ECLI:NL:RBAMS:2023:7918

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
13/059272-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling met gebroken flesje

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een andere man met een gebroken flesje op 26 februari 2023 in Amsterdam-Centrum. Tijdens de zitting op 23 november 2023 heeft de officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden bevonden en een gevangenisstraf van 360 dagen zou krijgen, waarvan 197 dagen voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.I. Keukens, pleitte echter voor integrale vrijspraak, stellende dat de camerabeelden niet duidelijk aantonen dat de verdachte opzettelijk de aangever heeft geraakt.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuige [getuige] kritisch beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk de aangever met het gebroken flesje had geslagen of gestoken. De verklaringen van de getuigen waren niet betrouwbaar genoeg en de camerabeelden gaven geen duidelijkheid over de toedracht van het incident. De rechtbank oordeelde dat het letsel van de aangever niet op het moment van de vermeende aanval was ontstaan en dat het scenario waarin de aangever tijdens een worsteling met de verdachte gewond raakte, niet kon worden uitgesloten.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet zonder redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat hij schuldig was aan de beschuldigingen. De benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank besloot dat zowel de benadeelde partij als de verdachte hun eigen kosten moesten dragen en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Datum uitspraak: 7 december 2023
Vonnis van de meervoudige strafkamer, voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.I. Keukens, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] één of meerdere malen (met kracht) met een (gebroken) flesje en/of (glas)scherf tegen diens gezicht, althans tegen diens hoofd, in ieder geval tegen diens lichaam, heeft geslagen en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het gezicht en/of (blijvende)(ontsierende) littekens in het gezicht, heeft toegebracht door één of meerdere malen (met kracht) met een (gebroken) flesje en/of (glas)scherf tegen diens gezicht, althans tegen diens hoofd, in ieder geval tegen diens lichaam, te slaan en/of te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meerdere malen (met kracht) met een (gebroken) flesje en/of (glas)scherf tegen diens gezicht, althans tegen diens hoofd, in ieder geval tegen diens lichaam, heeft geslagen en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen en wijst hierbij op de aangifte, de camerabeelden en de letselverklaring. De officier van justitie gaat er daarbij vanuit dat verdachte, door [slachtoffer] met een glasscherf in zijn gezicht te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Daartoe weegt volgens de officier van justitie mee dat door het handelen van verdachte bij het slachtoffer een snijwond van zeven centimeter op zijn rechterslaap is ontstaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 197 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw wijst erop dat uit de camerabeelden niet volgt wanneer verdachte de aangever zou hebben geraakt met het gebroken glazen flesje. Dat moet zijn gebeurd tijdens een worsteling die op de beelden niet duidelijk zichtbaar is. De aangever is kennelijk wel geraakt met het gebroken glazen flesje, maar er kan op basis van de beelden niet worden vastgesteld dat verdachte de aangever opzettelijk in zijn gezicht heeft geslagen of gestoken. De raadsvrouw acht de verklaringen van de aangever en getuige [getuige] onbetrouwbaar en heeft verzocht om deze verklaringen uit te sluiten van het bewijs, omdat de meest essentiële onderdelen van deze verklaringen in strijd zijn met wat duidelijk zichtbaar is op de camerabeelden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de verdediging – het primair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en met de verdediging – het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde evenmin bewezen, zodat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de aangever opzettelijk heeft geslagen of gestoken met een gebroken flesje en/of glasscherf. Hierbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
De aangever heeft bij het verhoor bij de rechter-commissaris onder meer verklaard dat verdachte een stekende bewegingen maakte en dat hij toen zijn jas over verdachtes handen heeft gegooid, dat verdachte nog een stekende beweging met dat glas maakte en hem tegen zijn hoofd wist te raken en dat hij verdachte toen tegen de grond heeft getrokken.
De verklaring van de aangever vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] , die hij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. [getuige] heeft onder meer verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een wijnfles heeft gepakt, tegen de muur heeft kapotgeslagen en dat verdachte daarna richting ‘de jongens’ (onder wie de aangever), iedereen probeerde te raken en dat hij toen de aangever in het gezicht heeft geraakt. Nog daargelaten dat, zoals de rechtbank hierna zal overwegen, op de camerabeelden niet is te zien dat de aangever direct midden op straat is geraakt, zoals de getuige doet voorkomen, acht de rechtbank de verklaring van getuige [getuige] onvoldoende betrouwbaar. [getuige] heeft ook verklaard dat er bloed uit de nek van de aangever spoot, terwijl er geen nekletsel bij de aangever is geconstateerd. Er staat bovendien niet vast dat de getuige vanaf zijn positie heeft kunnen waarnemen wat er tijdens de worsteling achter de auto’s is gebeurd. De verklaring van [getuige] wordt daarom niet voor het bewijs gebruikt.
De rechtbank stelt op basis van de camerabeelden vast dat verdachte, na het stukslaan van een flesje, met dat flesje in zijn handen vanuit de steeg met stekende bewegingen op de aangever, die zich toen midden op straat bevond, is afgerend. Zij is echter van oordeel dat het letsel van de aangever niet op dat moment is ontstaan. Er is op die plek op de weg geen bloed op de grond aangetroffen en uit het gedrag van de aangever blijkt niet dat hij op dat moment in zijn gezicht is geraakt met een stuk glas. Vervolgens is op de camerabeelden te zien dat de situatie zich keerde en dat de aangever achter verdachte is aangegaan, waarbij verdachte van de aangever wegrende en op de grond is beland achter een auto. Er heeft daar een worsteling plaatsgevonden, maar op de camerabeelden is niet duidelijk te zien wat er precies is gebeurd en of verdachte op dat moment de aangever heeft gestoken of geslagen met het gebroken flesje. De rechtbank is van oordeel dat het scenario dat het letsel van de aangever is ontstaan doordat hij tijdens de worsteling met verdachte is geraakt met het glas zonder dat verdachte met het glas heeft geslagen of gestoken niet als onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Uit de inhoud van het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank met andere woorden niet dat verdachte de aangever opzettelijk heeft geslagen of gestoken met een (gebroken) flesje en/of (glas)scherf. De verklaring van de aangever staat op zichzelf en vindt onvoldoende steun in ander objectief bewijsmateriaal.
De rechtbank acht de ten laste gelegde zware mishandeling en de poging daartoe dan ook niet bewezen. Verdachte zal ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 275,- aan vergoeding van materiële schade en € 3.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder heeft de benadeelde partij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M. Cordia en V.D. Reinders, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2023.