ECLI:NL:RBAMS:2023:8012

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
C/13/716496 / HA ZA 22-321
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in burenruzie over geluidshinder en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie buren, een rechtszaak aangespannen tegen hun buren, gedaagden, vanwege vermeende geluidshinder en de gevolgen daarvan. De rechtbank heeft op 13 december 2023 uitspraak gedaan in deze civiele procedure, die betrekking heeft op de vraag of er sprake is van onrechtmatige geluidshinder door de vloeren en trap van de gedaagden. De procedure volgde op eerdere tussenvonnissen waarin een deskundige was benoemd om akoestisch onderzoek uit te voeren. Echter, de deskundige heeft geen rapport opgeleverd, omdat hij van mening was dat de eerder uitgevoerde metingen door een andere partij, Valersi, voldoende waren en dat verdere metingen niet mogelijk waren zonder de verwijdering van de vloerbedekking.

Eisers hebben gesteld dat de vloeren van gedaagden niet voldoen aan de geldende normen voor geluidsisolatie, ondanks de door gedaagden getroffen maatregelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gedaagden alle noodzakelijke maatregelen hebben genomen en dat er geen onrechtmatige geluidshinder meer is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige geen nieuwe metingen heeft uitgevoerd en dat de eerder getroffen maatregelen voldoende zijn om te voldoen aan de geluidsnormen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de ervaren geluidsoverlast subjectief is en dat, hoewel eisers mogelijk overlast ervaren, dit niet automatisch leidt tot onrechtmatige hinder.

Daarnaast hebben eisers een schadevergoeding van € 1.169,25 gevorderd voor gemaakte kosten, welke door de rechtbank is toegewezen, omdat vaststond dat de vloeren van gedaagden voorafgaand aan de getroffen maatregelen niet voldeden aan de normen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/716496 / HA ZA 22-321
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
allen wonende in [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. L.M.M. Loerakker,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.R. de Jong.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd. Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd en gedaagden gezamenlijk [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 februari 2023 waarin een deskundige is benoemd en de daarin genoemde processtukken,
  • het bij B-12 formulier verzochte verzoek tot vervroeging roldatum van de zijde van [eisers] ,
  • de e-mail van 13 juli 2023 van de rechtbank waarin [naam] met klem is verzocht over te gaan tot akoestisch onderzoek,
  • de e-mail van 10 augustus 2023 van de in deze procedure benoemde deskundige,
  • de e-mail van 20 september 2023 van de rechtbank aan de advocaten van partijen,
  • de akte uitlaten na deskundigenbericht van de zijde van [eisers] ,
  • de akte uitlaten na deskundigenbericht van de zijde van [gedaagden]
1.2.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Verwezen wordt naar de tussenvonnissen van 23 november 2022 en 22 februari 2023. Deze beslissing bouwt voort op wat daarin is overwogen en beslist.
2.2.
Het in deze beslissing enkel nog om de vraag of er sprake is van (onrechtmatige) (geluids)hinder ten aanzien van de vloeren en de trap van [gedaagden] In het tussenvonnis van 23 november 2022 heeft de rechtbank overwogen dat hiervoor een deskundigenonderzoek noodzakelijk is. In het tussenvonnis van 22 februari 2023 is de heer [naam] van Strooming B.V. (hierna de deskundige) tot deskundige benoemd. Aan hem zijn de in het tussenvonnis gestelde vragen ter beantwoording voorgelegd.
Geen deskundigenbericht
2.3.
Bij e-mail van 10 augustus 2023 heeft de deskundige zich richting partijen uitgelaten over de aan hem verstrekte opdracht tot het uitvoeren van een akoestische meting. Volgens de deskundige dienen voor het akoestisch onderzoek alle vloerkleden en losliggende tapijten te worden verwijderd omdat zij geen deel uitmaken van de vloer die gemeten moet worden. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek op de getroffen maatregelen is volgens hem niet mogelijk. Nu dit onderzoek reeds is uitgevoerd door Valersi en er geen reden is om aan te nemen dat Valersi dit onderzoek niet conform de geldende regels heeft uitgevoerd acht de deskundige nader onderzoek niet zinvol. De deskundige is om die reden niet overgegaan tot het verrichtten van metingen. Volgens de deskundige hebben partijen – na uitgebreid overleg – hier geen verdere vragen over of bezwaren op geuit.
2.4.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over bovengenoemde berichtgeving.
2.5.
[eisers] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Volgens [eisers] voldoen – ondanks de door [gedaagden] getroffen maatregelen – de vloeren van [gedaagden] nog altijd niet aan de geldende normen. Met de deskundige is zij van mening dat vloerkleden en losliggende tapijten geen onderdeel uitmaken van de vloer of de vloerbedekking zoals bedoeld in artikel 17 lid 5 Modelreglement en artikel 12 van de Splitsingsakte (en de toepasselijke NEN-norm). De geluidsreductie die de kleden zouden kunnen opleveren is dus irrelevant. De norm in eerdergenoemde artikelen ziet enkel en alleen op de dek- en ondervloer, de contactisolatie en de vaste, in dit geval houten, vloerbedekking en niet het losse tapijt of de vloerkleden. Bovendien is op een groot deel van de vloeren van [gedaagden] geen tapijt of vloerkleed gelegd, zoals in de betegelde keuken, badkamers of in de toiletten. Aan de hand van het rapport van Valersi kan dus niet worden geconcludeerd dat de vloeren, gemeten of ongemeten, aan de normen voldoen. Daarbij geldt dat geobjectiveerde (aangetoonde) overlast niet door [eisers] moet worden aangetoond, nu het modelreglement en de splitsingsakte naar objectieve maatstaven dient te worden uitgelegd.
2.6.
Daarnaast heeft [eisers] zich uitgelaten over de vloerverwarming van [gedaagden] Daartoe was zij echter niet in de gelegenheid gesteld, omdat de vordering die ziet op het verwijderen van de vloerverwarming (vordering IV) in het tussenvonnis van 23 november 2022 is afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om op die beslissing terug te komen.
2.7.
[gedaagden] kan zich niet vinden in de inhoud en conclusies van [eisers] Volgens [gedaagden] heeft zij – in overeenstemming met de adviezen van Valersi – alle geadviseerde maatregelen getroffen om haar vloeren te laten voldoen aan de geldende normen om zo contactgeluiden te reduceren. Bovendien geldt dat het hoogpolig tapijt verlijmd is met de onderliggende vloer, zodat het niet eenvoudig is los te maken. Nu volgens deskundige [naam] , blijkens zijn e-mail van 19 mei 2023 (geciteerd bij B12-formulier), in de regel wordt aangenomen dat – afhankelijk van de dikte van het kleed/tapijt – dergelijke maatregel 25dB tot 30dB reductie oplevert, voldoen de vloeren aan alle geldende normen. Verder heeft [gedaagden] aangevoerd dat zij – ondanks dat zij daartoe niet gehouden was – ook de traptreden heeft voorzien van zachte bekleding. Als conclusie heeft dan ook te gelden dat met deze aanpassing geen twijfel kan bestaan over de staat van de trap en het al dan niet voldoen aan de geldende normen. Voor wat betreft de vloeren in de badkamers en de keuken handhaaft [gedaagden] haar stellingen dat [eisers] geen belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen en [eisers] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toekomt op de norm uit de splitsingsakte.
Geen geluidshinder
2.8.
De rechtbank is het met [gedaagden] eens dat er geen sprake (meer) is van (onrechtmatige) geluidshinder. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Anders dan [eisers] en de deskundige acht de rechtbank het resultaat van de getroffen maatregelen wel van belang voor de vraag of sprake is van onrechtmatige geluidshinder. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagden] in overeenstemming met het advies van Valersi alle maatregelen heeft getroffen om contactgeluiden vanuit haar appartement naar de onderliggende appartementen van [eisers] te reduceren. In het eerder genoemde tussenvonnis is bepaald dat deskundigenonderzoek noodzakelijk is om het resultaat van die maatregelen inzichtelijk te maken.
2.9.
De benoemde deskundige stelt echter dat dergelijk akoestisch onderzoek niet mogelijk is, althans heeft het onderzoek niet uitgevoerd. De deskundige heeft aangevoerd dat voor de akoestische meting de reeds getroffen maatregelen dienen te worden verwijderd en dat het akoestisch onderzoek al vakkundig is uitgevoerd. Daarbij heeft de deskundige aangevoerd dat het resultaat van de getroffen metingen niet kan worden onderzocht en dat partijen na onderling overleg geen verdere op- of aanmerkingen hierop hadden. Nu partijen kennelijk berusten in het standpunt van de deskundige en mede uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank niet opnieuw over gaan tot het benoemen van een (andere) deskundige.
2.10.
Bij die stand van zaken, dat er geen meetgegevens beschikbaar zijn over de geluidsoverlast na de getroffen maatregelen, moet het ervoor worden gehouden dat de slaap- en woonkamervloer in het appartement van [gedaagden] na de getroffen maatregelen voldoen aan de geluidsnormen. Blijkens de verklaring van de deskundige aan de advocaten van partijen blijkt dat in de regel wordt aangenomen dat vloerkleden leggen een reductie van 25dB tot 30 dB oplevert. Na toepassing van deze stelregel op de woon- en slaapkamervloer voldoen de vloeren aan de geldende normen. Dat sluit aan bij de bevindingen van de rechtbank tijdens de descente. De advocaat van [eisers] heeft tijdens de descente op aanwijzing van partij [eisers] meerdere harde ‘leefgeluiden’ gemaakt, onder anderen door het maken van contactgeluiden in de keuken van [gedaagden] en door met harde zolen de trap op en af te lopen. De rechtbank heeft daarbij weliswaar in de verte (loop)geluiden gehoord, maar niet in die mate dat sprake is van (onrechtmatige) geluidshinder. Verder neemt de rechtbank in overweging dat vaststaat dat [gedaagden] de traptreden en het hoogpolig tapijt hebben verlijmd, zodat deze ook niet eenvoudig kunnen worden verwijderd. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat het appartementencomplex dateert uit 1994 en is gelegen in een stadswijk in Amsterdam. Bij dergelijke woningen is een zekere mate van overlast onvermijdelijk. Bovendien geldt dat alle badkamers en toiletten in het appartementencomplex sinds de bouw van het complex zijn voorzien van harde vloeren, terwijl ook niet goed voorstelbaar is dat dergelijke ruimtes gestoffeerd zouden moeten zijn. In redelijkheid kan dit dan ook niet van [gedaagden] worden verlangd. Dit betekent dat het primair, subsidiair en het gevorderde onder III zullen worden afgewezen.
2.11.
Zoals ook in het eerdere tussenvonnis is overwogen, realiseert de rechtbank zich dat het ervaren van geluidsoverlast persoonlijk is: wat voor de een acceptabel is, is voor de ander onverdraaglijk. Hoewel de rechtbank oordeelt dat geen sprake is van onrechtmatige overlast, kan [eisers] toch overlast ervaren, die zij in principe heeft te dulden. In haar laatste akte heeft [gedaagden] benadrukt dat zij zo nodig bereid is om nader advies in te winnen ter zake van contactgeluidsreductie en bereid is die adviezen alsdan op te volgen. Voor zover [eisers] nog overlast ervaren, biedt deze toezegging wellicht een opening om in onderling overleg tot een redelijke oplossing te komen.
Gevorderde schadevergoeding
2.12.
[eisers] vordert verder een bedrag van € 1.169,25 aan schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 1.119,25 aan onderzoekskosten Valersi en een bedrag van
€ 50,00 aan advieskosten van een door de Nederlandse Stichting Geluidshinder uitgebracht advies. [gedaagden] voert hiertegen verweer.
2.13.
Nu vaststaat dat de vloeren van [gedaagden] voorafgaand aan de getroffen maatregelen niet voldeden aan de geldende normen acht de rechtbank een bedrag van
€ 1.169,25 ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid redelijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Geen buitengerechtelijke incassokosten
2.14.
[eisers] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal afwijzen.
Slotsom
2.15.
De slotsom is dat [gedaagden] in hoofdsom per saldo € 1.169,25 moet betalen, vermeerderd met de onweersproken wettelijke rente daarover vanaf (zoals gevorderd)
5 april 2022.
2.16.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
Proceskosten
2.17.
In de aard van de procedure en het feit dat partijen buren van elkaar zijn ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eisers] van € 1.169,25, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 5 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. M.M. de Keizer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.