Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Krosno, Polen. Het EAB was gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, wat de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om een beslissing te nemen. De opgeëiste persoon was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de bijbehorende vonnissen beoordeeld. De raadsman van de opgeëiste persoon betwistte dat de dagvaarding in persoon was betekend, wat volgens hem een schending van de verdedigingsrechten inhield. De officier van justitie stelde dat de overlevering kon worden toegestaan, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat aan de vereisten van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) was voldaan. De rechtbank concludeerde dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou inhouden.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing verklaard en de overlevering geweigerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M. van Mourik als voorzitter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in de Overleveringswet.