ECLI:NL:RBAMS:2023:7825

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
13-076871-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van vernieling, bedreiging met zware mishandeling en belaging met sterk verminderd toerekeningsvatbaarheidsaspect

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen vernieling, bedreiging met zware mishandeling en belaging van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1986, in de periode van 15 tot en met 17 maart 2023 in Amsterdam meerdere vernielingen heeft gepleegd, waaronder het vernielen van ramen en een auto. Daarnaast heeft hij op 17 maart 2023 de aangever bedreigd met zware mishandeling door met een stofzuigerstang op hem af te komen, wat bij de aangever vrees voor zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Tevens heeft de verdachte in de periode van 16 januari 2023 tot en met 17 maart 2023 de ex-vriendin stelselmatig belaagd, ondanks een eerder opgelegd contactverbod. De rechtbank heeft de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en de oplegging van TBS met voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/076871-23
Datum uitspraak: 6 december 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] , [woonplaats] ,
nu verblijvende in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [verblijfsadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.B. Stenger, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank op de terechtzitting de deskundige [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.
vernieling van ramen, een stofzuiger en een auto in de periode van 15 tot en met 17 maart 2023 te Amsterdam;
2.
bedreiging van [aangever] op 17 maart 2023 te Amsterdam;
3.
belaging van [aangeefster] in de periode van 16 januari 2023 tot en met 17 maart 2023 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1en geldt als hier ingevoegd.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging bevat het dossier naast de aangifte van [aangever] (hierna: [aangever] ) een proces-verbaal van bevindingen met daarin de verklaring van getuige [getuige] . Hij heeft verklaard dat hij verdachte achter [aangever] aan heeft zien rennen, dat verdachte naar hem schreeuwde en dat [aangever] van verdachte probeerde weg te komen. Dit is ook te zien en te horen op een filmpje dat door de getuige is gemaakt. Het door verdachte afpakken van de stofzuiger en het vervolgens dreigend op [aangever] af komen lopen met die stofzuigerstang in zijn handen levert, in combinatie met de agressieve houding van verdachte en het even daarvoor vernielen van een ruit, een bedreiging met zware mishandeling op.
Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde belaging heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de aangifte van [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) op voldoende punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de aangifte in het geheel als betrouwbaar kan worden beschouwd. Verdachte heeft in een periode van twee maanden op negen verschillende momenten wederrechtelijk contact gezocht met [aangeefster] en daarmee het aan hem opgelegde contactverbod overtreden. Hiermee heeft hij [aangeefster] gedwongen te dulden dat er stelselmatig contact met haar werd gezocht en een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de onder feit 1 tenlastegelegde vernielingen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de stofzuigerstang opnieuw heeft opgepakt en daarmee dreigend op [aangever] af is komen lopen. Dit is niet te zien op het filmpje dat door getuige [getuige] is gemaakt en door de politie is beschreven. Hierdoor kan niet worden bewezen dat bij [aangever] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hem van het leven zou beroven of zwaar zou mishandelen.
Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde belaging heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die het merendeel van de tenlastegelegde gedragingen heeft verricht dan wel niet kan worden bewezen dat hij dit heeft gedaan met de intentie om [aangeefster] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen. Van de gedragingen die verdachte wel heeft verricht, te weten het aanbellen op 4 maart 2023 en het vernielen van de ruit op 17 maart 2023, kan niet worden gezegd dat deze stelselmatig zijn geweest wat betreft de duur, frequentie en intensiteit daarvan.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewezenverklaring vernieling, meermalen gepleegd (feit 1)
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, kan worden bewezen dat hij op 17 maart 2023 meerdere goederen heeft vernield en/of beschadigd. Gelet op het standpunt van de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
4.3.2.
Bewezenverklaring bedreiging met zware mishandeling (feit 2)
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van aangever [aangever] en de verklaring van getuige [getuige] vast dat op 17 maart 2023 het volgende is gebeurd.
Aangever [aangever] was op die dag aan het werk als schoonmaker in het trappenhuis gelegen op de [adres 2] in Amsterdam, toen hij verdachte beneden in het trappenhuis aan de achterzijde op de deur en ramen zag bonken. Verdachte wilde naar binnen, was agressief, pakte een bloempot van de grond en gooide deze tegen het raam, waardoor het raam stuk ging. Verdachte ging vervolgens richting de voorzijde van het trappenhuis. Hij heeft daar in de hal de stofzuiger van [aangever] gepakt, is hiermee naar buiten gerend en heeft de losgeraakte stofzuigerstang omhoog gegooid, tegen een raam op de eerste etage. [aangever] heeft daarna gezien dat verdachte een woning inging en hij hoorde dat verdachte binnen aan het schreeuwen was. Even later is verdachte weer naar buiten gekomen en zag [aangever] dat hij de stalen stang van de stofzuiger met beide handen oppakte en rennend met de stalen stang op hem afkwam. Deze laatste gedraging ontkent verdachte, maar hij heeft wel verklaard dat hij kan begrijpen dat de situatie bedreigend op [aangever] is overgekomen. [aangever] heeft verklaard dat hij erg bang was en dat hij dacht dat verdachte hem wilde slaan, waardoor hij is weggerend. Hierna heeft verdachte nogmaals de stofzuigerstang gepakt en tegen het raam op de eerste etage gegooid, waardoor de ruit brak. Getuige [getuige] , heeft gezien dat verdachte schreeuwend achter [aangever] aanrende en dat [aangever] van verdachte probeerde weg te komen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank vindt de gedraging van verdachte, het op iemand af komen lopen met een stofzuigerstang in zijn handen, op zichzelf genomen niet van dien aard om als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen worden aangemerkt. Gelet op de door de rechtbank vastgestelde omstandigheden en de context waarin de gedraging heeft plaatsgevonden is de rechtbank evenwel van oordeel dat bij [aangever] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij door verdachte met de stofzuigerstang zou worden geslagen en zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Verdachte was op dat moment immers zeer opgefokt en agressief, zijn woede richtte zich specifiek op [aangever] en even daarvoor had hij in het bijzijn van [aangever] al een raam vernield. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging.
4.3.3.
Bewezenverklaring belaging (feit 3)
Aangeefster [aangeefster] heeft in haar aangifte van belaging over negen momenten verklaard waarop verdachte in de periode van 16 januari 2023 tot en met 17 maart 2023 (indirect) contact met haar zou hebben gezocht. Verdachte heeft het merendeel hiervan ontkend of hieraan een andere bedoeling gegeven.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de volgende gedragingen heeft verricht dan wel die gedragingen heeft verricht met het oogmerk om contact te zoeken met [aangeefster] en overweegt hiertoe als volgt.
  • Op 16 januari 2023 zou verdachte flyers hebben achtergelaten bij de chiropractor van [aangeefster] . Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad aan de chiropractor heeft gevraagd of hij flyers wilde uitdelen, maar dat dit ook zijn chiropractor is. De rechtbank acht hierdoor niet bewezen dat verdachte dit heeft gedaan met het opzet om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] .
  • Op 30 januari 2023 zou verdachte een SMS bericht hebben gestuurd aan [aangeefster] met de tekst: “Kk hoer krijg nog geld van je. Kom het zo ophalen.” Verdachte ontkent dit te hebben gedaan en uit het verrichte onderzoek naar dit SMS bericht is niet komen vast te staan dat verdachte dit bericht heeft gestuurd.
  • Op 14 februari 2023 zou verdachte het naambordje van [aangeefster] bij de centrale ingang van haar woning hebben beklad met de tekst “Happy Valentines”. Zij zou het handschrift van verdachte herkennen. Verdachte ontkent en op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die dit heeft gedaan.
  • Op 2 maart 2023 zou verdachte een ei tegen het raam van de woning van [aangeefster] hebben gegooid. Verdachte ontkent en op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die dit heeft gedaan.
  • Op 16 maart 2023 zou verdachte bij [aangeefster] hebben aangebeld en “kankerhoer” hebben gezegd. Er zit een foto van de deurbelcamera in het dossier waarop een stuk van een kaal hoofd te zien is. Deze foto is op de zitting getoond en verdachte ontkent de persoon te zijn die op deze foto is te zien. De rechtbank is op basis van de eigen waarneming ter zitting van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op die foto te zien is.
De rechtbank vindt de volgende gedragingen wel bewezen:
  • Op 20 januari 2023 heeft verdachte de politie gebeld en naar het adres van [aangeefster] gestuurd. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij de politie heeft gebeld vanwege een vaag burenfeestje, dat hij onder invloed was en dat hij per ongeluk het adres van [aangeefster] heeft opgegeven. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij per ongeluk het adres van [aangeefster] heeft opgegeven onaannemelijk.
  • Op 4 februari 2023 heeft verdachte een visitekaartje achtergelaten in de brievenbus van [aangeefster] . Deze heeft zij overhandigd aan de politie. Verdachte ontkent dit te hebben gedaan. Hij heeft wel visitekaartjes, maar deze liggen of hangen in openbare ruimtes. Volgens verdachte heeft [aangeefster] zelf een kaartje gepakt om hem te benadelen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat verdachte zijn eigen visitekaartje bij haar in de brievenbus heeft gedaan. Als [aangeefster] verdachte inderdaad had willen benadelen zou zij direct melding hebben gedaan vanwege het overtreden van het contactverbod en niet pas op 17 maart 2023.
  • Op 4 maart 2023 heeft verdachte bij [aangeefster] aangebeld en op de deurbelcamera geslagen. Er zit een foto van de deurbelcamera in het dossier. Deze foto is op de zitting getoond en verdachte heeft zichzelf, mede aan de hand van de tattoo van een lelie in zijn nek, op deze foto herkend.
  • Op 17 maart 2023 heeft verdachte een ruit van de woning van [aangeefster] vernield. Verdachte heeft dit bekend en deze gedraging is ook onderdeel van de onder feit 1 bewezenverklaarde vernieling.
Voor een bewezenverklaring van belaging in de zin van artikel 285b Wetboek van Strafrecht (Sr), moet onder meer sprake zijn van het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op een anders persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling of daarvan sprake is zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder ze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op de het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Het kan daarbij gaan om herhaling van dezelfde activiteit, maar ook om het samenstel van een variëteit aan gedragingen. Niet vereist is dat het slachtoffer ten gevolge van de inbreuk op zijn of haar persoonlijke levenssfeer iets heeft gedaan of nagelaten wat hij of zij zonder die inbreuk niet zou hebben gedaan, mits in het algemeen de inbreuk geschikt en geëigend is een bepaalde opstelling teweeg te brengen. Het oogmerk om te dwingen iets te dulden kan volgen uit de bewezenverklaarde handelingen waaruit kan worden afgeleid dat het slachtoffer geen keuze wordt gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de belager.
Verdachte heeft in een periode van twee maanden op vier verschillende momenten en manieren contact gezocht met [aangeefster] . Dit terwijl hij op 7 april 2021 is veroordeeld vanwege onder meer mishandeling en belaging van diezelfde [aangeefster] en daarbij een contactverbod opgelegd heeft gekregen voor de duur van drie jaar. [aangeefster] heeft in haar aangifte verklaard dat zij bang is dat verdachte opnieuw gewelddadig jegens haar zal worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hiervoor vastgestelde gedragen van verdachte in het licht dienen te worden gezien van deze eerdere veroordeling en dat verdachte, in strijd met het contactverbod en daarmee wederrechtelijk, stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] . Verdachte heeft [aangeefster] door zijn handelingen gedwongen te dulden dat hij opnieuw en ondanks het contactverbod contact met haar had. Hierdoor heeft hij haar ook vrees aangejaagd in die zin dat zij daardoor bang is geworden dat verdachte opnieuw gewelddadig jegens haar zou worden. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde belaging.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 17 maart 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk
- een raam, toebehorend aan [verhuurdersbedrijf] , en een raam, toebehorend aan een ander dan aan hem, verdachte, en
- een stofzuiger, toebehorend aan [persoon 1] , en
- de achterklep van een auto, toebehorend aan [persoon 2] ,
heeft vernield of beschadigd;
2.
op 17 maart 2023 te Amsterdam [aangever] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- de stofzuiger van voornoemde [aangever] vast te pakken en
- na de stofzuigerstang tegen het raam te hebben gegooid, deze opnieuw op te
pakken en dreigend op voornoemde [aangever] af te komen lopen;
3.
in de periode van 20 januari 2023 tot en met 17 maart 2023 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door:
- de politie te bellen en hen naar het adres van voornoemde [aangeefster] te sturen en
- een visitekaartje achter te laten in de brievenbus van voornoemde [aangeefster] en
- bij voornoemde [aangeefster] aan te bellen en op de deurbelcamera te slaan en
- een ruit van de woning van voornoemde [aangeefster] te vernielen door daar een stofzuigerslang tegen te gooien,
met het oogmerk voornoemde [aangeefster] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en de maatregel

8.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 194 dagen, met aftrek van voorarrest. Deze straf is gelijk aan het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 2 en 3 bewezen geachte feiten de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden zal worden opgelegd. Zij heeft verzocht om de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan te bevelen.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de oplegging van tbs met voorwaarden niet noodzakelijk is. Verdachte heeft in de periode in aanloop naar de incidenten in maart 2023 medicijnen voorgeschreven gekregen die een contra-indicatie opleveren met zijn stoornis. Inmiddels krijgt verdachte wel de juiste medicatie en heeft hij ziekte-inzicht. De raadsvrouw heeft bepleit verdachte nog een laatste kans te geven en aan hem een voorwaardelijk strafdeel met dezelfde bijzondere voorwaarden op te leggen als die door de reclassering zijn geadviseerd in het kader van de tbs met voorwaarden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van de feiten en oordeel over de op te leggen straf
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer twee maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. De belaging bestond uit het sturen van de politie naar de woning van zijn ex-vriendin, het achterlaten van een visitekaartje in haar brievenbus, het aanbellen bij haar woning en het vernielen van een raam van haar woning. Dit terwijl uit het strafblad van verdachte van 3 november 2023 blijkt dat hij op 7 april 2021 is veroordeeld tot een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf voor onder meer mishandeling en belaging van diezelfde ex-vriendin. Daarbij heeft verdachte ook een contactverbod opgelegd gekregen voor de duur van drie jaren. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een stelselmatige inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin. Daarnaast heeft verdachte een schoonmaker bedreigd met zware mishandeling en heeft hij meerdere goederen vernield. Verdachte heeft bij de schoonmaker gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Ook heeft verdachte, naast de materiële schade voor de gedupeerden van de vernielingen, voor onrust en overlast gezorgd bij omwonenden.
Verdachte verkeerde op 17 maart 2023 in een manische-psychose en wordt, zoals zal worden besproken in rubriek 8.3.2., door de rechtbank op basis van de adviezen van de deskundigen sterk verminderd toerekenbaar geacht. Daarmee rekening houdend en gelet op aard en de ernst van de feiten vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
Rapportages
Met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer kennisgenomen van de volgende stukken:
  • een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 3 november 2023;
  • een Pro Justitie psychiatrisch onderzoek van 11 oktober 2023, opgesteld door D.J. Vinkers;
  • een Pro Justitie psychologisch onderzoek van 12 oktober 2023, opgesteld door GZ-psycholoog J. Yntema;
  • een maatregelenrapport ten behoeve van tbs met voorwaarden van GGZ Fivoor van 21 november 2023, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] .
De psycholoog en psychiater hebben - kort gezegd – gerapporteerd dat verdachte lijdt aan een bipolaire stoornis type 1 en dat er aanwijzingen zijn voor verslavingsproblematiek. De psychiater heeft daarnaast vastgesteld dat sprake is van antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. In ieder geval twee weken voor 17 maart 2023, maar mogelijk nog eerder, is verdachte manisch ontregeld. Dit is mogelijk veroorzaakt door een forse overschrijding van de voorgeschreven dosis dexamfetamine in combinatie met het gebruik van alcohol en/of drugs. Door de manische ontregeling is hij de grip op de werkelijkheid verloren. De deskundigen concluderen dat er sprake is van doorwerking van de psychische stoornissen en adviseren om het bewezenverklaarde in een sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in sterk verminderde mate aan verdachte dienen te worden toegerekend.
Uit de rapportages van zowel de psychiater als de psycholoog blijkt dat het risico op recidive van bedreiging, belaging en vernieling als hoog wordt ingeschat met daarnaast een duidelijk geweldscomponent, indien verdachte onbehandeld zou terugkeren in de maatschappij. De voornaamste risicofactor is het risico op een manische ontregeling wanneer verdachte de voorgeschreven medicatie niet inneemt en/of middelen (alcohol, drugs en/of medicatie) misbruikt. Verdachte is zeer verslavingsgevoelig en impulsief, wat risicofactoren voor middelengebruik zijn. Wanneer hij manisch ontregelt, vertoont hij zeer ontremd gedrag en is er sprake van weinig tot geen ziekte-inzicht en behandelmotivatie. Beide gedragsdeskundigen hebben een tbs met voorwaarden geadviseerd.
Psycholoog Yntema heeft hiertoe onder meer het volgende overwogen:
“Gezien betrokkenes bipolaire I stoornis en de aanwijzingen voor middelenproblematiek, de
doorwerking daarvan in het ten laste gelegde en in combinatie met het hoge recidiverisico,
maakt dat er gesproken kan worden van een behandelnoodzaak. Een intensieve behandeling is
geïndiceerd, mede vanwege het onvoldoende effectief blijken van eerdere ambulante behandeltrajecten en het klinisch ingezette traject. De inschatting is dat een meer langdurige en intensievere behandeling met een stok achter de deur nodig zal zijn om langetermijneffecten te kunnen bewerkstelligen. Een intensieve klinische behandeling kan zich richten op het stabiliseren c.q. optimaliseren van betrokkenes toestandsbeeld, verdere diagnostiek naar eventueel onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en trauma en het ombuigen van disfunctionele cognitieve schema’s en het behandelen van zijn verslavingsgevoeligheid.
Gezien de reeds uitgebreide (en beperkt effectieve) hulpverleningsgeschiedenis van betrok-
kene wordt ingeschat dat betrokkene langdurige zorg behoeft. Wat in beginsel voornamelijk
van belang wordt geacht is dat betrokkene op een veilige en stabiele afdeling kan verblijven
waar duidelijke structuur en regels gehanteerd worden zoals in een Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK). Behandeling dient zich op betrokkenes multiple problematiek te richten, waarbij aandacht aan en medicatie, de stoornissen in middelengebruik en traumagerelateerde problematiek wordt besteed. Hierbij is het van belang dat betrokkene abstinent blijft, voor haar bipolaire I stoornis behandeld kan worden en goed op medicatie kan worden ingesteld. De bipolaire I stoornis vergt een intensieve behandeling, waarin ook gekeken zal moeten worden naar de risico’s op eventuele psychotische ontregeling. Voorts dient de behandeling zich te richten op het aanleren van adequate copingstrategieën en op het vergroten van betrokkenes sociale zelfredzaamheid. Tot slot kan er in deze stabiele omgeving binnen de klinische opname verdere diagnostiek worden gedaan naar eventuele onderliggende persoonlijkheidsproblematiek.
Gezien het eerdere tekortschieten van zowel klinische als ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde, in combinatie met het hoge recidiverisico, is het van belang dat betrokkenes behandeling in een stevig kader wordt vormgegeven. Het advies is daarom om de behandeling binnen het kader van een TBS met voorwaarden te laten plaatsvinden. Een zorgmachtiging krachtens de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (WVGZZ) op grond van artikel 2.3 Wet Forensische Zorg (WFZ) is eveneens overwogen; dit geeft echter een periode van een half jaar waarin aan betrokkene door de strafrechter behandeling kan worden opgelegd. Dit wordt onvoldoende geacht om de stabiliteit en behandeltrouw bij betrokkene te bewerkstelligen die noodzakelijk is voor het verminderen van het recidiverisico. Zodoende lijkt een TBS met voorwaarden een passender kader, waarbij betrokkene gedurende langere tijd de noodzakelijke behandeling kan krijgen om bovengenoemde behandeldoelen te realiseren. Behandeling van betrokkene dient bij aanvang klinisch te starten. Dit zou gerealiseerd kunnen worden vanuit een forensische setting zoals een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) waar hij thans is geplaatst. Het beveiligingsniveau van een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) is nodig, gelet op de hoge kans op recidive. Om die reden wordt het beveiligingsniveau van een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of een GGZ instelling als onvoldoende beoordeeld. Gezien dat betrokkene zo geïnstitutionaliseerd is, moet hij langzaam weer resocialiseren. Hierop zou hij gefaseerd terug kunnen keren naar de maatschappij en kunnen toe werken naar zelfstandig wonen en het zoeken van een baan. Dit kan in een stevig en langdurig kader zodat hij goed gevolgd kan worden. De verwachting van onderzoeker is dat betrokkene zich voor deze behandeling zal inzetten waardoor een TBS met dwangverpleging als een brug te ver wordt gezien.”
Uit de rapportage van psychiater Vinkers blijkt verder:
“Betrokkene zou klinisch of begeleid moeten worden behandeld in een klinische omgeving, waarbij er ook toezicht is op medicatie (momenteel krijgt hij alleen orale antipsychotica en dat is in een ambulante setting moeilijk te controleren– beter zou het zijn als hij een depot zou krijgen met toezicht op toediening of een stemmingsstabilisator met spiegelcontroles.).
Behandeling en begeleiding bij de “reguliere GGZ” heeft in het verleden niet voldoende geholpen om het risico op recidive te voorkomen. Zelfs de eerdere klinische opnames bij de FPA van GGZ [plaatsnaam] (als bijzondere voorwaarde) waren onvoldoende stringent om te leiden tot een werkelijke verbetering van het toestandsbeeld en behandeling van betrokkene. Ambulante behandeling, bv. bij een FACT team, is te vrijblijvend omdat betrokkene zijn eigen koers zal blijven houden, bijvoorbeeld m.b.t. medicatiebeleid. Stimulantia en antidepressiva en verslavende middelen zijn uit den boze door zijn bipolaire stoornis. Betrokkene zal tevens gecontroleerd moeten worden op middelengebruik. Een zorgmachtiging is ook onvoldoende om het risico op recidive te verminderen voor de langere termijn. De duur van een zorgmachtiging is te kort, waardoor er een risico is dat betrokkene weer terugvalt. Bovendien is de “reguliere GGZ” niet geschikt. Gezien het hoge risico op recidive en het eerdere tekortschieten van zowel klinische als ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde, adviseert onderzoeker om betrokkene een TBS maatregel met voorwaarden op te leggen. Het is duidelijk dat een vrijblijvende behandeling, ook met een zorgmachtiging, niet gaat leiden tot een structurele verbetering van de situatie. Dat levert waarschijnlijk alleen een herhaling van zetten op.”
De rechtbank vindt het van belang om het volgende op te merken over het rapport van de psychiater. De psychiater heeft verdachte reeds in april 2023 bezocht toen hij nog manisch-psychotisch was. Op 28 augustus 2023 is verdachte opnieuw bezocht. Verdachte was toen een stuk rustiger en meer helder dan bij de eerdere gesprekken. Ook is er recent telefonisch contact geweest met de FPK waar verdachte verblijft. Ondanks dat verdachte dus inmiddels ingesteld was op andere medicatie en stabiel was, is de psychiater niet afgeweken van zijn advies dat tbs met voorwaarden noodzakelijk is.
De reclassering heeft in het advies van 21 november 2023 van [reclasseringswerker] voorwaarden opgesteld die bij een tbs-maatregel kunnen worden opgelegd naar aanleiding van voornoemde rapportages van Vinkers en Yntema. De reclassering schaart zich achter de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs ten aanzien van het hoge recidiverisico en de noodzaak van de oplegging van tbs met voorwaarden. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is zich aan de voorwaarden te houden, indien de rechtbank aan hem tbs met voorwaarden oplegt.
Verklaring van de deskundige ter zitting
De reclasseringswerker [reclasseringswerker] , gehoord als deskundige op de zitting, heeft het maatregelenrapport nader toegelicht en bevestigd. Om verdachte stabiel te houden is het, gezien de ernst van zijn bipolaire stoornis, allereerst van groot belang dat verdachte goed ingesteld blijft op medicatie. Het is jammer dat verdachte naar eigen zeggen niet goed tegen Lithium kan, want dit medicijn heeft wel de voorkeur. Hij doet het nu goed op Olanzapine (antipsychoticum). Het innemen van medicatie en eerdere ambulante begeleiding en behandeling zijn niet voldoende gebleken. Er is meer nodig. Er sprake van een behandelnoodzaak, waarbij een langdurige intensieve behandeling zich kan richten op onder meer diagnostiek naar eventueel onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en trauma en verdachte adequate copingstrategieën kan aanleren. Volgens de Pro Justitia rapporteurs is een ambulante setting daarvoor onvoldoende. De reclassering sluit zich hierbij aan. Dit heeft te maken met het hoge recidiverisico en het geadviseerde beveiligingsniveau van een FPK. Als verdachte ontregelt, dan is sprake van een forse ontregeling waarbij hij agressief kan worden. Tbs met voorwaarden biedt een aantal voordelen, waaronder de mogelijkheid van een time-out, omzetting naar dwangverpleging en een meer gecontroleerde uitstroom. De consequenties van het niet opvolgen van de voorwaarden zijn groter, daarmee is de stok achter de deur forser en dit heeft verdachte nodig om mee te blijven werken in de toekomst.
8.3.3.
Oordeel over de op te leggen maatregel
Tbs met voorwaarden
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs met voorwaarden is voldaan: de onder 2 en 3 bewezen geachte feiten zijn misdrijven die worden genoemd in artikel 37a lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht en tijdens het begaan van deze feiten bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van reclassering is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de oplegging van deze maatregel vereist en dat niet kan worden volstaan met een minder stringent kader in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel met gelijkluidende bijzondere voorwaarden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft vanwege zijn ernstige problematiek een langdurige, intensieve klinische behandeling nodig op een afdeling met een hoog beveiligingsniveau. Er is sprake van een lange psychiatrische voorgeschiedenis, met meerdere klinische en ambulante behandelingen als bijzondere voorwaarden, waarbij zich meerdere instabiele periodes van ontregeling hebben voorgedaan. Dit is met name veroorzaakt doordat verdachte zich heeft verzet tegen de diagnose bipolaire 1 stoornis, zijn wisselende behandelmotivatie, doordat verdachte zich onttrekt aan behandelingen en doordat hij zelfstandig stopt met de voorgeschreven medicatie (bv.
Lithium, stemmingsstabilisator), in combinatie met alcohol-, drugs- en/of overmatig medicatiegebruik (
Dexamfetamine, ADHD-medicatie). Verdachte zou naar eigen zeggen niet goed tegen Lithium kunnen, maar de rechtbank ziet dit niet terug in de rapportages. Ook weigert hij - nog steeds - het advies om een andere stemmingsstabilisator in te nemen (bv.
Depakine) terwijl dit wel is aangewezen. Verdachte wijdt de meest recente manische ontregeling aan het feit dat hij tijden verkeerde medicatie heeft voorgeschreven gekregen die contra-geïndiceerd zouden zijn met zijn bipolaire stoornis (namelijk
Dexamfetamine). Weliswaar is de huidige medicatie (
Olanzapine(antipsychoticum) en zo nodig
Lorazepam) passender bij het ziektebeeld van verdachte, maar het is de rechtbank wel opgevallen dat verdachte lange tijd wel stabiel is geweest op de voorgaande voorgeschreven medicatie. De manisch-psychotische ontregeling vanaf ongeveer januari 2023 is ontstaan doordat verdachte wederom stopte met zijn medicatie, en omdat sprake was van een forse overschrijding van de destijds voorschreven dosis Dexamfetamine al dan niet in combinatie met wederom alcohol en/of drugsgebruik. Inmiddels is verdachte weer gestabiliseerd en toont hij tekenen van ziekte-besef en -inzicht. Hij erkent zijn bipolaire stoornis en is bereid daarvoor medicatie in te nemen. De rechtbank vindt deze ontwikkeling positief maar ook nog erg pril en broos. Het probleembesef is nog niet voldoende. Verdachte is van mening dat enkel het innemen van medicatie waardoor hij stabiel is, voldoende is en hij heeft op de zitting aangegeven zo snel mogelijk uit de FPK te willen vertrekken. Het is de rechtbank op basis van de rapporten echter duidelijk geworden dat er meer nodig is om recidive te voorkomen en langetermijneffecten te kunnen bewerkstellingen, namelijk langdurige intensieve behandeling en begeleiding. Het is de rechtbank ook gebleken dat als verdachte ontregelt, sprake is van een heftige ontregeling waarbij hij niet meer weet wat hij doet. Hierom is ook een hoog beveiligingsniveau geïndiceerd. Daarbij komt dat verdachte niet in staat is gebleken eerder aan de bel te trekken als hij voelt dat het niet goed met hem gaat. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het dan ook noodzakelijk dat de behandeling en begeleiding plaatsvindt in een stevig kader, namelijk tbs met voorwaarden, en niet in voorwaardelijk strafkader, dat eerder niet afdoende is gebleken.
Tbs met voorwaarden biedt ten opzichte van een voorwaardelijk strafdeel een aantal voordelen waardoor de noodzakelijke zorg, begeleiding en beveiliging van de maatschappij ook gegarandeerd blijft als verdachte zich niet zou houden aan de voorwaarden en/of (heftig) zou ontregelen. Zo biedt de maatregel van tbs met voorwaarden de mogelijkheid van een langdurige eerst klinische en daarna ambulante behandeling met eventueel een time-out en kan de tbs met voorwaarden in het uiterste geval (tijdelijk) worden omgezet naar dwangverpleging. Daarnaast biedt tbs met voorwaarden een meer gecontroleerde en geleidelijke uitstroom en resocialisatie dan bij bijzondere voorwaarden het geval is. Ook is de verlofopbouw strikter geregeld. De consequenties van het niet opvolgen van de voorwaarden zijn groter, daarmee is de stok achter de deur forser en dit heeft verdachte nodig om mee te blijven werken in de toekomst.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat tbs met voorwaarden passend en geboden is en zal zij dit opleggen.
Gemaximeerde TBS ingeval van omzetting
Ingeval van omzetting naar TBS met dwangverpleging is de maximale duur van de dwangverpleging beperkt tot vier jaar (in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht), omdat de bewezenverklaarde feiten geen misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dadelijk uitvoerbaarheidHet is, onder meer gelet op het risico op recidive, en vanwege de omstandigheid dat verdachte reeds verblijft in de FPK, onwenselijk dat er een toezichtloze periode ontstaat tussen de beëindiging van de voorlopige hechtenis en de start van de tbs met voorwaarden. Gelet op het bepaalde in artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht, beveelt de rechtbank dan ook dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

9.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [persoon 1]

De benadeelde partij [persoon 1] vordert namens [B.V.] € 117,18 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en vraagt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist, behalve dat de raadsvrouw heeft bepleit - conform het voorstel van de officier van justitie - dat het schadebedrag exclusief BTW dient te worden toegewezen, omdat het schadebedrag wordt gevorderd namens het bedrijf en het bedrijf de BTW kan terugkrijgen. De rechtbank volgt de officier van justitie en raadsvrouw hierin en wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 96,84, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige worden afgewezen.
In het belang van [persoon 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan hem, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38e, 57, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3
belaging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
ten aanzien van feit 2 en 3
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
Als algemene voorwaarden
  • Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere het volgende in:
o veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering, de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
o veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
o veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
o veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
o veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
 Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Als bijzondere voorwaarden
  • Veroordeelde laat zich opnemen in een FPK, FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • Veroordeelde laat zich behandelen door Forensische Polikliniek Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • Indien daartoe aanleiding is, zoals in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld of bij een terugval in middelengebruik, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een FPK, een FPA of soortgelijke instelling. De reclassering kan daartoe een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen (op grond van artikel 6:6:10a Sv), de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, tot maximaal 14 weken per jaar;
  • Veroordeelde heeft eigen huisvesting. Mocht hij deze verliezen, dan verblijft hij in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start als hij zijn eigen huisvesting zou verliezen. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangeefster] (geboren op [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
  • Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering Inforsa opdracht toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Vordering tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 96,84 (zesennegentig euro en vierentachtig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 maart 2023) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van benadeelde partij voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 96,84 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 maart 2023) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. C.W. Bianchi en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2023.
[…]