ECLI:NL:RBAMS:2023:7963

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
13-140029-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing na veroordeling tot voorwaardelijke straf met betrekking tot de naleving van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beschikking na veroordeling tot voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproeping voor de zitting op de juiste wijze is betekend aan het Openbaar Ministerie, omdat de verblijfplaats van de veroordeelde sinds 8 juni 2023 formeel onbekend is. De rechtbank constateert dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden die aan hem zijn opgelegd in het vonnis van 18 februari 2022 niet heeft nageleefd. Er is sinds 1 januari 2023 geen contact meer met de veroordeelde en hij verschijnt niet op afspraken met de reclassering. Dit heeft geleid tot de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf van 12 maanden ten uitvoer te leggen.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de veroordeelde niet heeft voldaan aan de voorwaarden, de volledige tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van 12 maanden niet proportioneel is. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat het vonnis van 18 februari 2022 nog niet onherroepelijk is en dat er onzekerheid bestaat over de omstandigheden van de veroordeelde. De rechtbank heeft daarom besloten om de gevorderde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te matigen en gelast dat een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten 3 maanden, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd. Deze beslissing is genomen met het oog op het geven van een signaal aan de veroordeelde, maar ook met inachtneming van de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/140029-21
Uitspraakdatum: 31 oktober 2023
BESLISSING NA VEROORDELING TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 12 september 2023, betreffende een vonnis van 18 februari 2022 van de rechtbank Amsterdam, in de strafzaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering op 24 februari 2022 per post aan veroordeelde in de P.I. is toegezonden;
  • de vordering van de officier van justitie van 12 september 2023;
  • een rapport van Reclassering Nederland te Amsterdam, d.d. 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft op 31 oktober 2023 ter openbare terechtzitting voorts kennisgenomen van wat de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, en de raadsman van veroordeelde, mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Betekening vordering aan verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de oproeping voor de terechtzitting op 31 oktober 2023 niet op de juiste wijze is betekend. De oproeping is alleen uitgereikt aan het Openbaar Ministerie omdat er geen woon- of verblijfplaats van veroordeelde bekend zou zijn. Veroordeelde heeft eerder echter ingeschreven gestaan op het adres [adres 1] in [woonplaats] en dat adres staat ook op de processen-verbaal van de politie in het dossier van 28 en 29 mei 2021. De oproeping had daarom naar dat adres moeten worden gestuurd. Nu dat niet is gebeurd, is veroordeelde niet op de hoogte van de zittingsdatum en kan hij zijn aanwezigheidsrecht niet uitoefenen. De raadsman verzoekt daarom om de zaak aan te houden.
De raadsman heeft vervolgens ter zitting aangegeven niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn en daarom geen verweer te voeren ten aanzien van de inhoud van de vordering. De raadsman bevestigt dat hij tot op heden geen contact heeft kunnen krijgen met veroordeelde.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de betekening overweegt de rechtbank als volgt. Het door de raadsman genoemde adres aan de [adres 1] in [woonplaats] is een oud adres. Veroordeelde stond daar, blijkens de Basisregistratie Personen, ingeschreven van 18 februari 2020 tot 20 juli 2020. Daarna was de verblijfplaats van veroordeelde ruim twee jaar onbekend. Vervolgens heeft hij vanaf 8 november 2022 ingeschreven gestaan op een adres van [reclassering] aan [adres 2] . Sinds 8 juni 2023 is zijn verblijfplaats opnieuw formeel onbekend. Uit de meest recente informatie blijkt dus dat er geen adres van veroordeelde is geregistreerd en ook uit het rapport van de reclassering blijkt dat onbekend is waar veroordeelde verblijft. In het dossier zit tevens geen enkel aanknopingspunt dat veroordeelde zich op het adres aan de [adres 1] in [woonplaats] bevindt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er redelijkerwijs geen feitelijke woon- of verblijfplaats van veroordeelde bekend is en de oproeping op de juiste wijze is betekend door deze aan het Openbaar Ministerie uit te reiken.

3.Procesgang

Bij voormeld vonnis is aan veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd van 24 maanden met aftrek van de tijd die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank bevolen dat een gedeelte, te weten 12 maanden, van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de 3 jaar durende proeftijd niet houdt aan de volgende bijzondere voorwaarden:
1.
meldplicht bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. Indien veroordeelde gaat verhuizen dient hij dit te melden aan de reclassering;
2.
behandeling door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde werkt mee aan verdiepingsonderzoek en een risicoanalyse. Hij werkt tevens mee aan behandeling gericht op het voorkomen van recidive. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen (bijvoorbeeld ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld) ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3.
meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen bij Fivoor. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
4.
meewerken aan controle op het gebruik van verdovende middelenom het middelengebruik te beheersen. Wanneer geïndiceerd kan er een middelenverbod bestaan, te bepalen door de reclassering. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5.
meewerken aan toegeleiding naar een instelling voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang of woonbegeleiding, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nader te bepalen moment. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

4.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, omdat veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Er is sinds januari 2023 geen contact meer met veroordeelde en hij verschijnt niet op afspraken met de reclassering.

5.De beoordeling

Inleiding
Uit het rapport van de reclassering blijkt dat veroordeelde na zijn detentie op 5 augustus 2022 zijn eerste meldplicht had bij de reclassering. Veroordeelde is daar verschenen en het toezicht verliep sindsdien met kleine stapjes in de goede richting. Eind december 2022 is veroordeelde voor een vakantie vertrokken naar [land] . Veroordeelde had daarvoor toestemming en zou zich na zijn vakantie op 13 januari 2023 weer melden bij de reclassering. Op deze en volgende afspraken bij de reclassering is veroordeelde echter niet verschenen. Sindsdien is er ook geen contact meer met hem geweest. Het laatste contact was een Whatsapp-bericht op 31 december 2022 van veroordeelde aan de reclasseringsmedewerker. Vervolgens heeft de raadsman meermalen tevergeefs geprobeerd om met hem in contact te komen. Ook bij Bureau Buitenland en de ambassade van [land] is niets bekend over veroordeelde.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot de tenuitvoerlegging gematigd en vordert een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat veroordeelde in zijn proeftijd de bijzondere voorwaarden die aan hem zijn opgelegd in het vonnis van 18 februari 2022 niet heeft nageleefd. Blijkens het rapport van de reclassering is er sinds 1 januari 2023 geen contact meer met veroordeelde en verschijnt hij niet op afspraken. De reclassering kan als toezichthouder hierdoor geen invulling geven aan het naleven van de bijzondere voorwaarden, aan het begeleiden van veroordeelde en aan het inperken van het gevaar voor herhaling. Dit is in beginsel voldoende reden om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van 12 maanden te gelasten.
De rechtbank overweegt echter dat het vonnis van 18 februari 2022 nog niet onherroepelijk is. Tegen dit vonnis loopt nog hoger beroep. De voorwaarden zijn weliswaar uitvoerbaar bij voorraad verklaard en daarom direct van toepassing, maar het vonnis is nog niet definitief. De rechtbank beoordeelt daarom met enige terughoudendheid de vordering voor de tenuitvoerlegging.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat onbekend is hoe het met veroordeelde gaat en waar hij verblijft. Het is niet uit te sluiten dat veroordeelde iets ernstigs is overkomen en dat hij daarmee een goede reden heeft voor het niet naleven van de voorwaarden. Of dit het geval is, kan de rechtbank echter niet vaststellen. Daarbij komt dat veroordeelde eerder voor langere tijd geen vaste verblijfplaats heeft gehad en vervolgens toch weer op dook.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de voorwaarden niet voor niets aan veroordeelde zijn opgelegd en dat het passend is om gevolgen te verbinden aan het niet naleven daarvan. De rechtbank vindt het belangrijk om een signaal te geven aan veroordeelde, maar acht de volledige tenuitvoerlegging van 12 maanden gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden niet zinvol en disproportioneel. De rechtbank zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden gelasten.

6.De beslissing

De rechtbank gelast dat een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is genomen door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en M.H. van Haeften, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2023.