7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn voormalige partner. Door aangeefster meerdere malen met de vuist te slaan en door haar hoofd tegen de grond of muur te slaan, heeft verdachte een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit gemaakt. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. De rechtbank vindt dat het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld past bij het oriëntatiepunt voor zware mishandeling door middel van het geven van een kopstoot en/of het schoppen of trappen tegen het hoofd. Hiervoor wordt doorgaans een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd. Omdat verdachte wordt veroordeeld voor een
pogingtot zware mishandeling, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden als uitgangspunt nemen.
De rechtbank heeft verder gelet op het strafblad van verdachte van 24 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 9 juni 2023 betreffende verdachte, opgemaakt door psycholoog F.M.G. Stadhouders. In dit rapport is beschreven dat bij verdachte sprake is van een ernstige depressieve stoornis en mogelijk een autismespectrumstoornis, dan wel cluster A-persoonlijkheidsproblematiek. Volgens de
psycholoog is het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld deels een verlengstuk van deze stoornissen, waardoor het feit in verminderde mate aan verdachte zou moeten worden
toegerekend. De rechtbank neemt de conclusies van het Pro Justitia-rapport over en is van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 3 augustus 2023 en het voortgangsverslag van 14 november 2023. Daaruit volgt dat verdachte op 28 juli 2023 is opgenomen in kliniek [kliniek 1] vanwege psychische klachten. Na de terechtzitting op 8 augustus 2023 is verdachte opgenomen in [kliniek 2]. Op 6 november 2023 heeft hij deze kliniek, in overleg met de GGZ verlaten. Verdachte is nog steeds vrijwillig onder behandeling bij het FACT-team van GGZ [GGZ]. Deze behandeling is gericht op de depressieklachten van verdachte. Het is niet mogelijk om twee behandelingen naast elkaar te laten lopen, wat inhoudt dat de reclassering nog niet kan inzetten op ambulante behandeling bij de Waag. [persoon] heeft ter terechtzitting verklaard dat het het beste is als verdachte eerst zijn behandeling bij de GGZ afrondt en aansluitend behandeld wordt bij de Waag. Naast deze ambulante behandeling adviseert de reclassering om eveneens een meldplicht en een verplichting tot dagbesteding op te leggen als bijzondere voorwaarden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tot slot rekening gehouden met het feit dat het incident ook voor verdachte een ontregelende werking op zijn leven heeft gehad. Zo heeft verdachte verklaard dat hij al enige tijd geen contact meer met zijn kinderen heeft gehad en het moeilijk vindt om in zijn huis te zijn, waar het incident heeft plaatsgevonden. Ook schaamt hij zich naar zijn voormalig partner en familieleden toe. Hij heeft veel spijt van zijn handelen. Hij komt daarin volgens de rechtbank oprecht over.
De rechtbank zal aan verdachte een straf opleggen die enerzijds recht doet aan de ernst van het feit waarvoor hij wordt veroordeeld en anderzijds is gericht op het behandelen van zijn psychologische problematiek en het voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw de fout ingaat. In de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en in zijn persoonlijke omstandigheden, ziet de rechtbank daarbij aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en bij het vaststellen van de duur daarvan enigszins in zijn voordeel van de vordering van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank zal ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen en de geadviseerde ambulante behandeling wijzigen, zoals ter terechtzitting door de reclassering is geadviseerd. Dit betekent dat verdachte eerst een op zijn psychologische problematiek gerichte behandeling bij het FACT-team van GGZ [GGZ] dient te volgen, gevolgd door een behandeling bij De Waag gericht op het voorkomen van delictgedrag.
Aanvullend op een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een geldboete op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met daaraan bijzondere voorwaarden verbonden, passend en geboden.
Omdat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die niet langer is dan de duur van het voorarrest, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.