ECLI:NL:RBAMS:2023:7966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
13-200573-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vleesvork tijdens ruzie

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 10 augustus 2023 tijdens een ruzie met de zoon van zijn toenmalige partner een vleesvork gepakt en deze in de borst van het slachtoffer gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor een klaplong opgelopen, die behandeld moest worden met een drain. De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte zozeer gericht was op de dood van het slachtoffer dat hij de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De verdediging voerde aan dat er sprake was van psychische overmacht, maar de rechtbank vond hiervoor geen steun in het dossier. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, wat lager is dan de door de officier van justitie geëiste straf van 38 maanden. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot €3.000,- voor immateriële schade, waarbij de rechtbank rekening hield met omstandigheden die aan de benadeelde partij konden worden toegerekend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/200573-23 (Promis)
Datum uitspraak: 29 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
gedetineerd in [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 15 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat de raadsvrouw, mr. H.S.J. Pleiter, naar voren heeft gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [aangever] en wat zijn advocaat, mr. M. de Klerk, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam op 10 augustus 2023 heeft schuldig gemaakt aan
Primair:poging tot doodslag van [aangever];
Subsidiair:zware mishandeling van [aangever];
Meer subsidiair:poging tot zware mishandeling van [aangever].
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in deze tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde poging doodslag heeft begaan door met een vleesvork met kracht in de borst en de arm van aangever [aangever] te steken. De officier van justitie baseert deze bewezenverklaring op de verklaring van verdachte, de aangifte, de letselverklaring van 25 augustus 2023 en het forensisch onderzoek.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever [aangever]. De raadsvrouw noemt als contra-indicaties voor het opzet bij verdachte dat de steek-en snijwonden oppervlakkig en klein zijn, dat verdachte heeft verklaard aangever niet te willen doden, dat verdachte is gestopt met steken en dat verdachte voorafgaand en na het incident de politie heeft gebeld om te voorkomen dat de situatie verder uit de hand liep.
Wat betreft de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het bij aangever vastgestelde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Tijdens een verhitte ruzie heeft verdachte een vleesvork gepakt en aangever daarmee in zijn borst gestoken. Verdachte moet gelet op de aard van het letsel met een zekere mate van kracht hebben gestoken en de vleesvork hebben doorgedrukt. Een klaplong ontstaat immers niet als slechts oppervlakkig met een scherp voorwerp wordt geprikt. De door de raadsvrouw genoemde contra-indicatie dat de steekwond klein is, doet niet af aan de interne (en niet oppervlakkige) aard van het letsel. Ook het gegeven dat verdachte de politie heeft gebeld levert geen contra-indicatie op voor het aannemen van het voorwaardelijk opzet van verdachte op de dood van het slachtoffer. Immers, verdachte heeft pas na het insteken van het vleesvork op de borst van aangever de politie gebeld.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het op deze krachtige wijze steken met een scherp en puntig voorwerp, zoals een vleesvork, in de borststreek de dood ten gevolge kan hebben. In de romp kunnen hierdoor vitale organen of bloedvaten (onherstelbaar) worden beschadigd. Gelet op de door het steken ontstane klaplong bij aangever blijkt dat de vleesvork ook geschikt was om vitale organen (onherstelbaar) te beschadigen.
Het op deze manier handelen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van aangever dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De door de raadsvrouw genoemde contra-indicaties doen er niet aan af dat verdachte op het moment van het steken (voorwaardelijk) opzet had op de dood van aangever.
Uit het dossier blijkt dat aangever letsel had aan zijn arm en been. De rechtbank acht dit letsel niet zodanig dat dat heeft bijgedragen aan de mogelijkheid tot het overlijden van aangever. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden, bewezen dat verdachte:
op 10 augustus 2023 in Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht met een vleesvork in de borststreek van voornoemde [aangever] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht ten tijde van het ten laste gelegde feit, waardoor verdachte niet strafbaar is voor zijn handelen en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Uit het getuigschrift van de begeleider [begeleider] van [instelling] blijkt dat verdachte en zijn ex-partner gedurende een lange periode zijn getergd door aangever en zijn vriendin. Voorafgaand aan het voorval waren aangever en zijn vriendin opnieuw het huis van verdachte en zijn ex-partner binnengedrongen en weigerden zij te vertrekken. Verdachte heeft toen tevergeefs de politie gebeld om hen het huis uit te zetten. Vervolgens heeft aangever een stofzuiger naar de ex-partner van verdachte gegooid. De verdediging stelt dat verdachte door deze opeenstapeling van gebeurtenissen is overvallen door een zodanig gevoel van machteloosheid dat hij daartegen geen weerstand kon en hoefde bieden en aangever heeft gestoken.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat psychische overmacht niet aannemelijk is geworden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Van belang is dat bij verdachte sprake is van een hevige gemoedsbeweging waardoor hij op het moment van het begaan van het feit geestelijk in een zodanige toestand verkeert, dat van hem in de omstandigheden van het geval, mede gelet op eventuele zorgwekkende gebeurtenissen die aan het gepleegde feit vooraf zijn gegaan, in redelijkheid niet kon worden verwacht dat hij hiertegen weerstand bood en het gepleegde feit naliet. Een ernstige stresssituatie, zoals paniek of (doods)angst, kan daarbij relevant zijn.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een dergelijke situatie.
Verdachte heeft verklaard dat de vleesvork waarmee hij aangever heeft gestoken al enige tijd naast zijn bed lag. Naar eigen zeggen heeft hij deze vleesvork daar neergelegd omdat er al ‘weken iets broeide’ tussen verdachte en zijn (toenmalige)partner [partner], zijnde de moeder van aangever, enerzijds en aangever en zijn vriendin anderzijds. Verdachte was bang voor aangever en wilde niet dat hij en zijn vriendin in het huis van verdachte en de moeder van aangever kwamen. Dat dit mogelijk een lastige situatie is geweest voor verdachte maakt niet dat verdachte niet anders had kunnen en moeten handelen. Uit het verhandelde ter zitting en in het dossier is geen steun te vinden voor het verweer van de raadsvrouw dat bij verdachte sprake was van psychische overmacht. De door de begeleider van [partner] overgelegde verklaring maakt dat niet anders.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achtendertig maanden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank toch tot het oordeel komt dat sprake is van een strafbare dader, heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met straffen die in door de raadsvrouw aangehaalde uitspraken zijn opgelegd. Als bijzondere voorwaarde kan een contactverbod met aangever worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van de zoon van zijn toenmalige partner, aangever [aangever]. Tijdens een ruzie heeft verdachte een vleesvork gepakt en daarmee in de borst van [aangever] gestoken. Aangever heeft daaraan een klaplong overgehouden, die met een drain moest worden behandeld. Gelukkig heeft aangever geen ernstiger letsel aan het handelen van verdachte overgehouden. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en een bedreigende en angstige situatie gecreëerd voor aangever en voor de anderen in de woning.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 24 oktober 2023 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar meermaals is veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 18 oktober 2023 en de aanvulling op dit rapport per e-mail van 23 oktober 2023. Uit dit rapport blijkt dat de kans op recidive gemiddeld-hoog en de kans op letsel hoog is. Er bestaat een delictpatroon van geweldsdelicten. Bij verdachte is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, harddrugsgebruik, een licht verstandelijke beperking en instabiliteit op het gebied van huisvesting. Hoewel het delictgedrag qua frequentie lijkt af te nemen, is de combinatie van deze factoren risicovol. Gelet op de levensloop, de leeftijd en de problemen op diverse leefgebieden zijn geen grote veranderingen meer te verwachten op het gebied van gedrag. Verdachte is ambivalent ten aanzien van professionele ondersteuning. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, een contactverbod met aangever en een middelencontrole (harddrugs). De reclassering vermeldt daarbij dat zij twijfels hebben over de haalbaarheid van dit advies, gelet op de complexiteit en de duur van de problematiek in combinatie met de ambivalentie van verdachte ten aanzien van een justitieel kader. Indien verdachte een gevangenisstraf van langer dan een jaar opgelegd krijgt, kan hij in aanmerking komen voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling. In dat geval kan er ook binnen detentie gekeken worden naar een passend re-integratie traject.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van een schrijven van [begeleider], werkzaam bij [instelling] van 10 oktober 2023.
Strafmaat
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan geëist door de officier van justitie. Weliswaar heeft de rechtbank poging doodslag bewezen, maar het letsel kon vrij eenvoudig in het ziekenhuis worden behandeld en naar verwachting zal aangever van het letsel geen blijvende schade overhouden. Daarnaast is aangever die dag naar de woning van zijn moeder gegaan, terwijl hij wist, dan wel moest weten dat verdachte daar verbleef en er blijkbaar sprake was van een slechte verhouding tussen aangever en verdachte. Tenslotte heeft aangever een voorwerp in de richting van verdachtes toenmalige partner gegooid, waarop verdachte met de vleesvork aangever heeft gestoken. Dit alles maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden acht.

8.Beslag

Volgens het procesdossier zijn een betonschaar (6386332), een mes (6384066) en een vleesvork (6381465) in beslag genomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank zal op grond van artikel 353 Wetboek van Strafvordering de bewaring van de betonschaar ten behoeve van de rechthebbende gelasten, omdat op dit moment geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De vleesvork wordt onttrokken aan het verkeer omdat met behulp van de vleesvork het bewezen geachte is begaan. Ook het mes wordt onttrokken aan het verkeer, omdat dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf en het mes kan dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf. Bovendien is het ongecontroleerde bezit van beide voorwerpen in strijd met het algemeen belang.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij [aangever] vordert € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot vergoeding van de immateriële schade volledig toe te wijzen. Zij heeft verzocht het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht primair de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair verzoekt de verdediging bij het bepalen van de hoogte van het toe te wijzen bedrag vanwege eigen schuld in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek rekening te houden met de gedragingen van de benadeelde partij.
De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding gedeeltelijk toewijzen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij door het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. De benadeelde partij heeft aan het bewezenverklaarde een klaplong overgehouden, die door medische ingrijpen met een drain moest worden behandeld.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag matigen, omdat de schade mede een gevolg is van omstandigheden die aan de benadeelde partij kunnen worden toegerekend. Uit het getuigschrift van [begeleider] blijkt dat de benadeelde partij al langere tijd verdachte en zijn ex-partner lastig viel. Bovendien blijkt uit het dossier dat de benadeelde partij voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit een stofzuiger(slang) heeft omgegooid en/of een stofzuiger(slang) naar de ex-partner van verdachte heeft gegooid.
Op grond van deze omstandigheden en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, stelt de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het meer gevorderde wijst de rechtbank af.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [aangever] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de eventueel op grond van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op 40 dagen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende:
- een betonschaar met goednummer 6386332.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • een mes met goednummer 6384066; en
  • een vleesvork met goednummer 6381465.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.000,-(drieduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[aangever]voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[aangever]aan de Staat
€ 3.000,-(drieduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M. Samadi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2023.
[…]
[…]