ECLI:NL:RBAMS:2023:7965

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
13-138362-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling op Bijlmerstation door verdachte met lichtverstandelijke beperking

Op 5 mei 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een onbekend gebleven slachtoffer op het Bijlmerstation in Amsterdam. Samen met andere jongeren heeft de verdachte het slachtoffer in elkaar geslagen en getrapt. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de geweldshandelingen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt, waardoor de verdachte van poging tot doodslag wordt vrijgesproken. Echter, de rechtbank acht het medeplegen van de poging tot zware mishandeling wel bewezen, aangezien de verdachte het slachtoffer heeft vastgehouden, geslagen en getrapt. De verdachte vertoont kenmerken van een lichtverstandelijke beperking, wat invloed heeft op zijn gedrag en de inschatting van risico's. De rechtbank volgt het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, wat in het belang is van de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte en de kans op herhaling moet verminderen. De rechtbank legt een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelt bijzondere voorwaarden op zoals reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/138362-23
Datum uitspraak: 15 november 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. I.J.G. van Raab van Canstein naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 5 mei 2023 in Amsterdam samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan
Primair:poging doodslag althans poging zware mishandeling van een onbekend gebleven slachtoffer;
Subsidiair:openlijke geweldpleging tegen een onbekend gebleven slachtoffer.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert om verdachte voor de poging tot doodslag vrij te spreken, omdat dit feit niet kan worden bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat het geweld, bestaande uit het slaan en het schoppen, dusdanig was dat er een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bestond.
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de poging tot zware mishandeling. Zij verzoekt verdachte daarbij partieel vrij te spreken van het duwen van het slachtoffer op het spoor. Naar de mening van officier van justitie kon hij daar geen rekening mee houden op het moment dat verdachte begon met de vechtpartij.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde, de poging tot doodslag en de poging tot zware mishandeling, niet kan worden bewezen en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. De verdediging stelt dat verdachte zelf niet heeft getrokken aan de benen van het slachtoffer, noch het slachtoffer op het spoor heeft geduwd of stenen in zijn richting heeft gegooid. Verdachte heeft hiertoe ook niet nauw en bewust samengewerkt met anderen, waardoor verdachte niet via medeplegen voor deze handelingen verantwoordelijk kan worden gehouden. Voorts kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de overgebleven geweldshandelingen, het slaan en schoppen, een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer hebben veroorzaakt.
De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan worden bewezen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging tot doodslag
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat door de bewezenverklaarde geweldshandelingen, bestaande uit het vasthouden, het slaan en het schoppen van het slachtoffer, een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is ontstaan. De rechtbank zal verdachte van de poging tot doodslag vrijspreken.
Bewezenverklaring poging zware mishandeling
De rechtbank acht, met de officier van justitie, het medeplegen van de poging tot zware mishandeling bewezen. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen volgen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. De rechtbank overweegt over het bewijs het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de op zitting getoonde camerabeelden van het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf, de Snapchatvideo, het proces-verbaal ter identificatie van verdachte van 30 mei 2023 en de verklaring van verdachte ter zitting vast dat verdachte het slachtoffer heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden, dat hij het slachtoffer onderuit heeft getrapt, waardoor hij ten val is gekomen en dat hij het slachtoffer meerdere keren tegen zijn lichaam heeft geslagen en getrapt. De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte dit geweld samen met anderen heeft uitgevoerd en daartoe nauw en bewust met hen heeft samengewerkt. Ten aanzien van de genoemde handelingen is derhalve sprake van medeplegen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer bij de benen/voeten heeft vastgepakt en over de grond heeft gesleept, dat hij het slachtoffer op het spoor heeft geduwd en dat hij stenen in de richting van voornoemd slachtoffer heeft geduwd. De rechtbank stelt vast dat verdachte al was weggelopen toen deze handelingen door anderen zijn gepleegd. Evenmin blijkt dat verdachte op een andere manier betrokken is geweest bij de uitvoering van deze handelingen, dan wel dat hij wetenschap had dat deze handelingen zouden gaan plaatsvinden. Verdachte heeft bij deze handelingen niet nauw en bewust samengewerkt met anderen. Ten aanzien van deze handelingen is daarom geen sprake van medeplegen, waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte deze handelingen heeft begaan. Verdachte wordt van deze handelingen vrijgesproken.
Uit het dossier volgt dat verdachte het slachtoffer onderuit heeft getrapt waardoor het slachtoffer op de grond is gevallen en dat verdachte samen met anderen het slachtoffer meermaals geslagen en geschopt heeft, ook toen het slachtoffer op de grond lag en zich niet kon verweren. Verdachte en de medeverdachten hebben het slachtoffer met geschoeide voet geschopt. De rechtbank kan niet vaststellen welke delen van het lichaam van het slachtoffer precies zijn geraakt. Wel blijkt uit de Snapchatvideo en de camerabeelden van het GVB dat enkele slagen en schoppen van verdachte en zijn medeverdachten richting het hoofd van het slachtoffer waren. Gelet op de verklaring van getuige [getuige] dat het slachtoffer verwondingen aan zijn gezicht had en naar zijn hoofd wees en gelet op het uitgeoefende geweld zoals te zien is op de genoemde camerabeelden acht de rechtbank het aannemelijk dat de geweldshandelingen ook richting het hoofd van het slachtoffer zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat door zo te handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer is ontstaan. Door met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam te schoppen en door te slaan, kan zwaar lichamelijk letsel ontstaan. Immers kunnen vitale organen of bloedvaten worden beschadigd en in de ledematen spieren en pezen. Het op deze manier handelen van verdachte is bovendien naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 5 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een slachtoffer, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
- voornoemd slachtoffer heeft vastgepakt en/of vastgehouden en
- voornoemd slachtoffer onderuit heeft getrapt, waardoor hij ten val is gekomen en
- met de arm krachtige slaande bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en het lichaam van voornoemd slachtoffer en
- met het been krachtige trappende/stampende bewegingen heeft gemaakt tegen het lichaam van voornoemd slachtoffer,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht zal worden toegepast.
Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Zij heeft daarnaast gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en bepleit dat een deels voorwaardelijke taakstraf van 40 uur wordt opgelegd en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 5 mei 2023 schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een onbekend gebleven slachtoffer. Verdachte heeft samen met andere jongeren het slachtoffer op het Bijlmerstation in elkaar geslagen en getrapt. Het aandeel van verdachte bestaat onder andere uit het vasthouden, het slaan en het trappen van het slachtoffer. De ervaring leert dat dergelijke feiten een grote impact op slachtoffers hebben, die nog lange tijd de lichamelijke en/of psychische gevolgen kunnen ervaren. Bovendien is een filmpje van dit geweld verspreid via sociale media en is er veel media-aandacht voor dit feit geweest. Binnen de samenleving is geschokt gereageerd op dit buitensporige en zinloze geweld. Dergelijke feiten versterken de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
Toepassing van het jeugdstrafrecht en de persoon van de verdachte
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt kan het jeugdstrafrecht worden toegepast, als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte, of als de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
Bij de vraag of in deze zaak het jeugdstrafrecht moet worden toegepast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 oktober 2023. Ten aanzien van verdachte bestaat een vermoeden van een lichtverstandelijke beperking. Hij lijkt iets kinderlijker gedrag te vertonen dan gezien zijn kalenderleeftijd verwacht wordt, risico’s van zijn eigen handelen beperkt in te kunnen schatten en vertoont impulsief gedrag. Verdachte neemt nog actief deel aan zijn gezin en is sterk ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Gelet op deze omstandigheden vindt de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht het best passend en ziet hiervoor geen contra-indicaties.
Voorts blijkt uit dit rapport dat verdachte werk heeft en een stabiele woonsituatie bij zijn moeder heeft. Het schorsingstoezicht bij [reclassering] en bij [stichting] verloopt goed, verdachte houdt zich aan alle voorwaarden en afspraken. De reclassering ziet geen belemmeringen ten aanzien van de responsiviteit van verdachte. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd van een jaar en als bijzondere voorwaarden een reclasseringstoezicht bij [reclassering] , een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en/of agressie- en emotieregulatie, dagbesteding, begeleiding door ‘ [stichting] ’ en het geven van inzicht in het sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding.
Ook de rechtbank is van oordeel dat het toepassen van het jeugdstrafrecht van belang is voor de verdere persoonlijke ontwikkeling van verdachte, om zodoende de kans op herhaling zoveel mogelijk te voorkomen. Ook de maatschappelijke belangen zijn daar naar het oordeel van de rechtbank mee gediend. De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen en toepassing geven aan het jeugdstrafrecht.
Strafoplegging
De rechtbank zal in strafverzwarende zin meewegen dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. In het voordeel van verdachte wordt meegewogen dat verdachte ter zitting openheid van zaken heeft gegeven en dat hij zijn aandeel in het geweld heeft bekend. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd.
Gelet op het genoemde rapport en op de persoon van verdachte acht de rechtbank het niet passend dat verdachte, die 29 dagen huisarrest heeft gehad, nu weer komt vast te zitten. De rechtbank houdt er rekening mee dat er begeleiding is opgestart en dat het huisarrest goed is verlopen. Verdachte is nog jong en heeft werk, waarmee hij een financiële bijdrage levert aan het huishouden van zijn moeder. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte op zitting meermaals spijt heeft betuigd. De duur van het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie zal gelijk worden gesteld aan het voorarrest. Gelet op de ernst van het feit en als stok achter de deur, vindt de rechtbank een voorwaardelijk deel jeugddetentie passend en geboden.
Tenslotte blijkt uit het strafblad van verdachte van 23 oktober 2023 dat hij niet eerder is veroordeeld.
Alles overwegende acht de rechtbank een straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden, namelijk een jeugddetentie van 120 dagen waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
91 (eenennegentig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt de volgende
bijzondere voorwaarden:
1.
Begeleiding door jeugdreclassering (meldplicht).Veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
2.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en/of agressie- en emotieregulatie (passend bij een lichtverstandelijke beperking). Veroordeelde neemt actief deel aan een gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en/of agressie- en emotieregulatie. Deze gedragsinterventie moet aansluiten op de vermoedelijke lichtverstandelijke beperking van veroordeelde. De jeugdreclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
3.
Dagbesteding.Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een opleiding, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
4.
Meewerken aan begeleiding en/of coaching door [stichting]. Veroordeelde werkt mee aan begeleiding en/of coaching door [stichting] , of een soortgelijke instantie, wanneer en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de instantie.
5.
Inzicht geven in sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding. Veroordeelde geeft inzicht in zijn sociaal netwerk en zijn vrijetijdsbesteding en werkt mee aan het constructief vormgeven van deze leefgebieden ter voorkoming van delictgedrag.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M. Samadi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2023.
[…]