ECLI:NL:RBAMS:2023:8166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
13-199530-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke veroordeling in Polen

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1988, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 november 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De officier van justitie heeft verzocht om de overlevering toe te staan, terwijl de raadsman zich op het standpunt heeft gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de tweede zitting was verschenen.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de opgeëiste persoon niet op de tweede zitting aanwezig was, hij wel op de eerste zitting was verschenen en op de hoogte was van de procedure. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij de tweede zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/199530-23
Datum uitspraak: 12 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 9 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 oktober 2023 door
the District Court in Zamość the second criminal division (Sąd Okręgowy W Zamościu),Polen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Detentiecentrum [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 november 2023, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.J. Much, advocaat in Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision passed by Sad Rejonowy (Regional Court) in Bilgoraj,Polen,
the second criminal division, as of 28 November 2018, which became final and binding on 6 December 2018,met referentie II K 677/18
.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. Hoewel in het EAB is opgenomen dat de opgeëiste persoon is verschenen op de eerste zitting op 7 november 2018, is verder opgenomen dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op de tweede zitting op 28 november 2018, zijnde de datum waarop de beslissing is genomen. Aangezien in het EAB niet staat vermeld op welke wijze de opgeëiste persoon is opgeroepen voor de zitting op 28 november 2018, kan niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om hierover aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon op de eerste zitting in persoon is verschenen en dat hij is geïnformeerd over de datum van de tweede zitting op 28 november 2018. Aldus de officier van justitie moet dit zo worden gelezen dat de opgeëiste persoon op de zitting van 7 november 2018 is geïnformeerd over de zitting op 28 november 2018. Indien de rechtbank hierover anders denkt, kan op grond van zijn aanwezigheid op de eerste zitting worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces tegen hem, zodat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Het EAB vermeldt in onderdeel d) dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Onder 2 van onderdeel d) is verder opgenomen:
“In the case II K 677/18 the main hearing was held on two different dates, that is on 7 November 2018 and on 28 November 2018. The defendant appeared in person at the first one and was also informed about scheduled additional date, that is 28 November 2018, at which he did not appear without any excuse. The judgment in his case was passed on 28 November 2018.
Met de officier van justitie is de rechtbank – mede gelet op het gebruik van het woord
also –van oordeel dat de informatie zoals opgenomen onder 2 van onderdeel d) van het EAB zo kan worden gelezen dat de opgeëiste persoon op de eerste zitting van 7 november 2018 is geïnformeerd over de tweede zitting op 28 november 2018, maar niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon daarbij tevens in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. De rechtbank beschikt daarom over onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub a, OLW zich heeft voorgedaan. De omstandigheden zoals bedoeld in artikel 12, sub b tot en met d, OLW doen zich niet voor.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij van belang dat de opgeëiste persoon is verschenen op de zitting van 7 november 2018 en toen ook op de hoogte is gesteld van de datum van de tweede zitting op 28 november 2018, zodat ondubbelzinnig vaststaat dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure tegen hem. Vervolgens is de opgeëiste persoon naar Nederland gegaan. De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was maar hij kennelijk stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, zodat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8, 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
the District Court in Zamość the second criminal division (Sąd Okręgowy W Zamościu),Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.