ECLI:NL:RBAMS:2023:8009

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
13.232515.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor wapenbezit en drugsbezit

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man, die op 13 september 2023 in Amsterdam werd aangehouden met een omgebouwd geladen pistool, GHB en lachgas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen van categorie III en een hoeveelheid GHB en lachgas in zijn bezit had. De politie doorzocht de woning van de verdachte na een melding over het vuurwapen. Tijdens de doorzoeking werd het vuurwapen aangetroffen in de kledingkast van de verdachte, samen met flessen GHB en lachgasflessen op het balkon. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en de verdediging pleitte voor vrijspraak van de GHB en lachgas, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat het bezit van GHB en lachgas een gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrengt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en onder bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.232515.23
Datum uitspraak: 13 december 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in het [naam Justitieel Complex] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.P. Hopman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.G. Meijer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) (geladen) pistool, van het merk Blow, model TR 34, kaliber 7,65mm (synoniem .32 ACP) en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een of meerdere patro(o)n(en) van het kaliber 7,65mm (synoniem .32 ACP) (merk: Sellier & Bellot), zijnde (een) (vuur)wapen in de vorm van een pistool en/of munitie voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2.
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,9 liter GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad veertien (14) liter distikstofmonoxide (lachgas), in elk geval een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 13 september 2023 heeft de politie de woning van de verdachte doorzocht naar aanleiding van een melding dat verdachte een vuurwapen zou hebben. In de woning werd vervolgens een vuurwapen aangetroffen in de kledingkast van verdachte. Daarnaast werden diverse flesjes aangetroffen met een roze vloeistof.. Verder werdenin totaal zeven lachgasflessen op het balkon aangetroffen.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie heeft daaraan ten aanzien van feit 3, kortgezegd, het volgende toegevoegd.
Verdachte heeft verklaard dat de bij hem aangetroffen lachgasflessen leeg waren. Hij zou het lachgas hebben gekocht in het weekend voor het aantreffen daarvan door de politie en die zeven flessen met 2 liter elk vervolgens volledig hebben opgemaakt. Deze verklaring is ongeloofwaardig, omdat sommige lachgasflessen nog van een afdekdop waren voorzien en verdachte dan in nog geen week tijd ongeveer 1750 ballonnen lachgas (ongeveer 250 ballonnen per lachgasfles) moet hebben gebruikt. De officier van justitie gaat ervan uit dat in de flessen in ieder geval in totaal nog 5 tot 10 liter aanwezig is geweest.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de GHB en het lachgas. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het voorhanden van het vuurwapen.
De raadsvrouw heeft, kort weergegeven, daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte moet worden vrijgesproken van de GHB (feit 2) omdat niet voldoende duidelijk is geworden hoeveel GHB in de flesjes is aangetroffen. In het uiteindelijke laboratoriumrapport wordt immers opgemerkt dat het met de gebruikte methode niet mogelijk is om eventueel in de roze vloeistof aanwezige GHB eenduidig te identificeren. Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van lachgas (feit 3), omdat niet blijkt dat de aangetroffen lachgasflessen gevuld waren.
4.4.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Overwegingen
Met betrekking tot de GHB (feit 2)
In de slaapkamer van verdachte zijn bij zijn bed in een doos vier flessen met in totaal ongeveer 1,9 liter roze vloeistof aangetroffen. Verdachte heeft daarover verklaard dat die flessen van hem waren. [1] Blijkens de
voorlopigeuitslag laboratoriumonderzoek [2] bevat deze roze vloeistof GHB. Op basis van het
definitievelaboratoriumrapport [3] zijn in de roze vloeistof ‘meetsignalen aangetroffen die passen bij GHB, maar is het met de gebruikte methode in dit specifieke materiaal (roze vloeistof) niet mogelijk om eventueel aanwezig GHB eenduidig te identificeren’.
Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat de onder verdachte aangetroffen vloeistof, een mix van chemicaliën betreft, waaronder in ieder geval ook GHB. Dat niet vast te stellen is hoe hoog de concentratie GHB is, doet daaraan niet af.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
een hoeveelheidGHB aanwezig heeft gehad.
Met betrekking tot het lachgas (feit 3)
Op woensdag 13 september 2023 zijn zeven tweeliterflessen lachgas aangetroffen op het balkon van verdachte. De politie heeft geconcludeerd dat tussen de lachgasflessen hoogstwaarschijnlijk gebruikte en ongebruikte lachgasflessen zaten. Naar
of en hoeveellachgas er op dat moment nog in de flessen zat, is geen nader onderzoek gedaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die zeven flessen lachgas in het weekend daarvoor - dus op zijn vroegst op zaterdag 9 september 2023 - heeft gekocht, dat hij het lachgas in de daaropvolgende dagen heeft gebruikt en dat alle flessen lachgas op 13 september 2023 leeg waren.
Wat ook zij van het verweer van de verdediging, tot vrijspraak hoeft dit niet te leiden. Verdachte erkent dat hij deze flessen kort vóór 13 september 2023 heeft gekocht en vervolgens heeft gebruikt. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte
omstreeks13 september 2023
een hoeveelheidlachgas aanwezig heeft gehad. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.3.2.
De bewijsmiddelen
De rechtbank baseert de beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Wanneer tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 13 september 2023 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten: een (omgebouwd) (geladen) pistool, van het merk Blow, model TR 34, kaliber 7,65mm (synoniem .32 ACP) en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten: meerdere patronen van het kaliber 7,65mm (synoniem .32 ACP) (merk: Sellier & Bellot), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie voorhanden heeft gehad;
2.
op 13 september 2023 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De vordering van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden genoemd in het reclasseringsadvies van 23 november 2023. De officier van justitie heeft de geëiste straf voornamelijk gebaseerd op het vuurwapenbezit en daarbij in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor vuurwapenbezit. Daarbij past volgens de richtlijnen van het openbaar ministerie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden. Voor wat betreft de strafeis laat de officier van justitie de GHB praktisch buiten beschouwing omdat de concentratie GHB in de roze vloeistof niet duidelijk is geworden Ten aanzien van het aanwezige lachgas gaat de officier van justitie ervan uit dat in de flessen in ieder geval nog 5 tot 10 liter aanwezig is geweest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht ten voordele van verdachte uit te gaan vanhet volgende.
Verdachte is inmiddels in detentie abstinent van middelen, wil dat blijven en staat open voor hulp van de reclassering. Daarbij is verdachte de alleenstaande ouder van een zesjarige zoon en heeft hij een goedlopende winkel. De moeder van verdachte zorgt momenteel voor zijn zoon, die bijzondere aandacht nodig heeft vanwege zijn ADHD. Daarnaast zorgt zij voor zijn winkel. Een en andervalt haar zwaar. Het voortbestaan van de winkel komt in gevaar wanneer de detentie van verdachte nog veel langer blijft duren.
Al met al heeft de raadsvrou verzocht om het onvoorwaardelijk deel van de straf niet veel langer te laten dureb dan de tijd die hij inmiddels in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie, GHB en lachgas aanwezig gehad. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Wapens worden niet zelden gebruikt bij het begaan van strafbare feiten en circuleren veelvuldig in het criminele circuit. Het onbevoegd voorhanden hebben van een geladen vuurwapen maakt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van de maatschappij.
De GHB en het lachgas zijn verder stoffen die een gevaar vormen voor de volksgezondheid en het bezit van een vuurwapen kan leiden tot levensgevaarlijke situaties, zeker in combinatie met het gebruik van verdovende middelen, waarmee ook verdachte kampt.
De rechtbank acht het ook bijzonder zorgelijk en kwalijk dat verdachte het vuurwapen en de verdovende middelen aanwezig had in zijn woning, waar ook zijn zesjarige zoon verbleef. Dit terwijl verdachte bovendien geen bijzondere maatregelen had genomen om het vuurwapen en de verdovende middelen buiten het bereik van zijn zoon te houden. Het geladen vuurwapen lag immers in de kledingkast van verdachte. Ook de flessen met roze vloeistof met daarin GHB en de lachgasflessen lagen of stonden open en bloot in de woning en op het balkon.
Daarbij is verdachte – zo blijkt uit zijn strafblad van 2 november 2023 - eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege vuurwapenbezit en overtreding van de Opiumwet. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich weer aan dergelijke feiten schuldig te maken. Vanwege het bezit van een
geladenvuurwapen, terwijl sprake is van recidive, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf aanzienlijke duur gepast en geboden. Nu onduidelijk is hoe groot de hoeveelheden GHB en lachgas waren, draagt het aanwezig hebben daarvan slechts in beperkte mate bij aan de omvang van de op te leggen straf.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte beseft dat hij een drugsprobleem heeft en ook openstaat voor behandeling daarvoor, dat hij een eigen bedrijf heeft en hij alleenstaande ouder is van een minderjarig kind.
Al met al komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan de zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en onder de bijzondere voorwaarden genoemd in het reclasseringsadvies van 23 november 2023: een meldplicht, een ambulante behandeling (met uitzondering van de zo nodig in te nemen medicatie) en het meewerken aan middelencontrole De rechtbank zal een langere proeftijd dan gebruikelijk opleggen om hem ervan te weerhouden opnieuw met vuurwapens in aanraking te komen en om hem optimaal te laten profiteren van de opgelegde bijzondere voorwaarden.

9.Beslag

Blijkens de beslaglijst zijn onder verdachte in beslag genomen: 4 FLS verdovende middelen (goednummer 6394537), 7 STK verdovende middelen (goednummer 6394237), 1 FLS fles (goednummer 6394248), 1 STK wapen (goednummer 6394230), 1 STK patroonhouder (goednummer 6394232) en 1 STK patroonhouder (goednummer 6394234). Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van alle goederen op de beslaglijst. De rechtbank zal dan ook geen beslagbeslissing(en) nemen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 55en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
1.
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
2.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
De veroordeelde meldt zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij de bureaudienst van reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam en blijft zich melden op afspraken van de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door en maakt een delictanalyse met De Waag of Inforsa Forensische Psychiatrische Polikliniek of een soortgelijke, door reclassering Inforsa aan te wijzen zorgverlener en houdt zich aan de huisregels van de zorgverlener en aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door/namens de behandelaren worden gegeven.
Meewerken aan middelencontrole
Om het middelengebruik te beheersen werkt de veroordeelde, zo vaak als reclassering Inforsa dat nodig vindt, mee aan urine- en ademonderzoek (blaastest) ter controle van het gebruik van verdovende middelen en alcohol.
Geeft aan de reclassering de opdracht, als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. H.B.W. Beekman en P.B. Spaargaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2023.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.P. 14, proces-verbaal van verhoor verdachte, PL1300-2023206543-6.
2.P. 57, voorlopige uitslag laboratoriumonderzoek, 1152N23V.
3.P. 66, laboratoriumrapport, 1152N23.