ECLI:NL:RBAMS:2023:7824

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
13-211468-23 en 13-259484-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van diefstal met geweld van een tas, met toepassing van volwassenenstrafrecht en bijzondere voorwaarden

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die op 20 augustus 2023 samen met een ander een tas met inhoud heeft gestolen van een aangeefster in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van geweld, de tas met geweld van de arm van de aangeefster heeft getrokken. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van diefstal met geweld gegrond op de gedeeltelijk bekennende verklaring van de verdachte en de verklaringen van de aangeefster. De officier van justitie had gevorderd dat het volwassenenstrafrecht zou worden toegepast, terwijl de verdediging pleitte voor toepassing van het jeugdstrafrecht, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft echter besloten om het volwassenenstrafrecht toe te passen, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 46 dagen jeugddetentie, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf bevolen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de impact van het delict op het slachtoffer en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/211468-23 en 13/259484-22 (tul)
Datum uitspraak: 6 december 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. de Wit, naar voren hebben gebracht.

2. Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 20 augustus 2023 in Amsterdam samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een tas (met inhoud) van [aangeefster] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1en geldt als hier ingevoegd.

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

4.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
4.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde feit.
4.3. Oordeel van de rechtbank
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de gedeeltelijk bekennende verklaring van verdachte, kan het tenlastegelegde worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij samen met de medeverdachte de tas van aangeefster, met daarin onder andere een portemonnee met pasjes, heeft gestolen. Verdachte heeft verklaard dat zij van tevoren gezamenlijk overleg hebben gevoerd over wie de tas zou stelen, dat hij uiteindelijk heeft besloten tot de wegnemingshandeling over te gaan en dat hij de tas daarna aan de medeverdachte heeft gegeven. Verdachte ontkent dat hij tijdens het wegnemen van de tas geweld heeft gebruikt. De rechtbank vindt dit wel bewezen. Aangeefster heeft hierover verklaard dat verdachte zo hard de tas van haar rechterarm trok dat hierdoor de handvaten van de tas achterbleven in haar hand. In het dossier zit ook een foto waarop de kapotte tas - zonder handgrepen - is te zien.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 20 augustus 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een tas met inhoud, te weten onder andere een portemonnee met pasjes, die toebehoorden aan [aangeefster] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- gezamenlijk overleg te voeren omtrent het wegnemen van de tas en
- de tas van de arm van voornoemde [aangeefster] te grissen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6. De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

7. Motivering van de straf

7.1. Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast, zoals geadviseerd in het meest recente reclasseringsadvies. Er is inmiddels een zorgteam rondom verdachte gecreëerd met professionals (deels) vanuit het volwassen zorgcircuit. Bovendien heeft verdachte zelf aangegeven geen behoefte (meer) te hebben aan contact met jeugdzorg. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 56 dagen, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2. Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in tegenstelling tot de officier van justitie, bepleit dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Verdachte is 18 jaar oud en een kwetsbare jongen. Tijdens zijn voorarrest is verdachte conform het advies geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting (hierna: JJI). Mocht aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf worden opgelegd en mocht hij zich niet aan de voorwaarden houden, dan zal hij wederom in een JJI moeten worden geplaatst. Dat is passend. De volwassenreclassering kan ook worden betrokken bij een straf binnen het jeugdstrafrecht, dus dat is geen reden om het jeugdstrafrecht niet toe te passen. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte 46 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, op te leggen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1. Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Uit het dossier volgt dat verdachte de tas van het slachtoffer heeft weggenomen, terwijl zij na afloop van haar werk en kort voor middernacht zat te wachten bij de tramhalte. Daarbij heeft hij (licht) geweld gebruikt door de tas van de arm van het slachtoffer te grissen. Verdachte en zijn mededader hebben enkel oog gehad voor hun eigen financiële gewin en hebben geen rekening gehouden met de impact van hun handelen op het slachtoffer. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij heel erg bang was. Het is algemeen bekend dat een gebeurtenis zoals hiervoor omschreven grote impact kan hebben op het slachtoffer en ook voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgt in de maatschappij. Uit het strafblad van verdachte van 3 november 2023 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het (mede)plegen van een straatroof en dat hij daarvoor nog in een proeftijd liep. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw een soortgelijk feit te plegen.
7.3.2. Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 21 november 2023 ontvangen rapport van Reclassering Inforsa. Dit rapport houdt - zakelijk weergegeven – in dat verdachte tijdens zijn detentieperiode verbleef op de afdeling voor ernstige crisis (FOBA), onderdeel van [JJI] . De voorlopige hechtenis van verdachte is per 5 september 2023 geschorst en daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld (meldplicht, opname in een zorginstelling en ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname). Verdachte is vanuit de JJI overgebracht naar de High Care (HIC) afdeling van [kliniek] . Verdachte is bekend met psychoses en heeft hiervoor medicatie voorgeschreven gekregen. Vermoedelijk ligt het niet nemen van de voorgeschreven medicatie in combinatie met cannabisgebruik ten grondslag aan de decompensatie. Vanwege een geweldsincident is verdachte overgeplaatst naar de afdeling Hoog Intensieve Beveiligde Zorg (HIBZ) van [reclassering] . Vanaf eind oktober 2023 tot 20 november 2023 verbleef verdachte op de High Intensive Care+ (HIC+) afdeling van [kliniek] . Het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte is dusdanig gestabiliseerd, waardoor een klinische behandeling niet lang geïndiceerd is. De klinische opnames hebben plaatsgevonden op basis van een zorgmachtiging (ZM). Deze is afgegeven tot 14 maart 2024. Het betrokken Forensisch Jeugd Team (FJT) van Inforsa heeft aangegeven dat er een verlenging van de ZM zal worden aangevraagd en de kans dat deze verlenging zal worden afgegeven is zeer reëel. Volgens de reclassering is een woonplek met meer structuur, meer begeleiding een strakker kader wenselijk om het recidiverisico te verminderen. Tot op heden is de juiste plek nog niet gevonden, waardoor verdachte op 20 november 2023 is teruggekeerd naar zijn beschermde woonplek van [zorginstelling] op [straatnaam] .
Zowel het algemeen recidive risico als het risico op letselschade worden door de reclassering ingeschat op gemiddeld-hoog. Uit eerdere rapporten van de reclassering komt naar voren dat er ernstige zorgen zijn over het sociale netwerk van verdachte. Naast een andere beschermde woonplek zou behandeling gericht op delictpreventie en behandeling gericht op cannabisgebruik in combinatie met psychosegevoeligheid passend zijn om de risico’s op recidive en decompensatie te verminderen. Het risico op onttrekking wordt ingeschat als gemiddeld. Er is al een netwerk van professionals betrokken die verdachte goed in beeld hebben. Er is een constructieve samenwerking opgezet waarmee verdachte veel ondersteuning kan krijgen om stappen naar positieve gedragsverandering te zetten. Vanuit de ZM is dwang op depotmedicatie en kan verdachte klinisch worden opgenomen bij psychiatrische decompensatie. Volgens de reclassering is naast dit zorgkader gericht op de psychiatrische- en de gedragsproblematiek van verdachte, een justitieel kader in de vorm van reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden nodig. Vanuit een toezicht kan worden gezocht naar een beschermde woonplek gericht op forensische problematiek en kan behandeling gericht op delict preventie worden ingezet.
De reclassering sluit zich aan bij het advies van Blijvend Veilig (jeugdreclassering) om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Pedagogische beïnvloeding binnen een jeugdreclasseringsmaatregel heeft onvoldoende effect gehad. Verdachte staat sinds oktober 2022 onder toezicht en begeleiding van Blijvend Veilig inzake parketnummer 13/259484-22. Op 1 februari 2023 is verdachte 18 jaar geworden en in augustus 2023 is verdachte in het kader van deze zaak als volwassene in aanraking gekomen met justitie. Sindsdien heeft Blijvend Veilig weinig contact gehad met verdachte. Verdachte heeft na zijn arrestatie aangegeven hier geen behoefte (meer) aan te hebben. Bovendien is er inmiddels een zorgteam rondom verdachte gecreëerd met professionals (deels) vanuit het volwassen circuit. Blijvend Veilig adviseert om een eventuele reclasseringsmaatregel te beleggen bij Stichting verslavingsreclassering Inforsa. Daarnaast adviseert Blijvend Veilig om aan verdachte een taakstraf op leggen in de vorm van een werk- en/of leerstraf. Hij heeft op dit moment geen zinvolle dagbesteding.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
7.3.3. Straf
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. Anders dan de reclassering heeft geadviseerd, ziet de rechtbank wel aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Op de zitting heeft de rechtbank een kwetsbare jongen gezien van 18 jaar oud, die beïnvloedbaar is en pedagogisch gezien nog niet uitontwikkeld is. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte nog veel moet leren en veel begeleiding door volwassenen nodig heeft. Mocht verdachte zich eventueel niet houden aan voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk straf, dan vindt de rechtbank het ook passend dat verdachte in een JJI zal worden geplaatst en niet in een volwassenen gevangenis. Het feit dat verdachte al is ingebed in zorg bij professionals (deels) uit het volwassen circuit, is voor de rechtbank geen reden om het jeugdstrafrecht niet toe te passen. Ook bij een straf binnen het jeugdstrafrecht kan worden bepaald dat het toezicht zal worden uitgevoerd door de volwassenreclassering.
De oriëntatiepunten die de rechtbanken hebben vastgesteld voor de aan jeugdigen op te leggen straffen voorzien in het geval van een diefstal met geweld, in een werkstraf voor de duur van 60 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie voor de duur van een maand. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat sprake is van recidive. Alles tezamen vindt de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 46 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden. Het toezicht zal worden uitgevoerd door de volwassenreclassering.

8. Vordering tenuitvoerlegging (tul)

Bij de stukken bevindt zich de op 15 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/259484-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 8 maart 2023 van de kinderechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 48 uren niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te bevelen, zodat verdachte de consequentie voelt van het feit als hij zich niet aan de aan hem opgelegde algemene voorwaarde houdt. Ook wordt op deze manier invulling gegeven aan het advies van de jeugdreclassering om verdachte een werkstraf uit te laten voeren, omdat hij op dit moment geen zinvolle dagbesteding heeft. Gelet op de strafoplegging in de nieuwe strafzaak (13/211468-23), zoals naar voren komt uit de inhoud van dit vonnis, bestaande uit een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, zullen de capaciteiten van verdachte met het uitvoeren van een werkstraf van 48 uren niet worden overvraagd.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
46 (zesenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
groot (dertig) 30 dagen, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij de reclassering

De veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien de veroordeelde in een kliniek verblijft, bezoekt de reclassering de veroordeelde in de kliniek.

2.Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

3.Ambulante behandeling

De veroordeelde laat zich behandelen door het Forensisch Jeugd Team van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

4.Dagbesteding

De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding met een vaste structuur.

5.Meewerken aan middelencontrole

De veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol en middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de (volwassen) reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid Sr, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.

Vordering tul

Gelastde tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis van 8 maart 2023 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde een werkstraf van 48 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 24 dagen.
Voorlopige hechtenis
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. C.W. Bianchi en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2023.
[…]