ECLI:NL:RBAMS:2023:7914

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
: C/13/730876 / HA ZA 23-228
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen door productiebedrijf aan regisseuse voor documentaireprojecten

In deze zaak vordert [verweerster], een regisseuse, betaling van openstaande facturen door Lusus Media Productions B.V., een productiebedrijf, in verband met twee documentaireprojecten. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 december 2023 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. De procedure begon met een dagvaarding op 3 maart 2023, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 19 oktober 2023. De kern van het geschil betreft de betaling van een bedrag van € 73.000,- voor de documentaire over [naam 1], waarvan de helft al was betaald. [verweerster] stelt dat zij recht heeft op de tweede termijn van € 36.500,-, terwijl Lusus betwist dat deze termijn is vervallen. Daarnaast vordert [verweerster] betaling van twee onbetaalde facturen met betrekking tot een andere documentaire, [naam documentaire 2]. Lusus voert verweer en stelt dat [verweerster] tekort is geschoten in haar verplichtingen, wat zou leiden tot ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat Lusus niet is benadeeld door de tekortkomingen van [verweerster] en dat de overeenkomst niet is ontbonden. De rechtbank wijst de vorderingen van Lusus af en veroordeelt Lusus tot betaling van de openstaande facturen aan [verweerster].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/730876 / HA ZA 23-228
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUSUS MEDIA PRODUCTIONS B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Bouter te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [verweerster] en Lusus genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 maart 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met een productie,
  • het tussenvonnis van 2 augustus 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 oktober 2023 en de daarin vermelde stukken,
  • de e-mail van 2 november 2023 van mr. Van Leeuwen namens Lusus met daarin een opmerking over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is werkzaam als regisseuse en maakt met name documentaires.
2.2.
Lusus is een productiebedrijf van films en televisieprogramma’s.
[naam documentaire 1]
2.3.
[verweerster] is in 2015 gestart met de ontwikkeling van een documentaire over [naam 1] .
2.4.
In augustus 2020 heeft [verweerster] Lusus benaderd om de documentaire over [naam 1] (hierna: [naam documentaire 1] ) door Lusus te laten verkopen aan een streamingplatform of zender. [naam documentaire 1] moest nog worden afgemaakt. Partijen hebben afgesproken dat zij dit gezamenlijk zouden doen. Er moesten nog diverse dagen worden gefilmd en de documentaire moest worden gemonteerd en afgewerkt (onder andere geluid en kleur).
2.5.
In april 2021 bereikte Lusus overeenstemming met RTL/Videoland (hierna: Videoland) over de verkoop van [naam documentaire 1] , die zal bestaan uit drie afleveringen. In augustus 2021 ondertekenen Lusus en Videoland daartoe een schriftelijke overeenkomst voor afname van [naam documentaire 1] . Daarin is opgenomen dat de door Videoland verschuldigde prijs in vier termijnen wordt betaald, waarbij de laatste termijn op 1 oktober 2021 moet worden voldaan.
2.6.
[verweerster] en Lusus hebben op 8 augustus 2021 met elkaar gemaild over het op papier zetten van afspraken. [verweerster] heeft aan Lusus gemaild:
“(…) Ik wil graag een overeenkomst met elkaar maken, ook wat betreft de betalingen. De factuur van € 73.000 euro wil ik graag dat in twee termijnen wordt overgemaakt. Het eerste deel van € 36.500,- ex. BTW graag voor aanvang van de werkzaamheden en uiterlijk voor 1 september 2021. De 2e termijn na uitzending van de eerste aflevering en uiterlijk 15 januari 2022. Kunnen jullie mij een opzet voor de overeenkomst sturen? (…)”
Lusus heeft daarop het volgende geantwoord:
“(…) Overeenkomst ja zeker. Betalingstermijnen prima als wij dan ook de betalingen van Videoland hebben gehad. Vindt overigens wel dat de tweede betaling moet plaatsvinden als Videoland alles heeft goedgekeurd en [naam 1] ook schriftelijk akkoord is.
(…)”
2.7.
Op 10 september 2021 is een schriftelijke overeenkomst (hierna: de Overeenkomst) tot stand gekomen tussen [verweerster] en Lusus. In de Overeenkomst (waarin [verweerster] is aangeduid als PRODCO_1 en Lusus als PRODCO_2) staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
3. Product | Three episodes series
PRODCO_1 and PRODCO_2 hereby engage to co-produce a three episodes series about [naam 1] (PORTRAYED). The Series (…) is intended for exhibition on the Videoland service or any other service owned or controlled by or affiliated with RTL Netherlands and Luxembourg. (…)

4.Ownership of series and/or unused footage

PRODCO_1 and PRODCO_2 hereby agree that PRODCO_2 has no ownership of the final product and/or unused materials. PRODCO_2 will co-produce the series and will act as a sales representative for any and all sales in the Netherlands and other territories concerning the series. Ownership of the series and/or unused materials lays with PORTRAYED and PRODCO_1 in a percentage division they divide amongst themselves.
(…)

7.Fees

(…) PRODCO_1 will receive a lump sum of €73.000,- for the footage shot with [naam 1] in the period prior to the collaboration between PARTIES. 50% of which will be paid upon signing of this term sheet. 50% upon completion of the project being final delivery of episode three to Videoland, no later than the 15th of january 2022.
Additionally PRODCO_1 will receive a payment of €600,- per filming day and a payment of €8.400,- for post production guidance. Payment for filming days will be made within 7 days of the filming taking place. The post production guidance fee will be paid in full upon completion of the project.
(…)

8.Production commitments

Each party hereby commits to the production of a high quality three episode video-on-demand series. (…)

11.Confidentiality

Each Party agrees that the terms and conditions of this Term Sheet and any information relating tot the affairs or business of the other Parties and any information which comes into the possession of that Party of which it reasonably ought to understand is of a confidential nature (‘
Confidential Information’), will be kept confidential and will not be disclosed to any third party except or unless: (i) to Affiliates, auditors or professional advisors of that Party on a need to know-basis and under the terms and conditions of this provision; (ii) such information is in the public domain otherwise than directly or indirectly through that Party’s default; (iii) required to be disclosed by a court of law or competent authority; (iv) reasonable to be disclosed as part of that Party’s defense in litigation or to a prospective purchaser of that Party’s business (or parts thereof).
(…)”
2.8.
Op 11 september 2021 heeft Lusus de eerste betaling van 50% van de € 73.000 (€ 36.500 exclusief btw, € 44.165 inclusief btw) betaald aan [verweerster] .
2.9.
In oktober 2021 heeft [verweerster] in Spanje voor het laatst gefilmd en gesproken met [naam 1] voor de documentaire. Daarbij was de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van Lusus aanwezig.
2.10.
Op 7 februari 2022 hebben [naam 1] en zijn manager aan [verweerster] laten weten dat zij geen vertrouwen meer hebben in haar naar aanleiding van de interviews in Spanje. [naam 1] wilde niet meer werken met [verweerster] . [naam 1] wilde alleen nog werken met [naam 2] van Lusus.
2.11.
Op 19 juli 2022 heeft [verweerster] Lusus telefonisch laten weten dat [naam 1] haar (in het vervolg op de aantijgingen na het interview in Spanje) dusdanig respectloos had behandeld dat [verweerster] [naam documentaire 1] niet langer wil afmaken en ook emotioneel niet kan afmaken.
2.12.
Lusus heeft hierover op 21 juli 2022 een e-mail gestuurd aan [verweerster] . In die e-mail staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Hierbij vatten wij samen en bevestigen wij datgene wat wij dinsdagochtend 19-07-2022 telefonisch hebben besproken.
In dit telefoongesprek gaf je aan dat je niet verder wenst te gaan met de afronding van de driedelige documentaireserie over [naam 1] die wij, oorspronkelijk gezamenlijk, produceren voor Videoland. Het handelen van [naam 1] en de personen uit zijn directe omgeving richting jou heeft de relatie tussen jou en [naam 1] dermate veel schade berokkend dat jij aangeeft de serie aangaande hem niet meer te willen en emotioneel te kunnen afmaken.
Zoals eveneens afgesproken in dit telefoongesprek lever jij nog wel de aflevering omschrijvingen aan voor aflevering 2 & 3 van de serie.
Lusus zal de serie nu zelf en naar eigen inzicht afmaken en aanleveren aan Videoland. (…)”.
2.13.
Lusus is verder gegaan met (het monteren van) de documentaire. Lusus heeft op enig moment besloten een ongeautoriseerde versie te maken, dat wil zeggen zonder autorisatie van [naam 1] . Op 29 augustus 2022 vroeg Lusus per e-mail aan [verweerster] om een kopie van de overeenkomst die zij met [naam 1] heeft, samen met alle aanvullende communicatie die tussen hen heeft plaatsgevonden. Op 6 september 2022 heeft [verweerster] als volgt gereageerd:
“(…) Ik neem aan dat Lusus zelf een contract met [naam 1] heeft afgesloten voordat jullie met hem zijn gaan filmen. Het contract tussen [naam 1] en mij is privé evenals de correspondentie. Mochten derden dat willen inzien, dan moet ik daarvoor toestemming aan [naam 1] vragen.
Ik ga ervan dat jullie mijn materiaal voor de documentaire niet zullen gebruiken zonder dat [naam 1] hiervoor toestemming heeft gegeven. Kortom, een ongeautoriseerde documentaire kan niet met mijn materiaal worden uitgezonden. (…)”.
2.14.
Lusus heeft viewing versies van de drie afleveringen van [naam documentaire 1] aan Videoland aangeleverd. Videoland heeft de documentaire afgekeurd.
2.15.
Op 20 oktober 2022 en 2 november 2022 heeft Videoland aan Lusus laten weten dat er geen release zal plaatsvinden van [naam documentaire 1] en dat er gesproken moet gaan worden over de gevolgen daarvan.
[naam documentaire 2]
2.16.
Lusus heeft [verweerster] in 2020 benaderd om een documentaire over [naam 3] (hierna: [naam documentaire 2] ) te regisseren.
2.17.
Tussen partijen is afgesproken dat [verweerster] € 600 exclusief btw per draaidag voor de regie ontvangt en € 4.800 exclusief btw voor de montage.
2.18.
[verweerster] heeft op 21 augustus 2022 (factuur 2022-0015 ter hoogte van € 1.577,40) en op 16 oktober 2022 (factuur 2022-0018 ter hoogte van € 5.932,97) facturen verstuurd aan Lusus voor haar werkzaamheden voor [naam documentaire 2] . De factuur 2022-0015 is deels betaald door Lusus en de factuur 2022-0018 is niet betaald.
2.19.
Op 5 oktober 2022 heeft Lusus aangegeven een deel van factuur 2022-0015 niet te hebben betaald, omdat er discussie is over de draaidag met [naam 4] die in rekening is gebracht. In de e-mail staat: “Lusus heeft duidelijk aangegeven dat wij deze wilden draaien zodat jij de montage in kon”.
2.20.
[naam documentaire 2] is uitgezonden bij Videoland.
Met betrekking tot beide documentaires
2.21.
Bij brief van 11 november 2022 heeft de advocaat van [verweerster] Lusus gesommeerd om de (deels) openstaande facturen 2022-0015 en 2022-0018 en de tweede helft van de € 73.000 (exclusief btw), vermeerderd met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten, zijnde in totaal een totaalbedrag van € 55.049,18, binnen zeven dagen te voldoen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[verweerster] vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Lusus tot betaling van:
i) (met betrekking tot de [naam 1] documentaire) € 48.207,49, vermeerderd met de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW),
ii) (met betrekking tot [naam documentaire 2] ) € 6.851,75, vermeerderd met de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW,
iii) de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.325,59,
iv) de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
[verweerster] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Allereerst vordert [verweerster] nakoming door Lusus van de verplichtingen uit de Overeenkomst die is gesloten met betrekking tot [naam documentaire 1] . [verweerster] heeft recht op het tweede deel van de € 73.000 (exclusief btw), voor het door haar voor de datum van de Overeenkomst gefilmde en aan Lusus geleverde materiaal en voor de door haar geleverde inspanning.
Daarnaast vordert [verweerster] betaling van twee (deels) openstaande facturen (2022-0015 en 2022-0018) met betrekking tot [naam documentaire 2] . Lusus is betaling verschuldigd uit hoofde van de daartoe gesloten overeenkomst, aldus [verweerster] .
3.3.
Lusus voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verweerster] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, (nader) ingegaan.
in reconventie
3.5.
Lusus vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. veroordeling van [verweerster] om aan Lusus te betalen een bedrag van € 52.273,21,
2. dan wel veroordeling van [verweerster] tot betaling aan Lusus van een bedrag op grond van artikel 6:230 lid 2 BW door de rechter te bepalen,
3. de veroordelingen onder 1 of 2 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
4. veroordeling van [verweerster] om zich vanaf het datum van dit vonnis te houden aan het geheimhoudingsbeding van artikel 11 van de Overeenkomst, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000 per dag aan Lusus, alles met een maximum tot € 100.000.
5. veroordeling van [verweerster] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Lusus legt – samengevat – aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Lusus doet primair een beroep op (partiële) ontbinding van de Overeenkomst en vordert schadevergoeding van [verweerster] . Volgens Lusus is [verweerster] tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst. Subsidiair stelt Lusus dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de Overeenkomst en beroept zij zich op (partiële) vernietiging van de Overeenkomst. Tevens doet zij een beroep op verrekening dan wel opschorting van de facturen die Lusus nog moet betalen aan [verweerster] . Meer subsidiair vordert Lusus wijziging van de Overeenkomst ex artikel 6:230 lid 2 BW en om ter opheffing van het nadeel aan Lusus een bedrag van € 52.273,21 toe te kennen. Tot slot stelt Lusus dat [verweerster] de geheimhoudingsplicht van artikel 11 van de Overeenkomst heeft geschonden.
3.7.
[verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Lusus.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, (nader) ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen deels met elkaar samen. Daarom zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld. Daarbij zal de rechtbank eerst ingaan op de tussen partijen gerezen discussie over de financiële afwikkeling van [naam documentaire 1] . Als tweede zullen de facturen van [naam documentaire 2] worden besproken.
[naam documentaire 1]
4.2.
[verweerster] beroept zich op nakoming van de afspraken die zij in de Overeenkomst met Lusus heeft gemaakt. Aangezien Lusus zich daarentegen erop beroept dat die afspraken niet meer gelden, omdat de Overeenkomst (partieel) is ontbonden, dan wel vernietigd, zal de rechtbank die standpunten van Lusus eerst beoordelen.
Heeft Lusus de Overeenkomst ontbonden?
4.3.
Om de Overeenkomst te kunnen ontbinden, moet voldaan zijn aan de voorwaarden van artikel 6:265 BW. In artikel 6:265 lid 1 BW is bepaald dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
Als eerste moet worden beoordeeld of [verweerster] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst. Volgens Lusus is sprake van twee tekortkomingen: 1) [verweerster] heeft haar medewerking aan het (af)maken van de documentaire ingetrokken op 19 juli 2022 en 2) [verweerster] heeft in augustus/september 2022 haar toestemming voor het gebruik van het beeldmateriaal ingetrokken.
4.5.
Over het eerste verwijt overweegt de rechtbank als volgt. [verweerster] en Lusus hadden afgesproken dat zij [naam documentaire 1] samen zouden produceren. Tot de verplichtingen van [verweerster] behoorde dan ook dat zij haar bijdrage zou leveren aan de totstandkoming van de documentaire. Op 19 juli 2022 heeft [verweerster] laten weten dat zij [naam documentaire 1] niet langer wilde afmaken. Naar aanleiding van die mededeling heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Lusus en [verweerster] , waarbij is afgesproken dat Lusus de documentaire zelf en naar eigen inzicht zal afmaken en aanleveren aan Videoland (zie 2.11 en 2.12). Hiermee heeft Lusus naar het oordeel van de rechtbank geaccepteerd dat [verweerster] niet langer betrokken zou zijn. Door ermee in te stemmen dat [verweerster] geen bijdrage meer zou leveren aan het afmaken van [naam documentaire 1] , is die verplichting van [verweerster] komen te vervallen. Dat betekent dat het na 19 juli 2022 uitblijven van een bijdrage van [verweerster] aan het afmaken van de documentaire niet als een tekortkoming kan worden aangemerkt.
4.6.
In de tweede plaats heeft Lusus aangevoerd dat [verweerster] in augustus/september 2022 haar toestemming voor het gebruik van het beeldmateriaal heeft ingetrokken. Dat is volgens Lusus in strijd met de afspraken in de Overeenkomst. Volgens Lusus kon zij daardoor geen documentaire bij Videoland aanleveren, omdat dan de situatie zou ontstaan dat geen van beide beeldrechthouders ( [naam 1] en [verweerster] ) toestemming had gegeven voor gebruik.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat op dit punt wel sprake is van een tekortkoming, maar dat deze tekortkoming in dit geval niet de ontbinding van de Overeenkomst rechtvaardigt. Daartoe is het volgende redengevend.
4.8.
Met het aangaan van de Overeenkomst en het ter beschikking stellen van haar beeldmateriaal ten behoeve van de documentaire heeft [verweerster] aan Lusus toestemming gegeven voor het gebruik van dat beeldmateriaal. Daarnaast heeft [verweerster] , nadat zij in juli 2022 had besloten niet verder betrokken te willen zijn bij de (afronding van de) documentaire, het goed gevonden dat Lusus de documentaire verder zou afmaken. Dat laatste kan niet anders worden opgevat dan als een bevestiging van de in de Overeenkomst gegeven toestemming voor het gebruik van het beeldmateriaal. Vervolgens heeft [verweerster] in de e-mail van 6 september 2022 echter aangegeven dat zij ervan uitgaat dat haar materiaal niet gebruikt zou worden voor een ongeautoriseerde versie. Daarmee heeft zij haar eerder gegeven toestemming ingetrokken, althans haar toestemming afhankelijk gemaakt van toestemming van [naam 1] . Met deze opstelling kwam [verweerster] (deels) terug van haar eerder gegeven toestemming. Dat is aan te merken als een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de Overeenkomst.
4.9.
Voor de vraag of deze tekortkoming rechtvaardigt dat de Overeenkomst wordt ontbonden, is het volgende van belang. Lusus heeft niet gereageerd op de e-mail van 6 september 2022 van [verweerster] en op dat moment heeft Lusus aan de mededeling van [verweerster] ook geen gevolgen verbonden. Als Lusus de Overeenkomst had willen ontbinden vanwege deze tekortkoming, had het voor de hand gelegen dat zij dat in september 2022 had gedaan. Dat heeft Lusus echter niet gedaan. Integendeel, Lusus heeft zich van de inhoud van de e-mail van [verweerster] in feite niets aangetrokken. Zo is Lusus het beeldmateriaal van [verweerster] blijven gebruiken. Dat beeldmateriaal was ook opgenomen in de viewing versies die Lusus aan Videoland heeft verstrekt. De tekortkoming van [verweerster] heeft Lusus er feitelijk dus niet van weerhouden om de documentaire af te maken en het beeldmateriaal te gebruiken.
4.10.
Lusus heeft op de zitting verklaard dat Videoland de documentaire niet meer wilde afnemen, omdat deze niet voldeed niet aan de kwaliteitseisen van Videoland en omdat er ruis was over de rechten (geen toestemming van [naam 1] en van [verweerster] ). [verweerster] heeft op de zitting toegelicht dat Videoland de documentaire op inhoudelijke gronden heeft afgekeurd, omdat het beeldmateriaal weliswaar goed was maar het verhaal niet goed genoeg. Op basis van deze verklaringen van partijen kan worden vastgesteld dat in elk geval de inhoudelijke kwaliteit van de documentaire naar de mening van Videoland niet goed genoeg was. Dat Videoland de documentaire wel zou hebben geaccepteerd wanneer [verweerster] haar toestemming niet had ingetrokken, is daarmee geenszins aannemelijk. Ook in de situatie dat [verweerster] haar toestemming niet had ingetrokken, zou dat immers niets hebben veranderd aan de (volgens Videoland onvoldoende) inhoudelijke kwaliteit van de documentaire en dat zou overigens ook niets hebben veranderd aan het ontbreken van toestemming van [naam 1] als geportretteerde in de documentaire. Dat betekent dat het intrekken door [verweerster] van haar toestemming op zichzelf geen (nadelige) gevolgen heeft gehad voor Lusus.
4.11.
De conclusie is dus dat Lusus niet is benadeeld door de tekortkoming van [verweerster] . Daaruit volgt dat de bijzondere aard van de tekortkoming (met inbegrip van het uitblijven van enige gevolgen daarvan voor Lusus) in dit geval niet de ontbinding van de Overeenkomst rechtvaardigt. De rechtbank verwerpt daarom het beroep van Lusus op ontbinding van de Overeenkomst. De vorderingen van Lusus die verband houden met het beroep op ontbinding moeten om die reden worden afgewezen.
Heeft Lusus de Overeenkomst vernietigd?
4.12.
Lusus stelt zich verder op het standpunt dat zij de Overeenkomst heeft vernietigd wegens dwaling.
4.13.
Daartoe voert Lusus in de eerste plaats aan dat zij in de veronderstelling was dat [verweerster] een akkoord had met [naam 1] en dat [verweerster] over de rechten beschikte om het materiaal te gebruiken, maar dat [naam 1] is teruggekomen op zijn toezeggingen om over een specifieke gebeurtenis (hierna: de gebeurtenis) te praten.
4.14.
[verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wel toestemming had van [naam 1] voor gebruik van het door haar gemaakte beeldmateriaal. Verder heeft [verweerster] vóór het sluiten van de Overeenkomst laten weten dat [naam 1] niet over de gebeurtenis wilde praten.
4.15.
De rechtbank overweegt dat het beroep op dwaling moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 6:228 BW. Daarbij is als eerste van belang of Lusus een onjuiste voorstelling van zaken had ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst met [verweerster] in september 2021. Naar het oordeel van de rechtbank kan Lusus op dat moment niet hebben gedacht dat [naam 1] bereid was om over de gebeurtenis te praten, omdat [verweerster] eerder, namelijk op 24 augustus 2021, per WhatsApp aan Lusus expliciet had laten weten dat [naam 1] niet over de gebeurtenis wilde praten. Van dwaling op dit punt is dus geen sprake. Daarnaast is niet komen vast te staan dat [verweerster] geen toestemming van [naam 1] had voor het gebruik van het door haar gemaakte beeldmateriaal.
4.16.
In het kader van het beroep op dwaling heeft Lusus op de zitting in de tweede plaats het volgende aangevoerd. Lusus heeft ook gedwaald bij het aangaan van de Overeenkomst over de toestemming voor het gebruik van de beelden. Het bleek een voorwaardelijke toestemming te zijn die [verweerster] kon intrekken. Lusus dacht dat zij een ongeclausuleerde toegang kreeg. [verweerster] had Lusus erover moeten inlichten dat zij de toestemming kon intrekken. Bij ware kennis hierover had Lusus de overeenkomst met [verweerster] niet gesloten, aldus steeds Lusus.
4.17.
De rechtbank overweegt dat deze situatie niet voldoet aan het bepaalde in artikel 6:228 lid 1 onder b BW (waarop Lusus zich in dit verband beroept). Dat [verweerster] is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst betekent nog niet dat [verweerster] om die reden heeft gedwaald bij het aangaan van de Overeenkomst. [verweerster] heeft Lusus er bij het aangaan van de Overeenkomst niet op kunnen wijzen dat zij de toestemming kon intrekken, eenvoudigweg omdat [verweerster] die toestemming in beginsel niet kon intrekken. Bovendien wist ook [verweerster] ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst nog niet wat er nadien zou gaan gebeuren en wat voor haar de aanleiding zou zijn om de e-mail van 6 september 2022 te sturen.
4.18.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het beroep op dwaling verwerpt. De vorderingen van Lusus die verband houden met het beroep op dwaling en vernietiging van de Overeenkomst moeten daarom worden afgewezen.
Heeft [verweerster] recht op betaling van de tweede termijn?
4.19.
[verweerster] heeft op grond van de Overeenkomst recht op betaling door Lusus van € 73.000,- (exclusief btw) als tegenprestatie voor het door [verweerster] aan Lusus beschikbaar gestelde beeldmateriaal. De helft van dat bedrag heeft Lusus aan [verweerster] betaald. In de Overeenkomst is bepaald dat de andere helft (hierna: de tweede termijn) wordt betaald: “upon completion of the project being final delivery of episode three to Videoland, no later than the 15th of january 2022”.
4.20.
In geschil is of [verweerster] recht heeft op betaling van de tweede termijn (€ 36.500 exclusief btw).
4.21.
[verweerster] stelt zich op het standpunt dat de in de Overeenkomst genoemde datum van 15 januari 2022 een fatale termijn is en dat zij sowieso recht heeft op de afgesproken vergoeding voor het door haar ter beschikking gestelde beeldmateriaal, ongeacht of uiteindelijk een documentaire tot stand is gekomen of niet.
4.22.
Lusus betwist dat 15 januari 2022 een fatale termijn voor betaling is. Zij voert aan dat het de bedoeling was dat [verweerster] pas betaald zou krijgen nadat de documentaire was afgeleverd aan Videoland en nadat Videoland aan Lusus had betaald. De datum van 15 januari 2022 hield daarmee verband. Bij het aangaan van de Overeenkomst was namelijk de verwachting dat de documentaire uiterlijk op 1 oktober 2021 klaar zou zijn en aan Videoland zou worden aangeleverd. Gerekend vanaf 1 oktober 2021 had Videoland dan drie maanden om aan Lusus te betalen. Daarna had Lusus dan twee weken om [verweerster] te betalen, aldus steeds Lusus.
4.23.
De rechtbank overweegt dat de stelplicht en bewijslast van de door [verweerster] gestelde uitleg van de Overeenkomst op [verweerster] rust. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verweerster] onvoldoende onderbouwd dat partijen de bedoeling hadden 15 januari 2022 als een uiterste en fatale datum voor betaling te hanteren. [verweerster] heeft de toelichting van Lusus over wat de achtergrond is van de gekozen datum onvoldoende betwist. De toelichting van Lusus vindt bovendien steun in de e-mail van 8 augustus 2021 die zij voorafgaand aan het opstellen van de Overeenkomst aan [verweerster] heeft gestuurd (zie r.o. 2.6). Daarnaast zijn ook volgens de verklaring van [verweerster] op de zitting partijen er bij het aangaan van de Overeenkomst van uitgegaan dat er een documentaire zou komen. Dat laatste blijkt overigens ook uit de e-mail van [verweerster] van 8 augustus 2021 (zie opnieuw r.o. 2.6). Uit een en ander volgt dat partijen redelijkerwijs hebben mogen begrijpen dat betaling van de tweede termijn afhankelijk was van
final deliveryvan de documentaire aan Videoland.
4.24.
Vervolgens is de vraag of voldaan is aan de voorwaarde van
final delivery. Vast staat dat Lusus alleen viewing versies van de drie afleveringen van de documentaire aan Videoland heeft verstrekt. Er had nog geen audio- en kleurbewerking plaatsgevonden. Videoland heeft de documentaire niet willen afnemen, onder meer omdat deze niet aan de door haar gestelde kwaliteitseisen voldeed. Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van
final delivery. [verweerster] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op basis waarvan kan worden vastgesteld dat partijen over en weer iets anders mochten verwachten.
4.25.
Door [verweerster] is ten slotte gesteld dat het niet vervuld zijn van de voorwaarde van
final deliveryniet aan haar kan worden tegengeworpen, omdat de vervulling van die voorwaarde afhankelijk was van Lusus. De rechtbank begrijpt dat [verweerster] hiermee een beroep doet op het bepaalde in artikel 6:23 lid 1 en/of artikel 6:248 lid 1 BW. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op deze bepalingen niet slaagt. Daartoe is het volgende van belang. De omstandigheid dat uitsluitend Lusus de documentaire heeft afgemaakt en daarmee verantwoordelijk is geworden voor de
final delivery, was het gevolg van de beslissing van [verweerster] om zich terug te trekken. Verder heeft Lusus zich er serieus voor ingespannen – en dat was ook zeker in het belang van Lusus zelf – om ervoor te zorgen dat de documentaire door Videoland zou worden geaccepteerd. Dat Videoland dat uiteindelijk niet heeft gedaan, heeft met name ermee maken dat Videoland de documentaire kwalitatief onvoldoende vond. Voor de hand ligt dat de documentaire van betere kwaliteit was geweest (en mogelijk door Videoland wel zou zijn geaccepteerd) als [verweerster] zich niet zou hebben teruggetrokken, maar betrokken was gebleven bij het afmaken van de documentaire. Daarom komt het niet-vervuld zijn van de voorwaarde van
final deliveryevengoed voor rekening van [verweerster] .
4.26.
De conclusie is dat [verweerster] geen recht heeft op betaling van de tweede termijn. De daartoe strekkende vordering van [verweerster] moet dus worden afgewezen.
4.27.
Uit al hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat geen van partijen nog iets moet betalen aan de ander uit hoofde van de samenwerking met [naam documentaire 1] .
Het geheimhoudingsbeding
4.28.
In artikel 11 van de Overeenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen. Lusus heeft gesteld dat [verweerster] dat beding vier keer heeft geschonden. [verweerster] heeft dat betwist.
4.29.
De rechtbank overweegt dat er onvoldoende belang is om te beoordelen of [verweerster] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Een specifieke hierop gerichte vordering ontbreekt namelijk in het petitum van de eis in reconventie. Lusus heeft weliswaar aangekondigd dat zij een verklaring voor recht zal vorderen dat [verweerster] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden met bepaling dat [verweerster] de door Lusus geleden en te lijden schade moet vergoeden, maar een dergelijke vordering staat niet in het petitum. Bij gebrek aan een concrete vordering ontbreekt het zodoende aan belang om een oordeel te geven over de vermeende schending van het geheimhoudingsbeding.
4.30.
Lusus heeft in het petitum wel gevorderd dat [verweerster] wordt veroordeeld om zich te houden aan het geheimhoudingsbeding, zulks op straffe van een dwangsom. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat partijen in artikel 11 van de Overeenkomst het daar omschreven geheimhoudingsbeding hebben afgesproken. Ook is niet in geschil dat dat geheimhoudingsbeding nog steeds geldt. Lusus heeft niet onderbouwd wat haar belang is bij de gevraagde veroordeling. Er is in dit geval geen reden om aan te nemen dat [verweerster] in de toekomst het geheimhoudingsbeding niet zal respecteren, zeker niet nu de rechtbank in dit vonnis heeft beslist over de financiële afwikkeling van [naam documentaire 1] .
4.31.
De vordering van Lusus die betrekking heeft op het geheimhoudingsbeding moet dus worden afgewezen.
[naam documentaire 2]
4.32.
[verweerster] vordert betaling van een tweetal (deels) onbetaalde facturen die betrekking hebben op door [verweerster] verrichte werkzaamheden voor [naam documentaire 2] .
4.33.
De factuur met nummer 2022-0018 bedraagt € 5.932,97 (inclusief btw). Lusus heeft niet betwist dat [verweerster] de op de factuur vermelde werkzaamheden heeft verricht en dat zij in beginsel recht heeft op betaling van die factuur. Lusus heeft zich bij wijze van verweer beroepen op opschorting en/of verrekening met hetgeen Lusus nog van [verweerster] heeft te vorderen uit hoofde van de ontbinding of vernietiging van de Overeenkomst inzake [naam documentaire 1] . Nu de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat die Overeenkomst niet is ontbonden of vernietigd en dat Lusus uit hoofde van die Overeenkomst niets te vorderen heeft van [verweerster] , moet het beroep van Lusus op opschorting en verrekening worden verworpen.
4.34.
Lusus moet de factuur met nummer 2022-0018 dus betalen aan [verweerster] . Lusus zal daartoe worden veroordeeld. De vanaf 30 oktober 2022 gevorderde wettelijke handelsrente over het bedrag van de factuur is eveneens toewijsbaar.
4.35.
Het openstaande bedrag van de factuur met nummer 2022-0015 bedraagt € 726,00 (inclusief btw). Dit zijn de kosten die [verweerster] in rekening heeft gebracht voor een draaidag op 19 augustus 2022 in Engeland. Partijen verschillen erover van mening of voor deze werkzaamheden opdracht is gegeven.
4.36.
De rechtbank stelt vast dat [verweerster] de regisseuse was van [naam documentaire 2] en dat zij volgens de hierover gemaakte afspraken een vergoeding van € 600,- (exclusief btw) per draaidag zou ontvangen voor de regie. Ook is niet in geschil dat op de bewuste datum een draaidag in Engeland heeft plaatsgevonden. [verweerster] heeft onweersproken toegelicht dat [naam 3] en de te interviewen persoon in Engeland beiden wilden dat [verweerster] de betreffende draaidag zou regisseren. Lusus heeft het vliegticket uiteindelijk ook op naam van [verweerster] gezet. Gelet hierop heeft [verweerster] redelijkerwijs mogen aannemen dat zij de opdracht had gekregen van Lusus om de betreffende draaidag te regisseren. Het verweer van Lusus wordt daarmee verworpen.
4.37.
Lusus moet dus het openstaande bedrag van € 726,00 van de factuur met nummer 2022-0015 betalen. Zij zal daartoe worden veroordeeld. De over dat bedrag vanaf 4 september 2022 gevorderde wettelijke handelsrente is eveneens toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.38.
[verweerster] vordert een bedrag van € 1.325,59 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dat bedrag is niet toewijsbaar, omdat [verweerster] niet heeft gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Aangezien sprake is van een handelsovereenkomst, waarbij de betalingstermijn van artikel 6:119a is verstreken, is niettemin op grond van artikel 6:96 lid 4 BW een bedrag van € 40,- toewijsbaar, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht. Tot betaling van laatstgenoemd bedrag zal Lusus worden veroordeeld.
Conclusie en proceskosten
4.39.
De conclusie is dat in conventie alleen de vorderingen die betrekking hebben op de vergoeding voor werkzaamheden van [naam documentaire 2] worden toegewezen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. In reconventie worden alle vorderingen afgewezen.
4.40.
Lusus zal in conventie en in reconventie in de kosten worden veroordeeld van [verweerster] .
4.41.
In conventie wordt voor de hoogte van het te vergoeden griffierecht en het tarief van het salaris advocaat aansluiting gezocht bij het toewijsbare bedrag. De proceskosten van [verweerster] in conventie worden met inachtneming daarvan begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00(2 punten x tarief I: € 508,00)
Totaal: € 1.330,00
4.42.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie is toewijsbaar op de wijze als in de beslissing is vermeld.
4.43.
In reconventie worden de proceskosten van [verweerster] begroot op € 1.183,00 aan salaris advocaat (2 punten x factor 0,5 x tarief IV: € 1.183,00).
4.44.
De nakosten (voor conventie en reconventie samen) worden begroot op de wijze als in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Lusus tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van 6.658,97, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW:
- over een bedrag van € 726,00 vanaf 4 september 2022,
- over een bedrag van € 5.932,97 vanaf 30 oktober 2022,
telkens tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Lusus tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt Lusus in de proceskosten, aan de kant van [verweerster] tot op heden begroot op € 1.330,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt Lusus in de proceskosten, aan de kant van [verweerster] tot op heden begroot op € 1.183,00,
verder in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt Lusus in de nakosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 271,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Lusus niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Lusus € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen in 5.1, 5.2, 5.3, 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.