ECLI:NL:RBAMS:2023:7980

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
13/104210-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en dwang tot inname van amfetamine met TBS-maatregel

Op 8 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en dwang tot inname van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1995, op 8 en 9 juli 2022 in Amsterdam de vrijheid van het slachtoffer heeft ontnomen door de deur van zijn woning op slot te doen en haar te dwingen tot seksuele handelingen. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij tegen haar wil is betast en gedwongen om een pil met amfetamine in te nemen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder de aanwezigheid van amfetamine in het bloed van het slachtoffer. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd en zijn verdediging was dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Gezien de psychische stoornissen van de verdachte, waaronder schizofrenie en een autismespectrumstoornis, heeft de rechtbank geoordeeld dat de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging en er is een TBS-maatregel met dwangverpleging opgelegd. Daarnaast is er een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft recht op schadevergoeding, die door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/104210-23
Datum uitspraak: 8 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
volgens de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.H.B. Budde, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 juli 2022 en/of 9 juli 2022 te Amsterdam [slachtoffer] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het afsluiten van de woning en/of het op slot doen van de deur van de woning gelegen aan [adres 2] en/of het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer] en/of het (zonder toestemming) betasten van die [slachtoffer] , (die [slachtoffer] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het tongzoenen, althans zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen in de nek en/of het zoenen van de borsten, althans het zoenen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het oraal binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn vingers binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] ;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juli 2022 en/of 9 juli 2022 te Amsterdam, [slachtoffer] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het afsluiten van de woning en/of het op slot doen van de deur van de woning gelegen aan [adres 2] en/of het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer] en/of het (zonder toestemming) betasten van die [slachtoffer] , (die [slachtoffer] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het tongzoenen, althans zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen in de nek en/of het zoenen van de borsten, althans het zoenen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het oraal binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn vingers binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] ;
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 8 juli 2022 en/of 9 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door, (na binnenkomst in de woning gelegen aan [adres 2] ) die woning (gelegen aan [adres 2] ) af te sluiten en/of de deur van die woning op slot te doen en/of (daarna) de sleutel van de (buiten)deur weg te halen;
(art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3. hij op of omstreeks 8 juli 2022 en/of 9 juli 2022 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar een pil met amfetamine toe te dienen, althans door haar te dwingen een pil met amfetamine, zijnde een verdovende en/of schadelijke stof, in te nemen en/of te controleren of die [slachtoffer] de pil daadwerkelijk had doorgeslikt;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juli 2022 en/of 9 juli 2022 te Amsterdam, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, (die [slachtoffer] ) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de inname van amfetamine, althans de inname van een verdovende en/of schadelijke stof, door haar een pil met (deze) amfetamine toe te dienen, althans door haar te dwingen een pil met amfetamine, zijnde een verdovende en/of schadelijke stof, in te nemen en/of te controleren of die [slachtoffer] de pil daadwerkelijk had doorgeslikt.
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 primair, 2 en 3 primair. De feiten kunnen worden bewezen op grond van de verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), die wordt ondersteund door het whatsappgesprek tussen [slachtoffer] en verdachte en de verklaringen van getuigen die kort na het feit contact met [slachtoffer] hebben gehad en beschrijven dat zij zeer geëmotioneerd was. Verdachte heeft daarnaast verklaard de deur op slot te hebben gedaan. Bij de rechter-commissaris volgens hem om te voorkomen dat vreemden binnenkomen. Nog daargelaten dat een deur van buitenaf niet geopend kan worden zonder sleutel, verklaart hij ter zitting weer anders over de reden om de deur op slot te doen. Verder is er een NFI rapport waaruit blijkt dat er in [slachtoffer] bloed amfetamine is aangetroffen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3 primair.
Voor feit 1 is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De seks heeft op vrijwillige basis plaatsgevonden. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de ten laste gelegde feitelijkheden ervoor hebben gezorgd dat [slachtoffer] is gedwongen tot de seksuele handelingen. Opzet daarop ontbreekt. Voor seksueel binnendringen is eveneens onvoldoende wettig bewijs, nu dit slechts volgt uit de verklaring van [slachtoffer] . Uit onderzoek van de NFI volgt juist dat geen DNA van verdachte is aangetroffen op de binnenste en buitenste schaamlippen en ook niet diep vaginaal. Over feit 2 is aangevoerd dat verdachte dit feit ontkent en in ieder geval geen opzet heeft gehad op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Over feit 3 is primair aangevoerd dat [slachtoffer] daar wisselend over heeft verklaard. Op het cruciale punt, de dwang, spreekt zij zichzelf tegen. Subsidiair is ten aanzien van dit feit aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van mishandeling, omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van pijn of letsel; ten aanzien van de ten laste gelegde dwang heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Oordeel over feit 1
Zedenzaken kenmerken zich over het algemeen door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de verdachte en degene bij wie de verdachte strafbare seksuele handelingen zou hebben gepleegd. Het is dan ook vaak het woord van de een tegen het woord van de ander. Indien de verdachte ontkent, is er meestal maar één getuige van de seksuele handelingen, namelijk degene bij wie de feiten zouden zijn gepleegd.
In deze zaak verklaren zowel verdachte als [slachtoffer] dat zij hadden afgesproken en dat [slachtoffer] daarvoor naar Amsterdam was afgereisd. Nadat verdachte haar bij metrostation [metrostation] had opgehaald, zijn zij naar zijn woning gegaan. Verdachte en [slachtoffer] verklaren beiden dat daar seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Volgens verdachte vond dit plaats met wederzijdse instemming; volgens [slachtoffer] is dit tegen haar wil gebeurd.
Bewijsminimum in zedenzaken
Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat de rechter niet uitsluitend op de verklaring van één getuige kan aannemen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Niet vereist is echter dat het bedoelde steunbewijs betrekking heeft op alle onderdelen van de tenlastelegging. Ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen geldt dat de feiten en omstandigheden die in een getuigenverklaring (aangifte) worden genoemd, ook voldoende steun kunnen vinden in het overige bewijsmateriaal als dat geen betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen. Er mag evenwel geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaring en dat overige bewijsmateriaal. Het vereiste van voldoende steun wordt wel omschreven als een eis van inhoudelijk verband die er vooral toe strekt dat de rechter in het concrete geval feiten en omstandigheden benoemt die op relevante wijze in verband staan met de inhoud van de verklaring van de getuige.
Beoordeling van feit 1
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] kort na het ten laste gelegde driemaal een verklaring heeft afgelegd. [slachtoffer] heeft meteen na het ten laste gelegde contact gezocht met haar begeleiders en is met de trein van Amsterdam naar [plaats] gereisd. Als zij die nacht in [plaats] uit de trein stapt, wordt zij benaderd door de politie en haar begeleider bij [psychologisch en pedagogisch adviesbureau] , [persoon 1] . [slachtoffer] verklaart ter plaatse dat zij via datingapp [datingapp] had afgesproken met een man genaamd [voornaam verdachte] om wat in Amsterdam te gaan drinken. Zij hadden afgesproken bij metrohalte [metrostation] , waar [voornaam verdachte] haar heeft opgehaald. [slachtoffer] is met [voornaam verdachte] meegegaan naar zijn woning. Daar heeft hij de deur van zijn woning op slot gedraaid en haar gezoend en betast. Dit wilde zij niet.
Kort daarna is [slachtoffer] telefonisch in contact gebracht met de zedenpolitie. Tijdens dit gesprek heeft zij verklaard dat zij op 8 juli 2022 is uit gestapt bij halte [metrostation] . Zij is met [voornaam verdachte] meegegaan naar zijn woning aan [adres 2] in Amsterdam. [voornaam verdachte] deed de deur van de woning op slot. Hij heeft de kleding van [slachtoffer] uitgetrokken. [slachtoffer] verklaart dat zij heeft gezegd dat zij dit niet wilde en wilde weggaan. [voornaam verdachte] lag bovenop [slachtoffer] . Hij heeft een pilletje in haar mond gestopt en daarna gevraagd of zij haar mond wilde openen, om te controleren of zij haar pil had doorgeslikt. [voornaam verdachte] heeft haar ook overal op haar lichaam aangeraakt. Ook heeft hij haar borsten gekust, bij de vagina gevoeld en zijn vingers naar binnen gebracht. Dit wilde zij niet.
Diezelfde nacht heeft een informatief gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op 8 juli 2022 in Amsterdam had afgesproken met [voornaam verdachte] om wat te gaan drinken en daarna naar een nachtclub te gaan. Zij is afgereisd naar Amsterdam en kwam rond 21.45 uur aan. [voornaam verdachte] stelde voor om naar zijn woning te gaan. Dit voelde niet goed, maar zij is toch meegelopen. [voornaam verdachte] woont op het adres [adres 2] in Amsterdam. Eenmaal in de woning aangekomen, deed hij de deur meteen op slot. In eerste instantie liet hij de sleutel in de deur zitten, maar later zag [slachtoffer] dat de sleutels er niet meer in zaten. [voornaam verdachte] heeft de kleding van [slachtoffer] uitgetrokken en begon haar op een gegeven moment te zoenen. [slachtoffer] wilde dit niet en bevroor. Vervolgens heeft hij haar kleding uitgedaan en haar op allerlei plekken aangeraakt. Verder heeft hij haar in haar nek, op haar mond en op haar borsten gezoend. Ook heeft hij haar gebeft en gevingerd, waarbij hij met zijn vingers in haar vagina is gegaan. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij een pilletje moest innemen terwijl zij dit niet wilde. [voornaam verdachte] heeft vervolgens gecontroleerd of zij het pilletje had doorgeslikt. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat zij tegen [voornaam verdachte] heeft gezegd dat zij weg wilde; daarop zei hij dat zij moest blijven en dat ze over een halfuur zouden gaan. Uiteindelijk heeft [slachtoffer] voorgesteld om een rondje te lopen. Toen ze eenmaal buiten waren is zij weggerend, waarna zij een begeleider bij [psychologisch en pedagogisch adviesbureau] , [persoon 2] , heeft gebeld.
De begeleider van [slachtoffer] , [persoon 2] , is later door de politie gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat zij de betreffende avond werd gebeld door [slachtoffer] en direct hoorde dat zij in paniek was. [slachtoffer] vertelde dat ze in Amsterdam had afgesproken met een jongen die ze kende via datingapp [datingapp] , dat de jongen haar had opgesloten en aangeraakt en dat ze iets, vermoedelijk een pil, tegen haar wil had ingenomen. Tijdens het telefoongesprek met getuige [persoon 2] huilde [slachtoffer] en was ze aan het hyperventileren.
[slachtoffer] is kort na het ten laste gelegde opgehaald op Centraal station [plaats] door een andere begeleider, [persoon 1] . Ook [persoon 1] is later de politie gehoord als getuige. [persoon 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] paniekerig was toen zij op het station aankwam en aan het hyperventileren was. Ook die nacht en nog lang daarna is [slachtoffer] paniekerig geweest. [persoon 1] heeft verklaard dat zij van [slachtoffer] heeft gehoord dat zij een date had en dat de jongen – eenmaal in de woning aangekomen – de deur op slot heeft gedaan, haar wilde aanraken en dingen wilde doen die [slachtoffer] niet wilde. De jongen is in ieder geval met zijn handen bij de vagina van [slachtoffer] geweest. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat de jongen iets in haar drinken heeft gedaan en dat zij dit moest opdrinken. Dit was ‘een hele pil van iets’. [slachtoffer] wilde dit niet, maar heeft dit uiteindelijk wel gedaan.
Op 9 juli 2022 wordt bloed afgenomen bij [slachtoffer] . Het bloed wordt onderzocht en daaruit volgt dat de aanwezigheid van amfetamine is aangetoond.
Tussen [slachtoffer] en verdachte zijn via Whatsapp berichten uitgewisseld. [slachtoffer] heeft deze berichten beschikbaar gesteld aan de politie. Uit de berichten die zijn uitgewisseld volgt dat verdachte voorstelt om af te spreken bij metrohalte [metrostation] in Amsterdam. [slachtoffer] vraagt vervolgens meermalen of het mogelijk is om in [plaats] af te spreken. De eerste keer antwoordt verdachte dat dit niet kan, maar dat hij een leuke plek in Amsterdam kent waar zij kunnen afspreken in de buurt van metrohalte [metrostation] . Verdachte vraagt vervolgens aan [slachtoffer] of zij al weet welke jurk ze zal aantrekken en dat ze bonuspunten krijgt als zij een rok of jurk aantrekt. Als [slachtoffer] vervolgens vraagt of het goed is als zij alleen wat gaan drinken in een café, antwoordt verdachte bevestigend. Kennelijk na afloop van de date vraagt verdachte aan [slachtoffer] of zij zijn nummer kan verwijderen uit haar contactenlijst. Ook vraagt hij haar het Whatsapp gesprek te verwijderen.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat, toen hij met [slachtoffer] in de woning was, het gesprek aanvankelijk niet soepel verliep. Hij heeft een naar zijn zeggen ‘goedlopend techniekje’ ontwikkeld dat hij vervolgens heeft toegepast. Hij heeft de hand van [slachtoffer] vastgepakt en daarna hebben zij even gepraat. Op een gegeven moment heeft [slachtoffer] haar kleding uitgetrokken. Volgens verdachte was [slachtoffer] erg geïnteresseerd in hem en is zij ingegaan op zijn voorstel om naar de slaapkamer te gaan; zij gaf hem een ‘ja’-signaal. Tegelijkertijd heeft verdachte verklaard dat hij in de woonkamer wilde blijven om nog even te praten. Over het dwingen tot het innemen van een pil heeft verdachte verklaard dat hij zijn medicatie innam en dat [slachtoffer] hem op dat moment ook om een pil vroeg. Verdachte ontkent haar te hebben gedwongen een pil in te nemen. Over het afsluiten van zijn deur verklaart hij wisselend. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte hierover verklaard dat hij niet wil dat vreemden bij hem kunnen binnenkomen. Op zitting heeft verdachte echter verklaard dat hij uit gewoonte zijn sleutels in het slot laat, zodat hij ze niet kwijtraakt. Daarnaast verklaart hij dat hij de deur nooit afsluit als hij met iemand in huis is en dat dat ook nu het geval was. Op de vraag waarom de sleutels zich volgens [slachtoffer] in tweede instantie niet meer in de deur bevonden antwoordt verdachte eerst dat hij dit niet weet en vervolgens dat de sleutels dan in zijn zak moeten hebben gezeten.
Op basis van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. De verklaringen van [slachtoffer] zijn direct afgelegd en consistent en vinden ondersteuning in andere bewijsmiddelen. De begeleiders van [slachtoffer] hebben haar kort na het ten laste gelegde aan de telefoon gesproken en gezien. Zij verklaren beiden dat [slachtoffer] in paniek was en hyperventileerde. Ook heeft bloedonderzoek uitgewezen dat in haar bloed amfetamine is aangetroffen. Deze omstandigheden sluiten aan op wat [slachtoffer] heeft verklaard over het ten laste gelegde. Daartegenover heeft verdachte een warrige en wisselende verklaring afgelegd. Zijn verklaring vindt geen steun in het overige bewijs. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring die [slachtoffer] over de situatie heeft afgelegd.
Gelet op de gehele gang van zaken, zoals hiervoor is omschreven, is de rechtbank van oordeel dat het kennelijk de bedoeling van verdachte is geweest om af te spreken zodat hij seks kon hebben met [slachtoffer] . Uit de berichten die voorafgaand aan de afspraak zijn uitgewisseld maakt de rechtbank op dat het de bedoeling van verdachte is geweest [slachtoffer] naar zijn woning te krijgen. Verdachte persisteerde bij het afspreken bij metrohalte [metrostation] en stuurde haar berichten over de kleding die zij zou aantrekken naar de date. Ook stuurde hij tweemaal het bericht “
I know an awesome place you're going to love”. Op zitting heeft verdachte verklaard dat dit een standaardzin is die hij stuurde en dat de
awesome placezijn huis was. In de woning heeft hij een gesprekstechniek toegepast naar eigen zeggen opgedaan door begeleiding van date- en/of sekscoaches. Anders dan verdachte hierover heeft verklaard ziet de rechtbank dit niet als een middel om vriendschap te sluiten, maar als middel om tot seks te komen.
Door na de aankomst in zijn woning de deur op slot te doen, de kleding van [slachtoffer] uit te trekken en haar daarna te betasten heeft verdachte haar gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen die daarna hebben plaatsgevonden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij bevroor en heeft aangegeven dat zij het niet wilde en dat verdachte toch doorging. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat verdachte haar heeft gezoend, in de nek en op de borsten. Ook heeft hij haar gebeft en is hij met zijn vingers in haar vagina geweest. Deze laatste handelingen vallen onder seksueel binnendringen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting.
3.3.2
Oordeel over feit 2
De rechtbank heeft hierboven al overwogen dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over het afsluiten van zijn woning. Daarnaast is onder de bespreking van feit 1 overwogen dat de rechtbank uitgaat van de verklaring van [slachtoffer] en dat haar verklaring wordt ondersteund door ander bewijs. [slachtoffer] heeft drie verklaringen afgelegd over het ten laste gelegde. Daarin heeft zij telkens verklaard dat [voornaam verdachte] de deur van zijn woning op slot heeft gedaan. [slachtoffer] heeft bovendien verklaard dat zij [voornaam verdachte] heeft gezegd dat zij weg wilde gaan, waarop hij antwoordde dat zij over een halfuur zouden vertrekken. Dit laatste sluit aan op de verklaring die verdachte bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Door op deze manier te handelen heeft verdachte willens en wetens de kans aanvaard dat hij daarmee [slachtoffer] weerhield van weggaan en zich dus schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Met andere woorden: er is sprake van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en beroofd houden van [slachtoffer] .
3.3.3
Oordeel over feit 3
[slachtoffer] heeft drie verklaringen afgelegd over het ten laste gelegde. Daarin heeft zij telkens verklaard dat zij van verdachte een pil moest innemen. Ook heeft zij verklaard dat hij daarna heeft gecontroleerd of zij de pil daadwerkelijk had ingeslikt. Het bloed van [slachtoffer] is onderzocht en daaruit volgt dat de aanwezigheid van amfetamine is aangetoond. Daarmee wordt haar verklaring ondersteund.
De vraag is of dit een strafbaar feit oplevert en zo ja, als welk strafbaar feit dit kan worden gekwalificeerd.
Primair is dit ten laste gelegd als mishandeling. Voor mishandeling is vereist dat sprake is van pijn en/of letsel. Uit het dossier volgt niet dat [slachtoffer] pijn of letsel heeft ondervonden als gevolg van het innemen van de pil. Zij heeft juist verklaard dat zij hierna geen effect opmerkte. De rechtbank is van oordeel dat daarom niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als dwang. De rechtbank overweegt dat in de gegeven omstandigheden de bovengenoemde handelingen hebben veroorzaakt dat [slachtoffer] de pil heeft ingenomen. Daarmee is sprake geweest van dwang. Het subsidiair ten laste gelegde kan daarmee worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 primair:
op 8 juli 2022 te Amsterdam [slachtoffer] , door een andere feitelijkheid, te weten het op slot doen van de deur van de woning gelegen aan [adres 2] en het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer] en het (zonder toestemming) betasten van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer] en
- het zoenen in de nek en het zoenen van de borsten van die [slachtoffer] en
- het oraal binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] en
- het met zijn vingers binnendringen van de vagina van die [slachtoffer];
ten aanzien van feit 2:
op 8 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door na binnenkomst in de woning gelegen aan [adres 2] de deur van die woning op slot te doen en daarna de sleutel van de deur weg te halen;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
op 8 juli 2022 te Amsterdam een ander, te weten [slachtoffer] , door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten een pil met amfetamine, zijnde een verdovende en/of schadelijke stof, in te nemen en te controleren of die [slachtoffer] de pil daadwerkelijk had doorgeslikt.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

6.1
Advies van de deskundigen
De deskundigen B. Fokkink, arts in opleiding tot specialist (psychiatrie), heeft onder supervisie van psychiater S.C.J. Frehe, verdachte onderzocht. Dit geldt eveneens voor R.A. Sterk, psycholoog. Naar aanleiding daarvan hebben beide deskundigen een rapport uitgebracht.
Samenvattend komen de deskundigen tot de conclusie dat verdachte lijdt aan schizofrenie, een autismespectrumstoornis en misbruik van dexamfetamine. Daarnaast wordt in het psychiatrisch rapport een alcoholstoornis vastgesteld. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het gedrag van verdachte werd ten tijde van het bewezen verklaarde rechtstreeks en vrijwel volledig bepaald door de beperkingen voortkomend uit de vastgestelde stoornissen. Daarvan kan worden gesteld dat er in ieder geval sprake is van een zeer significant doorwerken en waarschijnlijk een volledige doorwerking in het bewezen verklaarde. Als gevolg van de geconstateerde problematiek lijkt verdachte in het geheel niet in staat geweest om zijn wil in vrijheid te kunnen bepalen. Geadviseerd wordt om het bewezen verklaarde in het geheel niet toe te rekenen.
6.2
Standpunten
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt dat het bewezen verklaarde, in overeenstemming met de over hem uitgebrachte rapporten, niet aan verdachte kan worden toegerekend. Hij dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en neemt deze op dit punt over. De rechtbank is op grond van de rapporten van oordeel dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd als gevolg van de bij hem vastgestelde schizofrenie en een autismespectrumstoornis, zodat de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Verdachte is daarom niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering van de maatregel

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 en 3 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot oplegging van de maatregel tbs met dwangverpleging. Daarnaast is gevorderd dat de maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. Daartoe is aangevoerd dat tbs met dwangverpleging een contraproductieve werking zal hebben op het herstel van verdachte, zo volgt uit de rapporten van de deskundigen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen afdoening van de zaak is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft [slachtoffer] voor een date meegenomen naar zijn woning. Hij heeft de deur van zijn woning op slot gedaan, heeft [slachtoffer] uitgekleed en haar betast. Daarmee heeft hij haar gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen die hij vervolgens heeft verricht. Dit levert verkrachting op. Een verkrachting betekent per definitie een ernstige, grove aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In zijn algemeenheid is verkrachting een schokkende, ingrijpende en beangstigde gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en/of emotionele gevolgen voor het slachtoffer heeft. Dat die gevolgen ook daadwerkelijk zijn ingetreden volgt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] , die op zitting is voorgelezen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] . Verdachte heeft de woning op slot gedaan en er daarmee voor gezorgd dat [slachtoffer] niet vrij was om de woning te verlaten. Toen [slachtoffer] tegen verdachte zei dat zij weg wilde, heeft verdachte daar geen gehoor aan gegeven en heeft [slachtoffer] nog geruime tijd tegen haar zin in de woning moeten blijven. Dat aan de situatie uiteindelijk een einde is gekomen, ligt niet aan verdachte, maar komt doordat [slachtoffer] voorstelde om samen naar buiten te gaan voor een wandeling, waarna zij is weggerend.
Tot slot heeft hij [slachtoffer] gedwongen een pil amfetamine in te nemen. Hiermee heeft hij eveneens een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
Persoon van de verdachte
Psychische stoornis
Zoals hiervoor onder 6 overwogen blijkt uit de rapporten van de deskundigen dat verdachte lijdt aan schizofrenie en een autismespectrumstoornis en dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Risico taxatie
Over het risico op recidive rapporteert de psychiater – zakelijk weergegeven – onder meer dat bij het uitblijven van adequate behandeling het risico op delicten, waaronder gewelds- en zedendelicten, wordt ingeschat op hoog tot zeer hoog. De psycholoog schat deze kans in als hoog.
Interventieadvies
Over het interventieadvies rapporteert de psychiater – zakelijk weergegeven – onder meer dat het functioneren van verdachte in het heden en verleden moet worden gezien in het kader van de twee ernstige stoornissen die met elkaar verweven zijn en elkaar voortdurend beïnvloeden. Gezien het huidige toestandsbeeld is van belang dat als eerste stap de psychotische belevingen/wanen worden behandeld door middel van antipsychotica in een adequate dosering. Dit zal voor langere periode, en mogelijk zelfs levenslang, nodig zijn. Na de stabilisatie op medicatie is verdachte erbij gebaat om in een stabiele, veilige woonsetting te verblijven en te beschikken over een zinvolle, passende dagbesteding. Ook is verdachte erbij gebaat zijn ziekte-inzicht te vergroten. In het rapport is geadviseerd de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, aangevuld met een zorgmachtiging voor een farmacologische dwangbehandeling. In het rapport wordt omschreven dat de tbs-maatregel met dwangverpleging niet aangewezen is, omdat dat bij verdachte veel frustratie en weerstand zal oproepen, hetgeen een averechtse werking kan hebben op de behandeling.
De psycholoog heeft in zijn rapport – zakelijk weergegeven – gesteld dat in de aanvang een klinische behandeltraject is aangewezen, waarbij expertise is van de problematiek die bij verdachte speelt. Naast medicamenteuze interventies zou ook psychoeducatie en gedragstherapie geboden moeten worden. Een verhoogd beveiligingsniveau is niet nodig, mits er voldoende expertise van de complexe psychische problematiek aanwezig is. In tweede instantie zou verdachte begeleid kunnen worden naar een beschermde woonvorm, waarbij eveneens expertise voor de geconstateerde psychische problematiek dient te zijn. Hierbij zal de nadruk liggen op de autismespectrumstoornis, omdat deze van grote invloed is op het niveau van zijn sociaal functioneren. Ook de psycholoog adviseert de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden in combinatie met een zorgmachtiging voor de dwangmedicatie.
Uit het rapport van de reclassering van 10 oktober 2023 volgt dat de verwachting is dat verdachte zich niet langdurig kan conformeren aan bijzondere voorwaarden. Daarom wordt negatief geadviseerd ten aanzien van de uitvoerbaarheid van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Op de zitting hebben de psychiater S.C.J. Frehe en psycholoog R.A. Sterk het uitgebrachte advies bijgesteld. Uit informatie afkomstig uit het PPC, waar verdachte op dit moment verblijft, volgt dat hij ervoor heeft gekozen om geen mediatie in te nemen. Medicatie is echter een noodzakelijk onderdeel van de behandeling. De eerdere overweging om geen tbs met dwangverpleging te adviseren, namelijk omdat dit een averechtse werking kan hebben op de behandeling, is daarmee achterhaald nu is gebleken dat verdachte niet te motiveren is tot medicatie inname. De deskundigen menen thans dat een tbs-maatregel met voorwaarden in combinatie met een zorgmachtiging onvoldoende kader biedt om het recidivegevaar tegen te gaan. Bij deze stand van zaken wordt geadviseerd een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank constateert dat verdachte al een lange tijd zorgelijk gedrag vertoont. De politie heeft een proces-verbaal opgemaakt waarin melding wordt gemaakt van een grote hoeveelheid mutaties die dateren van 2013 tot en met juli 2022. Verdachte kent ook een lange geschiedenis in de geestelijke gezondheidszorg. Van oktober 2020 tot en met januari 2021 heeft een klinische opname plaatsgevonden in het kader van een zorgmachtiging. Vanuit de [GGD] is hij betrokken bij de Gemeentelijke aanpak PPPG: psychiatrische patiënten, potentieel gevaarlijk. Deze interventies hebben tot nu toe nog niet het gewenste resultaat gehad.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de tbs-maatregel met voorwaarden ontoereikend is vanwege het gebrek aan ziekte inzicht bij verdachte en de beoordeling dat een strenger (dwang)kader nodig zal zijn, in ieder geval voor het innemen van medicatie. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat ook op dit moment in het PPC problemen zijn ontstaan met betrekking tot de medicatie inname. De rechtbank ziet de terbeschikkingstelling met dwangverpleging als enig toereikend middel en zal dit gelasten.
De rechtbank overweegt dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de terbeschikkingstelling, te weten: bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op de gepleegde misdrijven, te weten verkrachting (feit 1 primair) en wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2) is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. En tot slot eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die maatregel.
De rechtbank overweegt dat de terbeschikkingstelling niet in duur is beperkt, nu deze onder meer wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verkrachting.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet ook aanleiding om naast de tbs-maatregel aan verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.

8.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert €418,12 aan vergoeding van materiële schade en €7.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie en de raadsman stellen zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, voor zover het de materiële schade betreft. Volgens de raadsman is de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk ten aanzien van de immateriële schade. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat de immateriële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.000,-.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer] ontvankelijk is in haar vordering. Op grond van de ernst van het bewezen verklaarde, de namens de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, matigt de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op €1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 8 juli 2022. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat de benadeelde partij de gevorderde reiskosten heeft gemaakt als gevolg van het bewezen verklaarde. Bij het bepalen van de hoogte van de reiskosten is aangesloten bij artikel 11, eerste lid onder d van het Besluit tarieven in strafzaken (hierna: het Besluit), dat uitgaat van een bedrag van € 0,28 per kilometer. De rechtbank is van oordeel dat de gemaakte reiskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Anders dan is aangevoerd namens de benadeelde partij en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet valt onder de personen genoemd onder artikel 11, eerste lid onder d van het Besluit. Wel komt zij in aanmerking voor de standaardvergoeding van € 0,19 per kilometer. Dit betekent dat een bedrag van € 15,69 wordt toegewezen; voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Het kan worden vastgesteld dat de ondergoed van de benadeelde partij in beslag is genomen in het kader van het opsporingsonderzoek; zij heeft dit niet teruggekregen. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij daardoor schade heeft geleden en dat die schade in rechtstreeks verband staat met het bewezen verklaarde. De gevorderde schade wordt dan ook toegewezen.
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van de post zorgkosten niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit bedrag ziet op toekomstige kosten en betreft daarmee geen door de benadeelde partij geleden schade. Een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde kan daarmee niet worden vastgesteld.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.525,69,-. Gelet op de zeer beperkte financiële draagklacht van verdachte, in verband met de huidige detentie en de opgelegde tbs-maatregel, zal de rechtbank bepalen dat bij niet-betaling maximaal 1 (één) dag gijzeling kan worden bevolen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, primair:
verkrachting;
feit 2:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3, subsidiair:
een ander door enige andere feitelijkheid gericht hetzij tegen die ander wederrechtelijk dwingt iets te doen.
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaathem
van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2:
Gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van €1.525,69 (duizend vijfhonderdvijfentwintig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 1.500,- (duizendvijfhonderd euro) immateriële schade en € 25,69 (vijfentwintig euro en negenenzestig cent) materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 juli 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat €1.525,69 (duizend vijfhonderdvijfentwintig euro en negenenzestig cent), bestaande uit € 1.500,- (duizendvijfhonderd euro) immateriële schade en € 25,69 (vijfentwintig euro en negenenzestig cent) materiële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 december 2023.
[…]