Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Finland. De opgeëiste persoon, geboren in Nigeria, was gedetineerd in Nederland en had een duurzaam verblijfsrecht. Tijdens de zitting op 22 november 2023 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, en zijn raadsman voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was vanwege onduidelijkheid over het resterende strafrestant. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de zaak aan te houden voor navraag bij de uitvaardigende justitiële autoriteit, omdat de informatie van de raadsman niet voldoende was om de zaak te onderbouwen.
De rechtbank beoordeelde vervolgens de grondslagen van het EAB en de feiten die aan de overlevering ten grondslag lagen. De opgeëiste persoon had een aantal strafbare feiten gepleegd die ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon voldoende economische en sociale banden met Nederland had, wat leidde tot de conclusie dat de overlevering op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd. De rechtbank besloot de tenuitvoerlegging van de in Finland opgelegde vrijheidsstraffen in Nederland te bevelen en de overleveringsdetentie op te heffen.
De uitspraak benadrukt het belang van duurzaam verblijfsrecht en de voorwaarden waaronder overlevering kan worden geweigerd. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 6a OLW toegepast en geen aanleiding gezien om van deze grond af te wijken. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.