Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2. [gedaagde 2] ,
3. [gedaagde 3] ,
4.[gedaagde 4] ,
29 augustus 2022 mondeling uitspraak in het incident gedaan en is de hoofdzaak verwezen voor akte overlegging stukken aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] . Bij akte van 14 november 2022 hebben [eiser 1] en [eiser 2] opnieuw een provisionele vordering ingesteld, waarin op
21 februari 2023 een mondeling vonnis is gewezen, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 10 maart 2023 voor akte aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] . Op 20 februari 2023 heeft Brasil Music Bar c.s. per e-mail het definitieve rapport van makelaar [naam VOF] als productie ingediend.
- de akte uitlaten rapport makelaar, tevens verzoek vernietiging, met producties, van [eiser 1] en [eiser 2] ;
15 maart 2020 een beroep op artikel 6 van de (aanvulling op de) huurovereenkomst toekomt. In dit artikel is bepaald: “
Indien zich lopende de huurovereenkomst bijzondere omstandigheden voordoen (grootschalige sluiting pand in Wallengebied of terreuraanslag e.d.) zullen partijen met elkaar in overleg treden over herziening van de huurprijs. Indien partijen in een dergelijk geval in overleg geen overeenstemming kunnen bereiken dan zullen partijen elk een makelaar benoemen die uit het midden een derde onafhankelijke makelaar benoemen die vervolgens de aangepaste huurprijs vaststelt. De benoemde makelaar zal bij het vaststellen van de huurprijs als uitgangspunt nemen dat de huurprijs welke thans wordt gehanteerd een redelijke is met als uitgangspunt dat de omzet inclusief BTW thans € 2.400.000,-- op jaarbasis bedraagt. Partijen zullen slechts van deze mogelijkheid van huuraanpassing gebruik mogen maken indien op basis van genoemde omstandigheden de omzet inclusief BTW op jaarbasis minder dan € 1.600.000,- bedraagt.”
In het tussenvonnis is onder meer overwogen:
“Conclusie is dan ook dat [eiser 1] en [eiser 2] zo spoedig mogelijk een makelaar dienen aan te wijzen en dat vervolgens partijen de wederzijdse makelaars dienen te verzoeken een derde onafhankelijke makelaar te benoemen die de aangepaste huurprijs vaststelt. Daarbij zij opgemerkt dat in artikel 6 is bepaald dat uitgangspunt is dat de overeengekomen huurprijs redelijk is bij een gemiddelde jaaromzet van € 2,4 miljoen per jaar, waaruit volgt dat deze dus omzet gerelateerd is. Het lijkt daarom op zijn plaats om bij de vaststelling van de aangepaste huurprijs uit te gaan van de gelet op de bestemming mogelijk te behalen omzet (gedurende de coronamaatregelen dus) en niet van de huurprijs van horecagelegenheden in de buurt zonder de bestemming seksinrichting. Bovendien lijkt het op voorhand aangewezen om daarbij de door Brasil Music Bar ontvangen corona gerelateerde uitkeringen, zoals de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) bij de omzet te betrekken.”
Taxatierapportis uitgebracht. Daarin stelt [naam VOF] de huurprijs vast op € 78.500,- per jaar.
- voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst door middel van opzegging per
- Brasil Music Bar, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, op straffe van een dwangsom;
- de huurprijs vast te stellen op € 59.573,71 per maand;
- Brasil Music Bar, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk te veroordelen een gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs te voldoen na het einde van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming;
- Brasil Music Bar, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de huurachterstand over de periode maart 2020 tot april 2021 van € 710.520,73;
- Brasil Music Bar, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 32.140,-- aan onverschuldigde betaling;
- Brasil Music Bar, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
omzet (totale opbrengsten). Zij baseert zich daarbij op de draagkrachtmethode. Zoals [eiser 1] en [eiser 2] terecht aanvoeren wordt deze methode vaak gebruikt bij het vaststellen van de aanvangshuurprijs van een bedrijfsruimte, maar is deze methode hier, zonder begrijpelijk toelichting, die ontbreekt, niet gepast, nu het gaat om het bijstellen van een reeds overeengekomen aanvangshuurprijs vanwege bijzondere omstandigheden. Vaststaat dat de huurprijs in de huurovereenkomst aan de omzet is gerelateerd op een veel hoger percentage dan het percentage van 10%, dat [naam VOF] adviseert in haar rapport. Zij baseert dat aanzienlijk lagere percentage op de cijfers van een niet nader gedefinieerd cafébedrijf, terwijl Brasil Music Bar een seksinrichting (met horecabestemming) betreft. Zonder nadere toelichting valt dan ook in redelijkheid niet te begrijpen waarom [naam VOF] voor de vaststelling van de huurprijs uitgaat van een regulier cafébedrijf en van de gehanteerde waarderingsmethode. Daarnaast is onbetwist gebleven dat [naam VOF] is uitgegaan van de cijfers zoals Brasil Music Bar c.s. deze heeft aangeleverd, zonder deze te verifiëren terwijl [eiser 1] en [eiser 2] deze betwisten. Het had op de weg van [naam VOF] gelegen om de (jaar)cijfers na het bezwaar van [eiser 1] en [eiser 2] nader te (doen laten) onderzoeken en verifiëren door bijvoorbeeld een registeraccountant. Daarbij is in aanmerking genomen dat [eiser 1] en [eiser 2] stellen dat Brasil Music Bar c.s. in de coronaperiode in totaal € 933.474,- aan overheidssteun heeft ontvangen. Welk deel daarvan precies aan compensatie voor de huur moet worden toegerekend is niet uiteengezet, maar dat Brasil Music Bar c.s. aan tegemoetkoming voor de huur in de jaren 2020 en 2021 bedragen heeft ontvangen die tezamen (veel) hoger zijn dan de door [naam VOF] over deze jaren vastgestelde huurprijs van € 78.500,- is voldoende komen vast te staan. Uit de overgelegde cijfers van Brasil Music Bar c.s. blijkt immers dat de ontvangen TVL in ieder geval € 511.534,73 bedraagt en dat de huur ongeveer 80% van de vaste lasten betreft (zie blz. 60 van het rapport). Dat betekent dat in ieder geval meer dan € 409.227,78 van de ontvangen TVL voor de huur is bedoeld. Dat maakt het advies onbegrijpelijk. [naam VOF] motiveert voorts dat de management fee voor de bestuurders door de onderneming onvermijdbare kosten zijn, maar dat is in het algemeen in coronatijd niet onderkend. Op basis van deze overwegingen heeft [naam VOF] , alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, dan ook niet in redelijkheid tot haar advies kunnen komen. Daarbij speelt nog dat het 85 pagina’s tellende rapport van [naam VOF] verschillende externe factoren bespreekt, zoals de oorlog in Oekraïne, de stijgende energieprijzen en de inflatie, die (overigens ook volgens het advies zelf) bij het bepalen van de huurprijs geen rol spelen en dat [naam VOF] aanvankelijk de huurprijskorting voor een periode tot ver nadat de coronamaatregelen door de overheid werden opgelegd, in haar advies heeft meegenomen. Slotsom is dan ook dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eiser 1] en [eiser 2] aan het advies gebonden te achten.