ECLI:NL:RBAMS:2023:7957

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
13-236205-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvonnis inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit opzetheling van horloges

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor opzetheling van horloges. De officier van justitie heeft een vordering tot ontneming ingediend van € 22.500,-, gebaseerd op het rapport 'berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict' van 5 april 2022. De veroordeelde had in de periode van 16 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021 een gewoonte gemaakt van het verhandelen van gestolen horloges. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in deze periode naar schatting 15 horloges heeft verhandeld, wat resulteert in een geschat wederrechtelijk voordeel van € 22.500,-. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de veroordeelde zouden beletten deze betalingsverplichting na te komen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was op de zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/236205-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 31 oktober 2023
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/236205-21, tegen:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie mr. M.R.F. van Raab van Canstein en het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2023. Verdachte is niet verschenen.
De zaak wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaken met parketnummers 13/222387-21, 13/222412-21 en 13/206252-21 tegen medeveroordeelden.

2.De vordering en de grondslag daarvan

De officier van justitie heeft op 13 september 2023 een ontnemingsvordering (hierna: vordering) ingediend bij de rechtbank, die op de terechtzitting van 11 november 2021 is aangekondigd. De vordering strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel van € 22.500,-.
Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 onder andere veroordeeld voor het een gewoonte maken van opzetheling van horloges in de periode van 16 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021. Dit vonnis is onherroepelijk geworden.
De rechtbank verstaat de vordering, gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar zij verwijst, aldus dat deze betrekking heeft op de feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.
3. Het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op de zitting, onder verwijzing naar het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van 5 april 2022 (hierna: het rapport), op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op € 22.500,-.
3.2.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is gegrond op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van 5 april 2022 (hierna: het rapport). [1] Het in het rapport berekende wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op het zaaksdossier met nummer 2021153740 en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (hierna: het vonnis). [2] De opsteller van het rapport heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de winst die de veroordeelde met de handel in gestolen horloges in de bewezenverklaarde periode zou hebben verdiend. [3]
Nu het rapport is gegrond op de aan de strafzaak ten grondslag liggende wettige bewijsmiddelen, gaat de rechtbank – voor zover de rechtbank hierna niet tot een ander oordeel komt – uit van de juistheid van de berekening. Geen rechtsregel staat er aan in de weg om de schatting van het wederrechtelijk voordeel uitsluitend op de inhoud van een dergelijk financieel rapport te doen berusten.
Uit onderzoek blijkt dat veroordeelde gestolen horloges heeft ingekocht, om deze vervolgens te verkopen. [4] Uit het rapport blijkt dat veroordeelde per horloge vermoedelijk een winst heeft verkregen van € 1.000 à € 2.000,-. Op basis van de binnen het onderzoek beschikbare gegevens is het niet mogelijk vast te stellen wat veroordeelde precies per horloge heeft verdiend. [5] De rechtbank stelt vast dat veroordeelde als gemiddelde opbrengst per horloge
€ 1.500,-heeft verkregen.
Uit het rapport blijkt dat het aannemelijk is dat veroordeelde in de periode van 5 augustus 2021 tot en met 17 augustus 2021 dertien horloges heeft aangekocht en verkocht. Dit is gemiddeld een horloge per dag. [6] Verder blijkt dat veroordeelde na 17 augustus 2021 zijn handel in horloges onverminderd heeft voortgezet. [7] Veroordeelde is ook voor een diefstal van een horloge op 28 augustus 2021 veroordeeld. [8] Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat veroordeelde gedurende de bewezenverklaarde periode van 16 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021 per dag een horloge heeft verhandeld. Veroordeelde zou in deze periode dus zestien horloges hebben verhandeld.
Uit het rapport blijkt echter ook dat veroordeelde bij zijn aanhouding op 31 augustus 2021 een gestolen horloge in zijn bagage had. Veroordeelde heeft dit ene horloge niet kunnen doorverkopen en heeft daarmee dus geen wederrechtelijk voordeel verkregen. [9] Dit overwegende stelt de rechtbank vast dat veroordeelde in de bewezenverklaarde periode
vijftienhorloges heeft verhandeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde door middel van of uit de baten van voornoemd strafbaar feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen dat de rechtbank schat op een bedrag van
€ 22.500,-(15 x € 1.500,-). Niet is gebleken dat veroordeelde kosten heeft gemaakt met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten.

4.De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op
€ 22.500,-.Er zijn geen omstandigheden gebleken dat veroordeelde deze betalingsverplichting niet kan voldoen. De rechtbank veroordeelt veroordeelde daarom tot betaling van het genoemde bedrag aan de staat.

5.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 22.500,-(tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro)
.
Legt op aan
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 22.500,-(tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 450 (vierhonderdvijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2023.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met nummer 2021153740 van 5 april 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 3-7.
2.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 in de zaak met parketnummer 13-236205-21, p. 1-18.
3.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met nummer 2021153740 van 5 april 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 5.
4.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met nummer 2021153740 van 5 april 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 5.
5.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met nummer 2021153740 van 5 april 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 5.
6.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met nummer 2021153740 van 5 april 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 5.
7.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met nummer 2021153740 van 5 april 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 5.
8.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 in de zaak met parketnummer 13-236205-21, p. 5.
9.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met nummer 2021153740 van 5 april 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 6.