ECLI:NL:RBAMS:2023:7817

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
13/184752-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor medeplegen van mishandeling in familiesfeer

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van mishandeling. De feiten vonden plaats op 22 maart 2022 in Amsterdam, waar de verdachte samen met zijn schoonvader en zwager naar de woning van zijn schoonmoeder ging. Het doel was om het slachtoffer, de nieuwe partner van zijn schoonmoeder, uit de woning te zetten. Tijdens deze confrontatie ontstond een schermutseling waarbij het slachtoffer werd mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft vastgehouden en een knietje in de maag heeft gegeven, terwijl anderen ook betrokken waren bij de mishandeling. De rechtbank achtte het medeplegen van mishandeling bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op zwaar letsel. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als minder zwaar beoordeeld in vergelijking met zijn medeverdachten.

De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf van 80 uur geëist. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door de ernst van de feiten en de rol van de verdachte, die geen eerdere strafbare feiten had gepleegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak op tegenspraak hebben behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.184752.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/184752-22
Datum uitspraak: 7 december 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Braber, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Bouwman, die waarneemt voor mr. L.M.M. Weyers, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 13/099211-22).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 22 maart 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van mishandeling van [slachtoffer] , subsidiair medeplichtigheid hieraan.
2. medeplegen van poging zware mishandeling van [slachtoffer] , subsidiair medeplichtigheid hieraan.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt in de zin dat verdachte als medepleger van de mishandeling moet worden aangemerkt en als medeplichtige van de poging tot zware mishandeling.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor het onder 2 ten laste gelegde. De verdediging refereert zich voor de onder 1 ten laste gelegde mishandeling aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft het slachtoffer niet geslagen of geschopt maar wel vastgehouden. Daarbij is mogelijk een knie tegen het lichaam van het slachtoffer aangekomen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
4.3.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Nadat verdachte op de hoogte was geraakt van de zelfmoordpoging van zijn schoonmoeder [naam schoonmoeder] , is hij op 22 maart 2022, samen met zijn schoonvader [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en zwager [naam zwager] (hierna: [naam zwager] ), naar de woning van zijn schoonmoeder gegaan. Daar woont ook de zoon van zijn schoonmoeder en [medeverdachte] , [naam zoon] . In die woning verbleef het slachtoffer, de nieuwe partner van zijn schoonmoeder. Het doel van hun bezoek was om het slachtoffer uit haar woning te krijgen. In deze woning is een schermutseling ontstaan tussen in ieder geval verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aan de ene kant en het slachtoffer aan de andere kant. De rechtbank gaat uit van de lezing van het slachtoffer. Medeverdachte [medeverdachte] sprong op het slachtoffer waardoor zij beiden op de grond vielen. Medeverdachte [medeverdachte] lag bovenop hem en verdachte en [naam zwager] gingen vervolgens bovenop hem zitten. Het slachtoffer kreeg een paar klappen van verdachte en [medeverdachte] en vervolgens duwde medeverdachte [medeverdachte] zijn vingers in de ogen van het slachtoffer. Verdachte gaf hem een knietje in zijn maag en kneep zijn keel dicht. Medeverdachte [medeverdachte] heeft het slachtoffer hierna met een schaar op meerdere plekken in zijn lichaam geprikt. Buiten de woning heeft het slachtoffer ook nog klappen gehad van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Vrijspraak van medeplegen / medeplichtigheid poging zware mishandeling (feit 2)
4.3.2
De vraag is of kan worden bewezen dat verdachte samen met een ander of anderen heeft geprobeerd om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer toe te brengen, kort gezegd door met een schaar in zijn oog te steken en zijn keel dicht te knijpen.
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte zijn keel heeft dichtgeknepen. Dit wordt ook door een van de getuigen gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier weliswaar aanleiding om aan te nemen dat verdachte de keel van het slachtoffer dichtkneep maar biedt dat te weinig informatie over de precieze omstandigheden om te kunnen vaststellen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar letsel. Niet alleen kan niet worden vastgesteld met welke kracht verdachte de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, maar ook niet hoelang hij dat heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat dit met zich meebrengt, dat niet kan worden vastgesteld dat er door het dichtknijpen van de keel sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, zodat het tenlastegelegde medeplegen van en de medeplichtigheid aan de poging tot zware mishandeling voor wat betreft het dichtknijpen van de keel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank stelt verder vast dat in de bewijsmiddelen onvoldoende steun is te vinden dat medeverdachte [medeverdachte] met een schaar in het oog van het slachtoffer heeft gestoken. Het slachtoffer heeft dit weliswaar verklaard en volgens de politie heeft het slachtoffer een op een steekwond lijkende snee in zijn ooglid, maar de GGD-arts rept hier met geen woord over in de letselverklaring. In de letselverklaring wordt slechts gesproken over oppervlakkige huidbeschadigingen
ophet ooglid. Bovendien staat in de letselverklaring dat het letsel slechts ‘mogelijk’ past bij de toedracht die het slachtoffer beschrijft. De rechtbank heeft met betrekking tot feit 1 al bewezen verklaard dat verdachte ook in de ogen van het slachtoffer drukte welk handelen evengoed letsel nabij het oog kan hebben veroorzaakt. Hoewel er aanwijzingen zijn dat verdachte tijdens de mishandeling ook een schaar in handen had heeft de rechtbank niet de overtuiging dat medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer met een schaar in zijn ogen heeft gestoken.
De rechtbank zal verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen/medeplichtigheid poging zware mishandeling.
Medeplegen mishandeling
4.3.3
De rechtbank acht gelet op de aangifte van het slachtoffer, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] bewezen dat verdachte het slachtoffer in vereniging heeft mishandeld. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en van een gezamenlijke uitvoering. Zij zijn tezamen naar de woning van het slachtoffer gegaan waarna het slachtoffer in en buiten zijn woning is mishandeld. Verdachte heeft daarbij een rol gespeeld door het slachtoffer vast te houden en een knietje in de maag te geven. Het slachtoffer is ook geslagen en gestompt, zijn keel is dichtgeknepen en er is met vingers in zijn ogen gedrukt. Uiteindelijk is hij door de daders zijn woning uitgewerkt. Hij heeft hierbij letsel opgelopen zoals blijkt uit de letselverklaring.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

1 primair:
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 22 maart 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk mishandelend op [slachtoffer] is gesprongen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en
hebben geroepen: “Jongens, pak hem, hou hem vast” en
op die [slachtoffer] zijn gaan zitten en
die [slachtoffer] hebben vastgehouden en
die [slachtoffer] hebben geslagen en gestompt en
het hoofd van die [slachtoffer] hebben vastgepakt en vastgehouden en
een of meer vingers in de ogen van die [slachtoffer] hebben gedrukt en
(daarbij) hebben gezegd: “Ken je mij, weet je wie ik ben, kijk mij eens aan” en
die [slachtoffer] een knietje in de maag hebben gegeven en
de keel van die [slachtoffer] hebben dichtgeknepen en
op moment dat die [slachtoffer] buiten de woning aan de [adres woning] stond, die [slachtoffer] meermaals hebben geslagen en gestompt waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1 primair bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair en 2 subsidiair zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet aan verdachte een taakstraf van 80 uur worden opgelegd, met het bevel, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen. Dit is een lagere straf dan gevorderd in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] en dat heeft te maken met de kleinere rol van verdachte bij de mishandeling.
9.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de voorgeschiedenis en de familiaire verhoudingen. De raadsvrouw heeft verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan verdachte in voorarrest heeft gezeten en volgens haar is een taakstraf in deze zaak een passende straf. In het geval er een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd verzoekt zij de proeftijd te beperken tot één jaar.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling. De rechtbank is zich bewust van de spanningen die er in de familie waren en de bedreigingen die het slachtoffer een week voorafgaande aan de mishandeling heeft geuit, onder andere jegens verdachte. Het slachtoffer is hier op 9 september 2022 voor veroordeeld. Dat neemt niet weg dat verdachte, in plaats van de daartoe geëigende weg te kiezen, voor eigen rechter heeft gespeeld. Nadat bekend was geworden dat zijn schoonmoeder [naam schoonmoeder] een zelfmoordpoging had gedaan, is verdachte samen met zijn schoonvader [medeverdachte] en zwager [naam zwager] verhaal gaan halen bij het slachtoffer. Zij zijn naar het huis van [naam schoonmoeder] gegaan, waar ook het slachtoffer verbleef, met het doel om hem uit het huis te zetten. Die situatie is uiteindelijk geëscaleerd waarna de mishandeling van het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Het handelen van verdachte en medeverdachte(n) heeft pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Dat rekent de rechtbank verdachte aan. De rechtbank betrekt bij het bepalen van de straf ook het feit dat de rol van verdachte minder is geweest dan zijn mededader(s).
Persoon van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is geen advies van de reclassering aangevraagd. Er is dan ook geen sprake van een strafadvies en voor wat betreft de informatie over de persoonlijke omstandigheden gaat de rechtbank uit van hetgeen verdachte daar zelf ter terechtzitting over heeft verteld. Hij heeft zijn leven op orde. Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft ter terechtzitting ook aangegeven hier veel spijt van te hebben. Hij komt daarin oprecht over. Bovendien is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Hij heeft een blanco strafblad. De rechtbank houdt daar ten voordele van verdachte rekening mee.
Strafoplegging
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 40 uren in het geval van verdachte passend is. De rechtbank zal bevelen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag op de taakstraf in mindering wordt gebracht. Dit is een lagere taakstraf dan die de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank alleen het medeplegen van mishandeling bewezen acht. De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de taakstraf ook nog een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank verwacht niet dat verdachte nog een keer op deze manier de fout zal ingaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair:Medeplegen van mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
40 (veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 (twintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M. Vermolen voorzitter,
mrs. A.L. op ’t Hoog en C.A.R. Bleijendaal rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.E. Leyten griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2023.