3.3.1Oordeel over feit 1
Zedenzaken kenmerken zich over het algemeen door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de verdachte en degene bij wie de verdachte strafbare seksuele handelingen zou hebben gepleegd. Het is dan ook vaak het woord van de een tegen het woord van de ander. Indien de verdachte ontkent, is er meestal maar één getuige van de seksuele handelingen, namelijk degene bij wie de feiten zouden zijn gepleegd.
In deze zaak verklaren zowel verdachte als [slachtoffer] dat zij hadden afgesproken en dat [slachtoffer] daarvoor naar Amsterdam was afgereisd. Nadat verdachte haar bij metrostation [metrostation] had opgehaald, zijn zij naar zijn woning gegaan. Verdachte en [slachtoffer] verklaren beiden dat daar seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Volgens verdachte vond dit plaats met wederzijdse instemming; volgens [slachtoffer] is dit tegen haar wil gebeurd.
Bewijsminimum in zedenzaken
Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat de rechter niet uitsluitend op de verklaring van één getuige kan aannemen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Niet vereist is echter dat het bedoelde steunbewijs betrekking heeft op alle onderdelen van de tenlastelegging. Ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen geldt dat de feiten en omstandigheden die in een getuigenverklaring (aangifte) worden genoemd, ook voldoende steun kunnen vinden in het overige bewijsmateriaal als dat geen betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen. Er mag evenwel geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaring en dat overige bewijsmateriaal. Het vereiste van voldoende steun wordt wel omschreven als een eis van inhoudelijk verband die er vooral toe strekt dat de rechter in het concrete geval feiten en omstandigheden benoemt die op relevante wijze in verband staan met de inhoud van de verklaring van de getuige.
Beoordeling van feit 1
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] kort na het ten laste gelegde driemaal een verklaring heeft afgelegd. [slachtoffer] heeft meteen na het ten laste gelegde contact gezocht met haar begeleiders en is met de trein van Amsterdam naar [plaats] gereisd. Als zij die nacht in [plaats] uit de trein stapt, wordt zij benaderd door de politie en haar begeleider bij [psychologisch en pedagogisch adviesbureau] , [persoon 1] . [slachtoffer] verklaart ter plaatse dat zij via datingapp [datingapp] had afgesproken met een man genaamd [voornaam verdachte] om wat in Amsterdam te gaan drinken. Zij hadden afgesproken bij metrohalte [metrostation] , waar [voornaam verdachte] haar heeft opgehaald. [slachtoffer] is met [voornaam verdachte] meegegaan naar zijn woning. Daar heeft hij de deur van zijn woning op slot gedraaid en haar gezoend en betast. Dit wilde zij niet.
Kort daarna is [slachtoffer] telefonisch in contact gebracht met de zedenpolitie. Tijdens dit gesprek heeft zij verklaard dat zij op 8 juli 2022 is uit gestapt bij halte [metrostation] . Zij is met [voornaam verdachte] meegegaan naar zijn woning aan [adres 2] in Amsterdam. [voornaam verdachte] deed de deur van de woning op slot. Hij heeft de kleding van [slachtoffer] uitgetrokken. [slachtoffer] verklaart dat zij heeft gezegd dat zij dit niet wilde en wilde weggaan. [voornaam verdachte] lag bovenop [slachtoffer] . Hij heeft een pilletje in haar mond gestopt en daarna gevraagd of zij haar mond wilde openen, om te controleren of zij haar pil had doorgeslikt. [voornaam verdachte] heeft haar ook overal op haar lichaam aangeraakt. Ook heeft hij haar borsten gekust, bij de vagina gevoeld en zijn vingers naar binnen gebracht. Dit wilde zij niet.
Diezelfde nacht heeft een informatief gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op 8 juli 2022 in Amsterdam had afgesproken met [voornaam verdachte] om wat te gaan drinken en daarna naar een nachtclub te gaan. Zij is afgereisd naar Amsterdam en kwam rond 21.45 uur aan. [voornaam verdachte] stelde voor om naar zijn woning te gaan. Dit voelde niet goed, maar zij is toch meegelopen. [voornaam verdachte] woont op het adres [adres 2] in Amsterdam. Eenmaal in de woning aangekomen, deed hij de deur meteen op slot. In eerste instantie liet hij de sleutel in de deur zitten, maar later zag [slachtoffer] dat de sleutels er niet meer in zaten. [voornaam verdachte] heeft de kleding van [slachtoffer] uitgetrokken en begon haar op een gegeven moment te zoenen. [slachtoffer] wilde dit niet en bevroor. Vervolgens heeft hij haar kleding uitgedaan en haar op allerlei plekken aangeraakt. Verder heeft hij haar in haar nek, op haar mond en op haar borsten gezoend. Ook heeft hij haar gebeft en gevingerd, waarbij hij met zijn vingers in haar vagina is gegaan. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij een pilletje moest innemen terwijl zij dit niet wilde. [voornaam verdachte] heeft vervolgens gecontroleerd of zij het pilletje had doorgeslikt. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat zij tegen [voornaam verdachte] heeft gezegd dat zij weg wilde; daarop zei hij dat zij moest blijven en dat ze over een halfuur zouden gaan. Uiteindelijk heeft [slachtoffer] voorgesteld om een rondje te lopen. Toen ze eenmaal buiten waren is zij weggerend, waarna zij een begeleider bij [psychologisch en pedagogisch adviesbureau] , [persoon 2] , heeft gebeld.
De begeleider van [slachtoffer] , [persoon 2] , is later door de politie gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat zij de betreffende avond werd gebeld door [slachtoffer] en direct hoorde dat zij in paniek was. [slachtoffer] vertelde dat ze in Amsterdam had afgesproken met een jongen die ze kende via datingapp [datingapp] , dat de jongen haar had opgesloten en aangeraakt en dat ze iets, vermoedelijk een pil, tegen haar wil had ingenomen. Tijdens het telefoongesprek met getuige [persoon 2] huilde [slachtoffer] en was ze aan het hyperventileren.
[slachtoffer] is kort na het ten laste gelegde opgehaald op Centraal station [plaats] door een andere begeleider, [persoon 1] . Ook [persoon 1] is later de politie gehoord als getuige. [persoon 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] paniekerig was toen zij op het station aankwam en aan het hyperventileren was. Ook die nacht en nog lang daarna is [slachtoffer] paniekerig geweest. [persoon 1] heeft verklaard dat zij van [slachtoffer] heeft gehoord dat zij een date had en dat de jongen – eenmaal in de woning aangekomen – de deur op slot heeft gedaan, haar wilde aanraken en dingen wilde doen die [slachtoffer] niet wilde. De jongen is in ieder geval met zijn handen bij de vagina van [slachtoffer] geweest. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat de jongen iets in haar drinken heeft gedaan en dat zij dit moest opdrinken. Dit was ‘een hele pil van iets’. [slachtoffer] wilde dit niet, maar heeft dit uiteindelijk wel gedaan.
Op 9 juli 2022 wordt bloed afgenomen bij [slachtoffer] . Het bloed wordt onderzocht en daaruit volgt dat de aanwezigheid van amfetamine is aangetoond.
Tussen [slachtoffer] en verdachte zijn via Whatsapp berichten uitgewisseld. [slachtoffer] heeft deze berichten beschikbaar gesteld aan de politie. Uit de berichten die zijn uitgewisseld volgt dat verdachte voorstelt om af te spreken bij metrohalte [metrostation] in Amsterdam. [slachtoffer] vraagt vervolgens meermalen of het mogelijk is om in [plaats] af te spreken. De eerste keer antwoordt verdachte dat dit niet kan, maar dat hij een leuke plek in Amsterdam kent waar zij kunnen afspreken in de buurt van metrohalte [metrostation] . Verdachte vraagt vervolgens aan [slachtoffer] of zij al weet welke jurk ze zal aantrekken en dat ze bonuspunten krijgt als zij een rok of jurk aantrekt. Als [slachtoffer] vervolgens vraagt of het goed is als zij alleen wat gaan drinken in een café, antwoordt verdachte bevestigend. Kennelijk na afloop van de date vraagt verdachte aan [slachtoffer] of zij zijn nummer kan verwijderen uit haar contactenlijst. Ook vraagt hij haar het Whatsapp gesprek te verwijderen.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat, toen hij met [slachtoffer] in de woning was, het gesprek aanvankelijk niet soepel verliep. Hij heeft een naar zijn zeggen ‘goedlopend techniekje’ ontwikkeld dat hij vervolgens heeft toegepast. Hij heeft de hand van [slachtoffer] vastgepakt en daarna hebben zij even gepraat. Op een gegeven moment heeft [slachtoffer] haar kleding uitgetrokken. Volgens verdachte was [slachtoffer] erg geïnteresseerd in hem en is zij ingegaan op zijn voorstel om naar de slaapkamer te gaan; zij gaf hem een ‘ja’-signaal. Tegelijkertijd heeft verdachte verklaard dat hij in de woonkamer wilde blijven om nog even te praten. Over het dwingen tot het innemen van een pil heeft verdachte verklaard dat hij zijn medicatie innam en dat [slachtoffer] hem op dat moment ook om een pil vroeg. Verdachte ontkent haar te hebben gedwongen een pil in te nemen. Over het afsluiten van zijn deur verklaart hij wisselend. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte hierover verklaard dat hij niet wil dat vreemden bij hem kunnen binnenkomen. Op zitting heeft verdachte echter verklaard dat hij uit gewoonte zijn sleutels in het slot laat, zodat hij ze niet kwijtraakt. Daarnaast verklaart hij dat hij de deur nooit afsluit als hij met iemand in huis is en dat dat ook nu het geval was. Op de vraag waarom de sleutels zich volgens [slachtoffer] in tweede instantie niet meer in de deur bevonden antwoordt verdachte eerst dat hij dit niet weet en vervolgens dat de sleutels dan in zijn zak moeten hebben gezeten.
Op basis van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. De verklaringen van [slachtoffer] zijn direct afgelegd en consistent en vinden ondersteuning in andere bewijsmiddelen. De begeleiders van [slachtoffer] hebben haar kort na het ten laste gelegde aan de telefoon gesproken en gezien. Zij verklaren beiden dat [slachtoffer] in paniek was en hyperventileerde. Ook heeft bloedonderzoek uitgewezen dat in haar bloed amfetamine is aangetroffen. Deze omstandigheden sluiten aan op wat [slachtoffer] heeft verklaard over het ten laste gelegde. Daartegenover heeft verdachte een warrige en wisselende verklaring afgelegd. Zijn verklaring vindt geen steun in het overige bewijs. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring die [slachtoffer] over de situatie heeft afgelegd.
Gelet op de gehele gang van zaken, zoals hiervoor is omschreven, is de rechtbank van oordeel dat het kennelijk de bedoeling van verdachte is geweest om af te spreken zodat hij seks kon hebben met [slachtoffer] . Uit de berichten die voorafgaand aan de afspraak zijn uitgewisseld maakt de rechtbank op dat het de bedoeling van verdachte is geweest [slachtoffer] naar zijn woning te krijgen. Verdachte persisteerde bij het afspreken bij metrohalte [metrostation] en stuurde haar berichten over de kleding die zij zou aantrekken naar de date. Ook stuurde hij tweemaal het bericht “
I know an awesome place you're going to love”. Op zitting heeft verdachte verklaard dat dit een standaardzin is die hij stuurde en dat de
awesome placezijn huis was. In de woning heeft hij een gesprekstechniek toegepast naar eigen zeggen opgedaan door begeleiding van date- en/of sekscoaches. Anders dan verdachte hierover heeft verklaard ziet de rechtbank dit niet als een middel om vriendschap te sluiten, maar als middel om tot seks te komen.
Door na de aankomst in zijn woning de deur op slot te doen, de kleding van [slachtoffer] uit te trekken en haar daarna te betasten heeft verdachte haar gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen die daarna hebben plaatsgevonden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij bevroor en heeft aangegeven dat zij het niet wilde en dat verdachte toch doorging. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat verdachte haar heeft gezoend, in de nek en op de borsten. Ook heeft hij haar gebeft en is hij met zijn vingers in haar vagina geweest. Deze laatste handelingen vallen onder seksueel binnendringen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting.
3.3.3Oordeel over feit 3
[slachtoffer] heeft drie verklaringen afgelegd over het ten laste gelegde. Daarin heeft zij telkens verklaard dat zij van verdachte een pil moest innemen. Ook heeft zij verklaard dat hij daarna heeft gecontroleerd of zij de pil daadwerkelijk had ingeslikt. Het bloed van [slachtoffer] is onderzocht en daaruit volgt dat de aanwezigheid van amfetamine is aangetoond. Daarmee wordt haar verklaring ondersteund.
De vraag is of dit een strafbaar feit oplevert en zo ja, als welk strafbaar feit dit kan worden gekwalificeerd.
Primair is dit ten laste gelegd als mishandeling. Voor mishandeling is vereist dat sprake is van pijn en/of letsel. Uit het dossier volgt niet dat [slachtoffer] pijn of letsel heeft ondervonden als gevolg van het innemen van de pil. Zij heeft juist verklaard dat zij hierna geen effect opmerkte. De rechtbank is van oordeel dat daarom niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als dwang. De rechtbank overweegt dat in de gegeven omstandigheden de bovengenoemde handelingen hebben veroorzaakt dat [slachtoffer] de pil heeft ingenomen. Daarmee is sprake geweest van dwang. Het subsidiair ten laste gelegde kan daarmee worden bewezen.