ECLI:NL:RBAMS:2023:799

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
C/13/724874 / FA RK 22-6881
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en schorsing zorgregeling in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2023 een beschikking gegeven betreffende de wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011. De moeder heeft verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag met de vader en om schorsing van de zorgregeling, aangezien de vader sinds 11 september 2022 geen contact meer heeft met [minderjarige] en niet in staat is om zorg te bieden. De vader heeft in het verleden zelf verzocht om gezamenlijk gezag, maar is inmiddels uit beeld geraakt en heeft aangegeven dat hij vanwege zijn autisme niet in staat is om een goede vader te zijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is om duidelijkheid en stabiliteit te bieden, gezien zijn ontwikkelingsproblematiek. De zorgregeling wordt geschorst totdat de vader weer in staat is om zorg te dragen voor [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de moeder om kinderalimentatie is eerder toegewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/724874 / FA RK 22-6881 (KM/WvL)
Beschikking van 6 februari 2023 betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.S. Gerson te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
ingeschreven te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
niet verschenen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de moeder van 28 oktober 2022;
  • een F9-formulier aan de zijde van de moeder met bijlage van 13 januari 2023;
  • een e-mail van mr. Gerson van 11 januari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren op
6 februari 2023. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Engelse taal, mevrouw
H. Gebrehot;
- mevrouw [naam] namens de Raad.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Na de behandeling is direct mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking is de uitwerking van de uitspraak.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is geboren de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] (Servië) op [geboortedatum] 2011, met roepnaam [minderjarige] .
[minderjarige] is erkend door de vader. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder. Bij beschikking van 22 juli 2020 van deze rechtbank is de vader mede belast met het gezag over [minderjarige] en is een zorgregeling vastgesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft in haar verzoekschrift van 28 oktober 2022 verzocht om (i) beëindiging van het gezamenlijk gezag (ii) de zorgregeling op te schorten dan wel de vader omgang met [minderjarige] te ontzeggen en (iii) kinderalimentatie van € 500,- per maand.
3.2.
Bij beschikking van 11 januari 2023 is bepaald dat de vader € 500,00 per maand dient te betalen aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met ingang van 28 oktober 2022, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De beslissing met betrekking tot het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden. Het verzoek van de moeder strekt dus nog tot (i) en (ii).
3.3.
Aan het verzoek ten aanzien van de zorgregeling heeft de moeder ten grondslag gelegd dat de vader sinds 11 september 2022 geen contact meer heeft met [minderjarige] . Hij heeft ook laten weten niet meer voor [minderjarige] te kunnen zorgen en is sindsdien compleet uit beeld bij de moeder en [minderjarige] . [minderjarige] heeft extra zorg nodig voor zijn gedrag en ontwikkelingsproblematiek. Hij volgt speciaal onderwijs. Voor hem is structuur en regelmaat dan ook extra belangrijk. De vader kan [minderjarige] dat nu niet bieden. De moeder baseert haar verzoek tot wijziging van de zorgregeling op artikel 1:253a BW in samenhang gelezen met artikel 1:377e BW. De vader komt de huidige zorgregeling niet na en het is weinig zinvol hem daartoe te dwingen.
3.4.
Ten aanzien van het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag, heeft de moeder het volgende naar voren gebracht. Zij kan geen afspraken met de vader maken over gezagsbeslissingen en bij reizen naar het buitenland verleent hij geen toestemming. De vader heeft aan de hulpverlening per mailbericht van 22 oktober 2022 laten weten “zijn gezag op te zeggen”. Er is dan ook sprake van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:253n BW. Partijen maken al lang gebruik van hulpverlening. Dat heeft de communicatie niet verbeterd. Bij het in stand houden van het gezamenlijk gezag raakt [minderjarige] klem en verloren.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag. Ook de omgangsregeling dient per direct te worden beëindigd. De vader is uit beeld, hij informeert niet naar [minderjarige] en [minderjarige] heeft extra zorg en aandacht nodig. Gelet op de houding van de vader is het in stand houden van het gezamenlijk gezag en de zorgregeling niet in het belang van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken in het dossier en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:253n BW in samenhang gelezen met artikel 1:251a, eerste lid, BW is voldaan. Het criterium daarvoor is het bestaan van een onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Uitgangspunt is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind is. Voor een gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen.
5.2.
Hoewel de vader zelf in 2020 heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling, is onweersproken naar voren gebracht dat de vader inmiddels geen contact meer heeft met [minderjarige] en voor [minderjarige] uit beeld is. Hij heeft op 25 september [
naar de rechtbank aanneemt 2022] een opmerkelijk bericht naar de moeder gestuurd, waarin hij schrijft “I am done with you. You have been a cancer in my life and I am cutting you out. Unfortunately when you cut out cancer some healthy part also gets cut out. (…) As I do not have control over my life due to my autism. I am not able to be a good father to [minderjarige] . In order to do so I am going to therapy to get control of myself and know myself better. Unfortunately this means that I will not be able to take care of him until further notice. So he is with you. (…). In een mailbericht van 6 oktober 2022 naar Orion, waar het gaat om het bespreken van een ontwikkelingsperspectiefplan van [minderjarige] op school, schrijft de vader “ik kan er niet bij zijn. Ik geef het gezag op”. De vader geeft zelf aan dat hij vanwege zijn autisme hulp zoekt. Het zou dan ook goed kunnen dat de vader vanwege zijn psychische gesteldheid zich op deze wijze opstelt en dat sprake is van onmacht en niet van onwil. Hopelijk vindt de vader de hulp die hij nodig heeft om er te zijner tijd weer op een goede manier te zijn voor [minderjarige] .
5.3.
Op dit moment is de rechtbank echter voldoende gebleken dat de vader al geruime tijd geen verantwoordelijkheid en betrokkenheid heeft getoond met betrekking tot de uitoefening van het gezag. De vader is uit beeld, communiceert niet met de moeder en de ouders zijn niet in staat om beslissingen over [minderjarige] gezamenlijk te nemen. Hierdoor zijn de ouders niet in staat aan het gezamenlijk gezag invulling te geven en wordt de moeder belemmerd in het uitvoeren van het gezag. Zo heeft de moeder problemen ondervonden bij het vragen van toestemming voor reizen naar het buitenland en heeft de vader laten weten voor onbekende duur naar het buitenland te vertrekken. Niet te verwachten valt dat in deze situatie binnen afzienbare termijn verandering zal komen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wijziging van het gezag in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Hij heeft belang bij stabiliteit en duidelijkheid, mede gelet op zijn gedrag en ontwikkelingsproblematiek. De vader kan hem dat nu niet bieden. Het is in het belang van [minderjarige] dat duidelijkheid is over het gezag en dat de moeder in staat is om belangrijke beslissingen ten aanzien van [minderjarige] te nemen. Het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar voortaan alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten, wordt dan ook toegewezen.
5.4.
Hetzelfde geldt voor de vastgestelde zorgregeling. Ook die komt de vader immers niet na. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om die zorgregeling te schorsen totdat de vader weer op een goede manier beschikbaar is voor [minderjarige] en in staat is om de zorg voor hem structureel te dragen. Het is aan de ouders om tegen die tijd, eventueel samen met hulpverlening, de omgang weer op te starten op een wijze die rekening houdt met de belangen van [minderjarige] . Voor het ontzeggen van de omgang ziet de rechtbank vooralsnog geen aanleiding.

6.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt het gezamenlijk ouderlijk gezag van de vader en de moeder en belast de moeder voortaan met de uitoefening van het gezag over het minderjarige kind van partijen:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- schorst de vader in zijn recht op uitoefening van de bij beschikking van 20 juli 2022 bepaalde zorgregeling;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren, griffier, op 6 februari 2023.
Schriftelijk uitgewerkt op 15 februari 2023
Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.