maakte ook daar een kwetsbare en beïnvloedbare indruk. In zijn laatste woord verklaarde hij dat er misbruik van hem is gemaakt.
Hoewel de bewezen verklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend sluit de rechtbank niet uit dat verdachte onder invloed van een ander of anderen tot deze feiten is gekomen. Door capaciteitsproblemen bij de reclassering is de opdracht tot het opstellen van een reclasseringsadvies voor de inhoudelijke behandeling helaas geretourneerd. Dit is te betreuren omdat de rechtbank graag meer zicht had gehad op de persoon van verdachte en de mogelijkheden om hem in de toekomst te begeleiden.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Zij komt daarbij tot een lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel wenselijk. Voor verdachte staat er dan veel op het spel als hij opnieuw in de fout gaat. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 20 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is zijn de volgende geldbedragen en voorwerpen in beslag genomen:
- 880 EUR (6357531);
- 9965 EUR (6357484);
- 12000 EUR (6357482);
- elektronica (tablet), merk Samsung, kleur grijs (G6357592);
- telefoontoestel, merk Samsung (G6357497);
- telefoontoestel, merk Samsung (G6357534);
- telefoontoestel, merk Nokia (G6357516);
- telefoontoestel, merk Nokia, kleur paars (G6357511);
- telefoontoestel, merk Samsung, kleur groen (G6357515).
Deze geldbedragen en voorwerpen behoren aan verdachte toe.
Nu met betrekking tot de inbeslaggenomen geldbedragen het onder 3 bewezengeachte is begaan, worden deze geldbedragen verbeurdverklaard.
Nu met behulp van de telefoontoestellen en de tablet het onder 2 bewezengeachte is begaan, worden ook deze voorwerpen verbeurdverklaard.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
- 880 EUR (6357531);
- 9965 EUR (6357484);
- 12000 EUR (6357482);
- elektronica (tablet), merk Samsung, kleur grijs (G6357592);
- telefoontoestel, merk Samsung (G6357497);
- telefoontoestel, merk Samsung (G6357534);
- telefoontoestel, merk Nokia (G6357516);
- telefoontoestel, merk Nokia, kleur paars (G6357511);
- telefoontoestel, merk Samsung, kleur groen (G6357515).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 december 2023.
Bijlage [… 1]

8.[… 1]

[… 1]

[… 1]
[… 1]
[… 1]
[… 1]
.
[… 2]

9.[… 2]

[… 2]