ECLI:NL:RBAMS:2023:7929

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/13/741968 / KG ZA 23-981
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot overplaatsing van kinderen en beëindiging voogdij door JBRA

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA). De eiseres, die de zorg heeft voor drie minderjarige kinderen, heeft een verbod gevraagd aan JBRA om de kinderen over te plaatsen naar een gezinshuis in Lochem. De kinderen zijn eerder uithuisgeplaatst en verblijven momenteel bij de eiseres. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de eiseres en JBRA moeizaam is verlopen, en dat er onduidelijkheid bestond over de intenties van de eiseres om de kinderen definitief op te voeden. De rechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om eerst te onderzoeken of een definitieve plaatsing bij de eiseres mogelijk is, voordat overgegaan wordt tot een overplaatsing naar het gezinshuis. De rechter heeft JBRA verboden om de verblijfplaats van de kinderen te wijzigen en heeft de voogdij van JBRA beëindigd, waarbij de voogdij is overgedragen aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (DJGB).

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/741968 / KG ZA 23-981 MDvH/BB
Vonnis in kort geding van 23 november 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 13 november 2023,
advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar ,
tegen
de stichting
STICHTING JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM (JBRA),
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] , medewerkers van JBRA.
Partijen zullen hierna [eiseres] en JBRA worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de mondelinge behandeling van 17 november 2023 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. JBRA heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s ingediend. Omdat Gezinshuis Anders Thuis te Lochem waarnaar JBRA de kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] [eiseres] wil overplaatsen uiterlijk op 24 november 2023 wil weten of de kinderen per 1 januari 2024 in het gezinshuis komen wonen, is op 23 november 2023 de beslissing gegeven. Dat is gebeurd in de vorm van een ‘kopstaartvonnis’, waarbij is medegedeeld dat de uitwerking daarvan zal volgen op 7 december 2023. Het onderstaande vormt die uitwerking.
1.2.
Op de mondelinge behandeling waren aanwezig:
  • [eiseres] met mr. Warmerdam-Wolfs;
  • [naam 1] (gezinsmanager) en [naam 2] (gedragsdeskundige) van JBRA;
  • [naam 3] van de Raad voor de Kinderbescherming.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft de voorzieningenrechter [minderjarige 1] gehoord.

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie van [de moeder] (de moeder) en [de vader] (de vader) zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] ; en
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] .
2.2.
De vader heeft uit eerdere relaties nog vier (volwassen) kinderen, [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [eiseres] . [eiseres] is zijn oudste dochter en inmiddels 53 jaar oud. De moeder heeft uit een eerdere relatie nog een volwassen zoon [naam 7] .
2.3.
De vader is op 2 januari 2021 overleden.
2.4.
Bij beschikking van 10 maart 2021 van de rechtbank Noord-Holland zijn de kinderen met een spoedmachtiging uithuisgeplaatst bij een zus van de moeder (tante [naam 8] ) in Amsterdam en zijn de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van JBRA.
2.5.
Bij beschikking van 15 juni 2021 van de rechtbank Noord-Holland is de moeder geschorst in haar gezag over de kinderen en is JBRA belast met de voogdij.
2.6.
Bij beschikking van 23 november 2022 van de rechtbank Noord-Holland is een omgangsregeling vastgesteld tussen de moeder en de kinderen, inhoudende dat er eenmaal per maand een belmoment is en eenmaal per drie maanden een fysiek contactmoment, waarbij deze momenten worden begeleid vanuit de kliniek in Castricum waar de moeder destijds verbleef.
2.7.
Op 10 april 2023 (Tweede Paasdag) heeft tante [naam 8] de kinderen onder valse voorwendselen meegenomen naar Castricum en hen daar in de buurt van de kliniek van de moeder achtergelaten. Na een zoektocht hebben de kinderen de afdeling gevonden waar hun moeder verblijft. Via de politie en de moeder is vervolgens [eiseres] benaderd die de kinderen heeft opgehaald. Sindsdien verblijven de kinderen bij [eiseres] in [woonplaats] .
2.8.
Bij e-mail van 3 mei 2023 heeft de toenmalige gezinsmanager onder meer het volgende aan [eiseres] geschreven:
“Ondertussen stond er op woensdag 26 april er een gesprek stond ingepland met Levvel pleegzorg en Jeugdbescherming. Hiervoor was u uitgenodigd door de pleegzorgwerker (…). Doel van dit gesprek was om de samenwerking, mogelijkheden, hulpmiddelen en verplichtingen vanuit pleegzorg en Jeugdbescherming met u te bespreken. In het contact met u kwam immers steeds meer naar voren dat u andere verwachtingen heeft van de hulpverlening. Het is belangrijk dat de verwachtingen over en weer helder zijn. Zodat er op basis daarvan een goede samenwerking tot stand kan komen tussen alle betrokken volwassenen. Wat Levvel en Jeugdbescherming betreft is dat een belangrijke voorwaarde voor een pleegzorgplaatsing.
(…)
Zowel Levvel als Jeugdbescherming vinden het belangrijk dat kinderen kunnen opgroeien binnen hun netwerk. Om dat mogelijk te maken moet er minimaal bereidheid zijn tot samenwerking met pleegzorg en met Jeugdbescherming. Jeugdbescherming verwacht in dat kader ook dat u op 17 mei aanwezig bent. Mocht dat niet het geval zijn, dan kan er aan de eerstgenoemde voorwaarde voor pleegzorgplaatsing niet voldaan worden. En kan de plaatsing van de kinderen bij u ook onvoldoende gefaciliteerd worden.´
2.9.
Op 12 juni 2023 heeft er een zogenoemd bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen (onder andere) [eiseres] en JBRA. In dit gesprek is gesproken over de samenwerking tussen [eiseres] , Levvel en JBRA. In het gesprek is afgesproken dat JBRA in een e-mail aan [eiseres] antwoord zal geven op in het gesprek door haar (en halfzus [naam 4] ) gestelde vragen over de eerdere plaatsing van de kinderen bij tante [naam 8] en dat JBRA de voorwaarden zal doorgeven die nodig zijn voor een definitieve pleegzorgplaatsing van de kinderen bij [eiseres] (of een andere pleegouder).
2.10.
Bij e-mail van 19 juni 2023 heeft de toenmalige gezinsmanager aan [eiseres] de voorwaarden voor een pleegzorgplaatsing van de kinderen doorgegeven en zijn door [eiseres] (en [naam 4] ) tijdens het gesprek van 12 juni 2023 gestelde vragen beantwoord. Ten aanzien van de gestelde voorwaarden is in de e-mail het volgende opgenomen:

2.11.
Bij brief van 28 juni 2023 heeft de toenmalige gezinsmanager een verslag van het gesprek op 12 juni 2023 (zie 2.9) aan [eiseres] toegezonden. In het verslag is onder meer het volgende opgenomen:
“U ( [eiseres] , vzr) benoemt vervolgens dat u liever gesprekken heeft in [woonplaats] , daar is het kleinschaliger en het scheelt u ook reistijd naar Amsterdam. De gedragsdeskundige begrijpt dat en deelt de mening met u dat het belangrijk is dat de kinderen de benodigde hulpverleningstrajecten afronden. (…)
Mevrouw [naam 9] (de voormalige gezinsmanager, vzr) zal uw wens om de hulpverlening voor de kinderen dicht in uw omgeving te organiseren meegeven aan de (nieuwe, vrz) gezinsmanager. Daarbij merkt zij nog op dat de overdracht naar een andere gecertificeerde instelling nog even op zich laat wachten. Dit mede in afwachting van het netwerkonderzoek dat pleegzorg nog uit moet voeren.”
2.12.
Per juli 2023 is [naam 1] als nieuwe gezinsmanager gestart.
2.13.
In een tijdlijnoverzicht van Levvel, dat JBRA in het geding heeft gebracht, is voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“(…)

Juli 2023Aspirant pleegmoeder geeft aan het niet meer aan te kunnen, waarbij jeugdbescherming tot de conclusie komt dat overdracht naar Parlan niet nodig is omdat aspirant pleegmoeder geen voltijd pleegzorg meer wil bieden ze wil dat er een andere plek gezocht wordt. Pleegzorg Levvel heeft niet direct afgesloten (pleegvergoeding is doorbetaald) gezien de kinderen nog bij aspirant pleegouder wonen. Pleegkinderen mochten van aspirant pleegmoeder ook bij haar blijven totdat er een vervolgplek was gevonden. Pleegzorgbegeleider is zo goed als kon met pleegmoeder in overleg gebleven en heeft acties ondernomen om samen met JB een passende vervolgplek te zoeken.

26 juli 2023Aanmelding van alle drie de kinderen voor een verblijf plek.
(…)".
2.14.
Bij e-mail van 17 oktober 2023 heeft JBRA [eiseres] uitgenodigd voor een gesprek op 30 oktober 2023. Daarbij is medegedeeld dat tijdens het gesprek uitleg zal worden gegeven over het besluit van JBRA om over te gaan tot een overplaatsing van de kinderen. Deze uitleg heeft JBRA voorafgaande aan het gesprek, op 27 oktober 2023, aan [eiseres] toegestuurd. JBRA had per 1 januari 2024 een gezamenlijke plek voor de kinderen gevonden in een gezinshuis in Lochem.
2.15.
Tijdens het gesprek op 30 oktober 2023 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de overplaatsing van de kinderen. JBRA is echter bij haar besluit gebleven en heeft als onderbouwing gegeven, kort gezegd, dat [eiseres] zelf heeft aangegeven de kinderen niet perspectief biedend tot hun volwassenheid te kunnen opvoeden en zij ook verder niet voldoet aan de door JBRA gestelde voorwaarden voor plaatsing van de kinderen bij haar.
2.16.
Tijdens het gesprek van 30 oktober 2023 heeft [eiseres] voorgesteld gezamenlijk een bijzonder curator te laten benoemen om te onderzoeken wat in het belang van de kinderen is: de door JBRA geplande overplaatsing naar het gezinshuis of bij [eiseres] blijven. Dit voorstel, heeft JBRA bij e-mail van 8 november 2023 afgewezen. Daarbij heeft JBRA verder nog het volgende geschreven:
“Jeugdbescherming heeft besloten om gebruik te maken van de door Levvel aangeboden perspectief biedende plek per 1 januari 2024, waar de kinderen kunnen opgroeien tot hun 18e jaar. Wij maken alsnog graag samen met u een plan (…) om de overplaatsing voor de kinderen zo prettig mogelijk te laten verlopen. Graag hoort Jeugdbescherming van u of u mee kunt en gaat werken met de reeds ingezette hulpverlening om deze overstap geleidelijk aan te verwezenlijken. En om een start te maken om de kinderen hier in gezamenlijkheid over te informeren. Dit om de kinderen te behoeden voor een eventuele (tussen) crisisplaatsing en snelle uithuisplaatsing.”
[eiseres] heeft hierop bij e-mail van eveneens 8 november 2023 gereageerd en aan JBRA verzocht te bevestigen dat de kinderen bij haar blijven totdat het verzoek om een bijzonder curator te benoemen is behandeld.
2.17.
Vervolgens heeft [eiseres] bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot beëindiging van de voogdij door JBRA Zij verzoekt voorts om de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (DJGB) te [woonplaats] met de voogdij te belasten dan wel de kinderen onder toezicht van DJGB te stellen en een bijzonder curator over de kinderen te benoemen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat:
primair:
I. JBRA op straffe van een dwangsom te verbieden de huidige verblijfplaats van de kinderen bij [eiseres] te wijzigen, totdat in een bodemprocedure een beslissing is gegeven;
II. op grond van artikel 1:328 en 1:329 BW de voogdij over de kinderen door JBRA te beëindigen;
III. op grond van artikel 1:302 BW DJGB te [woonplaats] te belasten met de voogdij over de kinderen;
subsidiair:
IV. op grond van artikel 1:255 BW de kinderen onder toezicht te stellen van DJGB te [woonplaats] ;
meer subsidiair:
V. op grond van artikel 1:250 BW mevrouw [naam 10] te [plaats] te benoemen tot bijzonder curator over de kinderen,
met veroordeling van JBRA in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] heeft daartoe gesteld, samengevat weergegeven, dat het niet in het belang van de kinderen is om hen over te plaatsen naar het gezinshuis in Lochem. [eiseres] vindt dat op oneigenlijke gronden door JBRA tot deze overplaatsing is besloten. Volgens [eiseres] heeft zij van JBRA in het geheel geen kans gekregen om de kinderen definitief bij haar geplaatst te krijgen. Dit terwijl zij er (met ondersteuning van halfzus [naam 4] ) ‘vol voor is gegaan’ toen zij van de ene op de andere dag – ongevraagd – de zorg over drie jonge getraumatiseerde kinderen had gekregen. De samenwerking met JBRA is vanaf het begin stroef verlopen en is met de komst van de nieuwe gezinsmanager, [naam 1] , per juli 2023 alleen maar slechter geworden. Volgens [eiseres] moet zij doen wat de gezinsmanager zegt en wordt een eigen inbreng van haar niet gewaardeerd. Herhaaldelijk heeft de gezinsmanager gedreigd om de kinderen bij haar weg te halen als zij niet deed wat haar werd opgedragen. Dat heeft veel stress opgeleverd en ervoor gezorgd dat zij steeds bang was om iets fout te doen. Omdat [eiseres] vanuit JBRA geen steun voelde, heeft zij zelf een ‘eigen plan conferentie’ opgezet voor het maken van ondersteuningsafspraken. Ook heeft zij een weekendgezin gezocht waar de kinderen af en toe naartoe konden, zodat zij wat ontlast kon worden. [eiseres] heeft meermaals te kennen gegeven dat het voor haar en de kinderen te belastend is om alle hulpverlening in Amsterdam te houden, maar JBRA stond er niet voor open om de hulpverlening in [woonplaats] , waar zij woont, op te starten. Op 19 juli 2023 heeft zij tegen de gezinsmanager gezegd dat zij het op deze manier, zonder de steun van JBRA, niet meer kon volhouden en de kinderen niet bij haar konden opgroeien. Het was een smeekbede om het voor haar en de kinderen gemakkelijker te maken. JBRA heeft dat kennelijk echter aangegrepen om onmiddellijk, zonder dat zij daarvan wist, een andere plek voor de kinderen te zoeken. Volgens [eiseres] werd zij met een e-mail op 17 oktober 2023, waarin zij door JBRA werd uitgenodigd voor een gesprek op 30 oktober 2023 om haar uitleg te geven over het besluit van JBRA om de kinderen over te plaatsen, voor het eerst op de hoogte gesteld van dit besluit. JBRA heeft, ondanks haar verzet, echter niet meer willen afwijken van haar ingezette traject om de kinderen per 1 januari 2024 naar het gezinshuis over te plaatsen. JBRA dreigt zelfs, als [eiseres] niet meewerkt aan die overplaatsing, met een versnelde crisisuithuisplaatsing. Volgens [eiseres] moet, vanuit hun huidige verblijf bij haar, eerst zorgvuldig worden onderzocht wat in het belang van de kinderen is. Op dit moment kan een overplaatsing niet aan de orde zijn. Daarvoor is ook geen spoedeisende reden, want het gaat naar omstandigheden goed met de kinderen en de kinderen willen volgens [eiseres] ook bij haar zijn. [eiseres] wil graag een nieuwe start met een nieuwe gezinsinstelling en overige hulpverlening voor de kinderen in [woonplaats] .
3.3.
JBRA voert verweer. JBRA heeft aangevoerd zich grote zorgen te maken over de kinderen. De kinderen hebben veel traumatiserende gebeurtenissen meegemaakt in hun leven. Vanuit een onveilige thuissituatie bij hun (vader en) moeder zijn ze bij tante [naam 8] geplaatst die de kinderen na anderhalf jaar zonder de kinderen daarop voor te bereiden op 10 april 2023 bij de kliniek van hun moeder heeft afgeleverd. Sindsdien verblijven de kinderen bij [eiseres] . Het is voor de ontwikkeling van de kinderen belangrijk dat zij voelen dat zij ergens definitief mogen zijn. Dat gevoel is er bij [eiseres] niet omdat zij daar steeds onzekerheid in heeft laten zien. Volgens JBRA heeft zij niet alleen op 19 juli 2023 maar ook tweemaal daarna gemeld dat zij de kinderen niet perspectief biedend tot hun volwassenheid wil opvoeden. Nu zegt zij dat wel te willen, maar volgens JBRA heeft zij de afgelopen 7,5 maanden laten zien dat zij daar niet geschikt voor is. Volgens JBRA is haar dit duidelijk geworden op basis van eigen waarnemingen (van de gezinsmanager), informatie van Levvel en Multi Therapeutische Pleegzorg, en alle verslagen en gesprekken met [eiseres] . Vanaf het begin heeft [eiseres] de regie over de kinderen naar zich toegetrokken en zich verzet tegen hulp voor de kinderen die JBRA noodzakelijk acht. Het gedrag en de emoties van de kinderen kan zij niet duiden en zij verbindt daar niet kloppende conclusies aan om vervolgens passende hulpverlening af te slaan. Voor het welzijn van de kinderen nu en in de toekomst is het uiterst belangrijk dat de kinderen een intensieve behandeling krijgen en die loopt door toedoen van [eiseres] nog steeds niet. Verder heeft [eiseres] onveilige keuzes gemaakt door onder andere buiten de geldende omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen om, na de Dam tot Dam loop waaraan de kinderen deelnamen, contact tussen de moeder en de kinderen toe te staan. Daarnaast zet JBRA vraagtekens bij het psychisch welbevinden van [eiseres] omdat zij een patroon laat zien van eerst iets zeggen en menen nodig te hebben en anderen daarin te mobiliseren, om vervolgens aan te geven dat bepaalde uitspraken niet zijn gedaan of anders zijn bedoeld. JBRA ziet in dit gedrag een groot risico waarbij het alsnog tot een overplaatsing van de kinderen moet komen. De kinderen kunnen nu gezamenlijk worden geplaatst en dat is later misschien niet meer mogelijk. De schade zal een diepere wond veroorzaken en het herstel nog moeilijker worden, aldus JBRA.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.5.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting naar voren gebracht de zorgen van JBRA te begrijpen. De kinderen zijn getraumatiseerd en hebben voor een goede ontwikkeling intensieve hulpverlening nodig. De hulpverlening kan alleen slagen als de omgeving van de kinderen deze hulpverlening ondersteunt. Hier is tevens van belang dat de kinderen deel uitmaken van een ingewikkeld familiesysteem en dus niet alleen [eiseres] maar ook de rest van de familie er van doordrongen moet zijn dat intensieve hulpverlening voor deze getraumatiseerde kinderen noodzakelijk is. Verder ziet de Raad dat er tussen [eiseres] en JBRA een domino-effect van misverstanden heeft plaatsgevonden. Vooral is tussen hen onduidelijkheid ontstaan over het tijdelijk of blijvend verblijven van de kinderen bij [eiseres] . Omdat JBRA er vanuit ging dat [eiseres] niet blijvend voor de kinderen wilde zorgen, zijn niet de gebruikelijke stappen voor een perspectief biedende plaatsing bij [eiseres] gevolgd. Zo heeft er bijvoorbeeld geen pleegzorgscreening bij [eiseres] plaatsgevonden. De Raad is van mening dat, ongeacht of er onduidelijkheid is geweest over het wel of niet definitief voor de kinderen willen zorgen, [eiseres] in ieder geval nu duidelijk is over haar wens om de kinderen perspectief biedend op te voeden en dat daarom nu eerst onderzocht moet worden of dat tot de mogelijkheden behoort. Volgens de Raad zou het namelijk het fijnst voor de kinderen zijn als zij bij [eiseres] kunnen blijven wonen, waarbij [eiseres] en de rest van de familie de voor de kinderen noodzakelijke hulpverlening ondersteunen, en dat zij niet nog een wijziging van verblijfplaats hoeven mee te maken. De Raad ondersteunt ten slotte de wens van [eiseres] om met een frisse start bij DJGB te [woonplaats] te beginnen.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat de kinderen veel hebben meegemaakt. In maart 2021, toen zij in Amsterdam nog een gezin vormden met hun vader en moeder, is er voor het eerst een spoedmelding gedaan bij de Raad vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. Nadat hun vader was overleden en was gebleken dat hun moeder, gezien haar psychiatrische problematiek en alcoholmisbruik, niet meer voor de kinderen kon zorgen, zijn de kinderen na een netwerkonderzoek bij tante [naam 8] geplaatst. JBRA heeft over het verblijf van de kinderen bij tante [naam 8] verklaard dat dit haar zwaar viel, ondanks de begeleiding die zij kreeg en de ingezette Multi Therapeutische Pleegzorg voor de kinderen. Daarbij speelde volgens JBRA de druk vanuit de familie (vijf volwassen halfbroers en zussen) een grote rol. Het verblijf van de kinderen bij tante [naam 8] is na ongeveer anderhalf jaar abrupt tot een einde gekomen toen zij de kinderen zonder enig overleg op 10 april 2023 in de buurt van de kliniek van de moeder heeft afgezet. Er kan geen twijfel over bestaan dat dit opnieuw een zeer traumatische gebeurtenis voor de kinderen was.
4.2.
De kinderen zijn toen opgevangen door [eiseres] , die via de politie en de kliniek was benaderd. [eiseres] had de kinderen, tegen haar wil, gedurende hun verblijf bij tante [naam 8] niet meer gezien, maar is de kinderen vanuit haar werk meteen gaan ophalen. Sindsdien verblijven de kinderen bij haar in [woonplaats] , waar zij woont als werkende, gescheiden vrouw en moeder van twee volwassen dochters, die inmiddels het huis uit zijn. Dit heeft uiteraard een enorme impact op het leven van [eiseres] gehad. Zij had van de een op de andere dag drie getraumatiseerde kleine kinderen in huis, die nog in Amsterdam op school zaten en daar hulpverlening kregen.
4.3.
[eiseres] heeft er (met de hulp van haar jongere zus [naam 4] ) alles aan gedaan om de kinderen goed en warm op te vangen. Zij heeft spullen voor de kinderen aangeschaft. Zij heeft er aanvankelijk voor gezorgd dat de kinderen dagelijks naar school konden in Amsterdam. Vervolgens heeft zij in [woonplaats] een school voor de kinderen geregeld en de meisjes op zwemles gedaan. De hulpverlening die voor de kinderen in Amsterdam liep heeft zij zo goed en zo kwaad als het kon vanuit [woonplaats] gecontinueerd, maar het is begrijpelijk dat de reisafstand die zij daarvoor moest afleggen te belastend was. Zij heeft zelfs, om het verblijf van de kinderen te laten slagen, een ‘eigen plan conferentie’ opgezet om tot ondersteuningsafspraken te komen en ze heeft, ter ontlasting van zichzelf, weekendopvang voor de kinderen geregeld. Hieruit volgt dat [eiseres] , zoals zij het zelf verwoordt, er ‘vol voor is gegaan’.
4.4.
Voor een geslaagd verblijf van de kinderen bij [eiseres] is een goede samenwerking tussen [eiseres] en JBRA essentieel. Gebleken is echter dat die samenwerking vanaf het begin moeizaam is geweest en vanaf de start van de nieuwe gezinsmanager, [naam 1] , in juli 2023 zelfs ronduit slecht. Partijen wijten dat aan elkaar, maar zonder daarover een oordeel te vormen, is in ieder geval duidelijk geworden dat partijen vanaf het begin een geheel ander idee van hun samenwerking hebben gehad. Zo wilde [eiseres] dat er meer in overleg gebeurde en naar haar wensen werd geluisterd en vond JBRA dat [eiseres] teveel de regie opeiste.
4.5.
Wat daar ook van zij, van JBRA als professionele partij had in deze uitzonderlijke situatie, waarbij het niet ging om een ‘gewone’ goed voorbereide pleegzorgplaatsing, maar [eiseres] van de een op de andere dag drie getraumatiseerde kleine kinderen te verzorgen kreeg, een andere aanpak mogen worden verwacht. JBRA heeft reeds na een maand (in mei 2023) aan [eiseres] laten weten dat, als zij niet meewerkt aan de totstandkoming van een goede samenwerking, zij niet voldoet aan een belangrijke voorwaarde voor plaatsing van de kinderen bij haar (zie onder 2.8), in plaats van eerst in een rustig inhoudelijk gesprek aandacht te schenken aan de onzekerheden van [eiseres] en te kijken naar oplossingen voor problemen waar [eiseres] tegenaan liep. Ook heeft JBRA direct na het bemiddelingsgesprek op 12 juni 2023, waarvan het doel was om tot (herstel van) een goede samenwerking te komen, aan [eiseres] een lijst van voorwaarden toegestuurd waaraan zij moest voldoen om de kinderen definitief bij haar geplaatst te krijgen. Het is begrijpelijk dat [eiseres] door deze opstelling van (de gezinsmanager(s) van) JBRA steeds het gevoel heeft gekregen dat zij geen fouten mocht maken omdat de kinderen anders bij haar weggehaald zouden worden. Hieruit wordt voorshands geconcludeerd dat JBRA [eiseres] niet de kans heeft gegeven te wennen aan het idee van het in huis hebben van drie getraumatiseerde kinderen en eerst te ervaren wat het voor haar zou betekenen om die kinderen tot hun volwassenheid op te voeden. Een andere, meer begripvolle benadering was in dit geval passender geweest.
4.6.
Verder is tussen JBRA en [eiseres] onduidelijkheid ontstaan over het al dan niet tijdelijke karakter van het verblijf van de kinderen bij [eiseres] . Volgens JBRA was al vrij snel duidelijk dat de kinderen niet definitief bij [eiseres] zouden blijven. Niet alleen had [eiseres] op 19 juli 2023 (en op twee andere momenten) volgens JBRA medegedeeld dit niet te willen, maar ook was volgens JBRA uit het gedrag van [eiseres] en het gedrag van de kinderen al snel duidelijk dat [eiseres] daar ook niet geschikt voor was. [eiseres] heeft betwist dat zij heeft gezegd dat zij de kinderen niet definitief wilde opvangen. Volgens haar heeft zij uitsluitend haar twijfels uitgesproken omdat zij ondersteuning van JBRA miste. Zij heeft er nooit over het getwijfeld dat zij definitief voor de kinderen wilde zorgen.
4.7.
In het midden kan blijven of [eiseres] tegen JBRA heeft gezegd dat zij niet definitief voor de kinderen wilde zorgen. Uit niets blijkt dat JBRA, tot in het gesprek van 30 oktober 2023, ooit naar [eiseres] heeft uitgesproken dat zij niet geschikt zou zijn en dat het verblijf van de kinderen bij haar slechts tijdelijk was. Als JBRA van [eiseres] dacht te hebben begrepen dat zij geen perspectief biedend pleegouder wilde of kon zijn, had het, zeker gezien het verstrekkende karakter van deze mededeling, op haar weg gelegen dit schriftelijk aan [eiseres] te bevestigen en op een later moment nog eens rustig bij haar te verifiëren of zij daar nog steeds achter stond. Dat heeft JBRA niet gedaan, maar zij is onmiddellijk, zonder daar [eiseres] verder in te betrekken, overgegaan tot het zoeken van een nieuwe plek voor de kinderen, die zij heeft gevonden in het gezinshuis te Lochem.
4.8.
Wat hier ook verder van zij, [eiseres] heeft in het gesprek met JBRA op 30 oktober 2023 duidelijk te kennen gegeven wel perspectief biedend voor de kinderen te willen zorgen tot hun volwassenheid en dat zij eerst uitgezocht wil hebben of dat tot de mogelijkheden behoort. Ter zitting heeft zij dit desgevraagd nog eens bevestigd. Zij heeft daarbij verklaard dat, als uit het onderzoek blijkt dat de kinderen beter ergens anders kunnen wonen, zij daar haar medewerking aan zal verlenen.
4.9.
De Raad heeft ter zitting geadviseerd om onder de gegeven omstandigheden eerst uit te zoeken, met onder andere een pleegzorgscreening en een onderzoek van de Raad, of de kinderen perspectief biedend tot hun volwassenheid bij [eiseres] kunnen wonen. Het is volgens de Raad niet in het belang van de kinderen om hen nu, onder de druk van een voor hen samen beschikbare plek, over te plaatsen naar het gezinshuis in Lochem.
4.10.
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is de voorzieningenrechter met de Raad van oordeel dat, nu [eiseres] te kennen heeft gegeven perspectief biedend voor de kinderen te willen zorgen, eerst uitgezocht dient te worden of dat tot de mogelijkheden behoort. Plaatsing bij [eiseres] betekent immers dat de kinderen in een netwerkgezin kunnen opgroeien. Volgens JBRA is [eiseres] daarvoor niet geschikt, kort gezegd, omdat zij niet inziet dat de kinderen getraumatiseerd zijn en intensieve hulpverlening nodig hebben. Die indruk heeft de voorzieningenrechter echter niet van [eiseres] gekregen. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard te weten dat de kinderen getraumatiseerd zijn en een intensieve behandeling nodig hebben om nu en in de toekomst geen last te krijgen van hun ervaringen. Uit de stukken blijkt niet dat, zoals JBRA stelt, [eiseres] aan het reeds ingezette hulpverleningstraject niet heeft willen meewerken. Zij heeft zich uitsluitend verzet tegen het continueren van de hulpverlening in Amsterdam omdat dit – mede gezien de reistijd – voor haar (en de kinderen) te belastend was. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat [eiseres] de benodigde hulpverlening voor de kinderen, als die bij haar in de buurt is, zal ondersteunen.
Verder zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat het om andere redenen niet in het belang de kinderen zou zijn om nog langer bij [eiseres] te blijven.
4.11.
De voorzieningenrechter heeft [minderjarige 1] gezien en gesproken. Hij is een openhartige, vrolijk uitziende jongen die het prettig vindt op school, graag met vriendjes speelt en zegt graag bij [eiseres] te willen blijven wonen. Over hem zit in het dossier vrijwel niets en bijvoorbeeld geen psychologisch onderzoek, maar uitsluitend een bericht van school dat er vanuit school geen zorgen over hem zijn. Ook ten aanzien van de meisjes zijn er geen aanwijzingen dat het op dit moment niet goed met hen gaat. Weliswaar zegt dit niet alles en vertonen de kinderen mogelijk gewenst gedrag om bij [eiseres] te mogen blijven, zoals (de gedragsdeskundige van) JBRA heeft aangevoerd, maar dat betekent niet dat er op dit moment acute zorgen zijn. Uit het onderzoek zal moeten blijken wat de kinderen nodig hebben en wat in hun belang is. Voorshands wordt het in ieder geval schadelijker voor de kinderen geacht om weer van verblijfplaats te moeten wijzigen dan om bij [eiseres] te blijven.
4.12.
Gelet op het voorgaande wordt het JBRA voorlopig, totdat een rechter anders beslist, verboden de huidige verblijfplaats bij [eiseres] te wijzigen.
4.13.
Nu er tussen JBRA en [eiseres] in het geheel geen vertrouwen meer bestaat in een herstel van de samenwerking en een frisse start nodig is om een definitief verblijf van de kinderen bij [eiseres] een serieuze kans te geven, zal de voogdij door JBRA worden beëindigd. Een verblijf van de kinderen bij [eiseres] heeft bovendien een grotere kans van slagen als de hulpverlening in [woonplaats] plaatsvindt omdat dit minder belastend is voor [eiseres] en de kinderen. Daarom zal DJGB te [woonplaats] met de voogdij over de kinderen worden belast.
4.14.
Dit lijken – en zijn wellicht – ingrijpende beslissingen voor een kort geding, maar bekeken vanuit het perspectief – het belang – van de kinderen, zou afwijzing van de vorderingen – en dus plaatsing in een gezinshuis in Lochem – nog veel ingrijpender zijn. De voorzieningenrechter acht het in het belang van de kinderen dat eerst de mogelijkheid of de kinderen blijvend bij [eiseres] , en dus in een netwerkgezin, kunnen worden geplaatst, serieus wordt onderzocht. Tijd voor een bodemprocedure is er niet, gezien de deadline die het gezinshuis heeft gesteld. In die bijzondere omstandigheden is ingrijpen geboden.
4.15.
In de aard van de zaak wordt aanleiding gezien om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt JBRA voorlopig, totdat een rechter anders beslist, de huidige verblijfplaats van de kinderen bij [eiseres] te wijzigen,
5.2.
beëindigt op grond van artikel 1:328 en 1:329 BW de voogdij door JBRA over de kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] ; en
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] ,
5.3.
belast op grond van artikel 1:302 BW de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (DJGB) te [woonplaats] met de voogdij over de kinderen,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB