ECLI:NL:RBAMS:2023:7964

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
13-195434-23 en 13-125881-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en verzet tegen opsporingsambtenaren met cocaïnebezit

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, belediging van opsporingsambtenaren en het bezit van cocaïne. De verdachte heeft op 3 augustus 2023 in Amsterdam een horloge, een Apple Watch SE, van de pols van het slachtoffer afgerukt, wat leidde tot een angstige ervaring voor het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zich op 10 april 2023 verzet tegen de aanhouding door twee opsporingsambtenaren en hen beledigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich met geweld heeft verzet en beledigende woorden heeft geuit richting de opsporingsambtenaren. Ondanks dat de verdachte voldeed aan de criteria voor de ISD-maatregel, heeft de rechtbank besloten deze niet op te leggen, maar in plaats daarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden op te leggen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive binnen vijf jaar en het lange strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook het standpunt van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk besloten tot een gevangenisstraf in plaats van de ISD-maatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummers: 13/195434-23 (A) en 13/125881-23 (B)
Datum uitspraak: 29 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres], [woonplaats],
gedetineerd in [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 15 november 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A (13/195434-23) en zaak B (13/125881-23) aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.M.J. Nuijten naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
het met geweld en/of bedreiging met geweld stelen van een horloge (een Apple Watch SE) van [aangever] op 3 augustus 2023;
Zaak B: het op 10 april 2023
Feit 1: opzettelijk aanwezig hebben van 3,8 gram cocaïne;
Feit 2:beledigen van de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2];
Feit 3:zich met geweld en/of bedreiging met geweld verzetten tegen deze opsporingsambtenaren.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in deze tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van zaak A vindt de officier van justitie dat de diefstal met geweld kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij het horloge heeft gepakt. Dat deze diefstal heeft plaatsgevonden met geweld, blijkt uit het feit dat aangever [aangever] aan de diefstal krassen op zijn pols heeft overgehouden.
Ten aanzien van zaak B vindt de officier van justitie dat de drie ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, gelet op de verklaring van verdachte en de bevindingen van de politie. Aanvullend stelt de officier van justitie zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat verdachte een hoeveelheid van 1,11 gram cocaïne aanwezig heeft gehad, gelet op het laboratoriumrapport.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat – zo begrijpt de rechtbank het verweer – verdachte geen oogmerk had zich het horloge toe te eigenen. De diefstal kan daarom niet worden bewezen. Subsidiair vindt de verdediging dat niet kan worden bewezen dat de diefstal met geweld heeft plaatsgevonden. Een enkele striem op de pols van aangever is voor de bewezenverklaring van het geweld onvoldoende.
Ten aanzien van feit 2 van zaak B heeft de verdediging aangevoerd dat de door verdachte geuite belediging geen strafbaar feit is, omdat verdachte de woorden in woede had geroepen. Verdachte werd hardhandig aangehouden en heeft de bewoordingen alleen geuit, omdat hij boos was.
Ten aanzien van feiten 1 en 3 van zaak B heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewezenverklaring diefstal met geweld (zaak A)
De rechtbank acht de diefstal met geweld bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Gelet op de verklaringen van verdachte ter zitting en van aangever [aangever] stelt de rechtbank vast dat verdachte met kracht een horloge, te weten een Apple Watch SE, van de pols van aangever heeft afgetrokken.
Verdachte heeft verklaard dat hij het horloge niet wilde stelen, maar dat hij het horloge alleen heeft gepakt omdat aangever zijn telefoon had gestolen. Hij had aldus – zo begrijpt de rechtbank – geen oogmerk zich het horloge toe te eigenen. Gelet op het verhandelde ter zitting en de inhoud van het dossier, acht de rechtbank dit scenario niet aannemelijk geworden.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel het oogmerk heeft gehad zich het horloge toe te eigenen. Verdachte heeft het horloge gepakt en is er vervolgens met dit horloge vandoor gegaan. Ruim een half uur later wordt verdachte aangehouden, terwijl hij het horloge nog steeds in zijn bezit heeft. Het enkele feit dat verdachte niet is weggerend toen de politie hem met dit horloge aanhield, is daarvoor onvoldoende.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte de diefstal heeft begaan vergezeld van geweld. Dit blijkt uit de verklaring van aangever dat verdachte zijn arm heeft vastgegrepen en vervolgens met kracht zijn horloge van zijn arm heeft getrokken. Het slachtoffer heeft daaraan rode krassen op zijn pols overgehouden. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij aan de pols van aangever heeft getrokken, ondersteunt deze verklaring. De rechtbank volgt het subsidiaire standpunt van de verdediging dus niet.
3.3.2.
Bewezenverklaring aanwezig hebben cocaïne (zaak B, feit 1)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk 1,11 gram van een materiaal bevattende cocaïne aanwezig heeft gehad. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat bij verdachte bolletjes zijn aangetroffen. Voorts volgt uit het laboratoriumonderzoek dat deze bolletjes 1,11 gram van een materiaal bevattende cocaïne zijn. Verdachte bekent ook dat hij verdovende middelen bij zich had.
3.3.3.
Bewezenverklaring belediging opsporingsambtenaren (zaak B, feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] heeft beledigd. De rechtbank overweegt over het bewijs het volgende.
Op basis van het proces-verbaal van bevindingen van opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte tegen deze opsporingsambtenaren “kankerflikkers, kankerhomo’s, jullie zijn vieze flikkers” heeft geschreeuwd.
De rechtbank stelt voorop dat voor belediging, zoals gesteld in artikelen 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, vereist is dat de dader (voorwaardelijk) opzet heeft op aanranding van de goede naam of eer van de opsporingsambtenaren. Voor het aannemen van dat opzet is het voldoende dat verdachte zich bewust was van het beledigende karakter van de door hem gebezigde uitingen. Het gegeven dat verdachte zich in boosheid heeft geuit, staat op zichzelf niet in de weg aan het vereiste opzet voor belediging. Verdachte heeft specifieke beledigende (scheld)woorden richting de opsporingsambtenaren geuit. De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte opzet had op de belediging van beide opsporingsambtenaren.
3.3.4.
Bewezenverklaring verzet met geweld tegen opsporingsambtenaren (zaak B, feit 3)
Met de officier van justitie acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] bij de verplaatsing van verdachte naar de politieauto.
Uit het dossier volgt niet dat verdachte zich heeft verzet op het moment van zijn aanhouding. Verdachte wordt daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte
Zaak A
op 3 augustus 2023 te Amsterdam, een horloge (te weten een Apple Watch SE), dat aan [aangever] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door het voornoemde horloge met kracht van de pols van voornoemde [aangever] te trekken;
Zaak BFeit 1
op 10 april 2023 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,11 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
Feit 2
op 10 april 2023 te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [opsporingsambtenaar 1], verbalisant politie eenheid Amsterdam en [opsporingsambtenaar 2], verbalisant politie eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kankerflikkers, kankerhomo's, jullie zijn vieze flikkers";
Feit 3
op 10 april 2023 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [opsporingsambtenaar 1], verbalisant politie eenheid Amsterdam en [opsporingsambtenaar 2], verbalisant politie eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter verplaatsing van verdachte naar de politieauto, door fysiek tegen te werken en te blijven staan en niet in de politieauto te gaan zitten.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten heeft de verdediging verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een lange proeftijd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Verdachte heeft op straat een horloge van de pols van aangever [aangever] afgerukt. Dit is voor aangever een angstige ervaring geweest. Verdachte heeft door zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen en het gevoel van veiligheid bij aangever aangetast.
Daarnaast heeft verdachte zich met geweld verzet tegen twee opsporingsambtenaren en heeft hij deze opsporingsambtenaren beledigd. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de verbalisanten en hun werk – het overbrengen van een aangehouden verdachte - flink bemoeilijkt. Dergelijke delicten versterken de in de maatschappij bestaande gevoelens van onrust nu verdachte de feiten heeft gepleegd in de openbare ruimte. Ten slotte heeft verdachte ruim een gram cocaïne aanwezig gehad. Cocaïne is een harddrug die zeer schadelijk is voor de gezondheid. Verdachte heeft door zo te handelen bijgedragen aan de instandhouding van de handel in cocaïne en onderdeel uitgemaakt van een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 20 oktober 2023 blijkt dat verdachte meermaals voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. In de afgelopen vijf jaar is verdachte onder andere veroordeeld voor een diefstal met geweld, meerdere opiumwetfeiten en de belediging van een opsporingsambtenaar. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Fivoor van 24 oktober 2023. Uit dit rapport blijkt dat de kans op recidive, de kans op letselschade en de kans op onttrekking aan voorwaarden hoog worden ingeschat. Verdachte schuwt het gebruik van geweld bij het plegen van strafbare feiten niet. Om het aanhoudende delictpatroon te doorbreken vindt de reclassering een behandel- en begeleidingstraject noodzakelijk. Een voorwaardelijk kader is echter geen haalbare optie. Het ontbreekt verdachte aan enige motivatie hiervoor. De kans dat verdachte zich aan bijzondere voorwaarden zou houden is nihil. Er is geen sprake van probleembesef. De reclassering meent dat de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel zonder bijzondere voorwaarden niet zal leiden tot vermindering van middelenproblematiek, de achterdocht van verdachte of agressiebeheersing. De kans op recidive blijft dan groot. De reclassering adviseert daarom een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen het programma van de ISD kan er, indien verdachte daaraan mee wil werken, nieuw diagnostisch onderzoek worden gedaan en kan hij gebruik maken van diverse interventies om te komen tot gedragsverandering waarmee hij een abstinent, maatschappelijk aanvaardbaar bestaan kan opbouwen. De kans bestaat dat verdachte niet meewerkt, maar de maatschappij is dan in elk geval gedurende de maatregel beschermd tegen het gedrag van verdachte. De reclassering vindt daarom de ISD-maatregel de best passende reactie.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het standpunt van verdachte dat hij liever geen ISD-maatregel opgelegd wil krijgen en op de vordering van de officier van justitie.
Ondanks dat verdachte voldoet aan de harde en zachte criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel zal de rechtbank niet de ISD-maatregel opleggen. Verdachte voldoet immers net aan de harde ISD-criteria en de rechtbank ziet er, gelet op het standpunt van verdachte ter zitting, geen heil in om, op dit moment, de ISD-maatregel op te leggen. Voorts vindt de rechtbank oplegging van een ISD-maatregel op dit moment niet passend en ziet aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, gelet op de ernst van de feiten, de korte periode waarbinnen deze allemaal hebben plaatsgevonden, de recidive binnen vijf jaar en het lange strafblad van verdachte. Alles overwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 180, 266, 267 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:diefstal vergezeld van geweld tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Zaak B
Feit 1:handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 1 van de Opiumwet;
Feit 2:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 3:wederspannigheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M. Samadi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2023.
[…]
[…]